SRU-HvJ-2021-70

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer A 830
  • Uitspraakdatum 16 juli 2021
  • Publicatiedatum 10 augustus 2023
  • Rechtsgebied Ambtenarenrecht
  • Inhoudsindicatie

    Een minnelijke regeling is uitgebleven aangezien de contouren van kennelijk onoverbrugbare bureaucratische hobbels binnen het ambtelijke zichtbaar waren geworden. De Staat heeft de grondslag van het gevorderde niet weersproken en heeft de gevolmachtigde van de Staat verklaard dat laatstgenoemde niet afwijzend staat tegenover toewijzing van het gevorderde en dat een eventueel veroordelend vonnis zaken in een stroomversnelling zou kunnen doen geraken voor verzoekster. De betreffende vordering is indachtig het vorenstaande toegewezen.

Uitspraak

A.C.
A-830

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME IN AMBTENARENZAKEN

In de zaak van

[Verzoekster],
wonende te [plaats],
verzoekster, hierna aangeduid als “ [verzoekster] ”,
gemachtigde: mr. R.E.W. Truideman, advocaat,

tegen

DE STAAT SURINAME,
meer in het bijzonder het Ministerie van Justitie en Politie,
zetelende te Paramaribo,
rechtspersoon, in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie van Suriname,
kantoorhoudende te zijner Parkette aan de Limesgracht no. 92 te Paramaribo,
verweerder, hierna aangeduid als “de Staat”,
gevolmachtigde: [naam 1], vervolgingsambtenaar,

spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende door het Hof van Justitie (hierna: het Hof) op de voet van artikel 79 van de Personeelswet (hierna: Pw) als gerecht in ambtenarenzaken gewezen vonnis uit.

Vooraf:

In deze zaak is er op 19 maart 2021 een tussenvonnis gewezen en uitgesproken.

  1. Het verdere procesverloop

Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:

  • de gehouden comparitie van partijen de dato 24 juni 2021;
  • de rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis was hierna aanvankelijk bepaald op 06 augustus 2021 doch bij vervroeging op heden.
  1. De verdere beoordeling
    1. Het Hof neemt over en volhardt bij al hetgeen in voormeld tussenvonnis d.d. 19 maart 2021 is overwogen en beslist;
    2. Bij voormeld tussenvonnis werd een comparitie van partijen gelast tot het inwinnen van inlichtingen en het beproeven van een vereniging. Ter uitvoering van het bepaalde in voormeld tussenvonnis is er op 24 juni 2021 een comparitie van partijen gehouden waarbij [verzoekster] in persoon is verschenen vergezeld van haar gemachtigde terwijl de Staat vertegenwoordigd door [naam 1] is verschenen. De verlangde inlichtingen zijn verschaft maar een minnelijke regeling is uitgebleven aangezien de contouren van kennelijk onoverbrugbare bureaucratische hobbels binnen het ambtelijke zichtbaar waren geworden (althans zo vat het Hof het betoog van de gevolmachtigde van de Staat op). Ter comparitie is voorts gebleken dat [verzoekster] inmiddels is voorzien van een vaste aanstelling waardoor zij geen belang meer heeft bij toewijzing van het daartoe strekkend onderdeel van het gevorderde weshalve dat onderdeel van het gevorderde zal worden afgewezen.
    3. Nu de gevolmachtigde van de Staat voor het overige de grondslag van het gevorderde niet heeft weersproken maar heeft aangegeven dat de Staat niet afwijzend staat tegenover toewijzing van het gevorderde en dat een eventueel veroordelend vonnis zaken in een stroomversnelling zou kunnen doen geraken voor [verzoekster], zal het Hof het gevorderde toewijzen in voege als na te melden. Immers is de grondslag van het gevorderde als niet weersproken tussen partijen in rechte komen vast te staan.
  1. De beslissing

Het Hof rechtdoende als Ambtenarengerecht:

  1. Veroordeelt de Staat die handelingen te verrichten waardoor [verzoekster] overeenkomstig het Fisorapport wordt aangepast en bevorderd in de rang van Hoofd Stafmedewerker casu quo Hoofdbeleidsmedewerker schaal 9c volgens het Fisorapport onder toekenning van het aan die rang verbonden salaris bij de Afdeling Delinquentenzorg met ingang van 15 februari 2010, alles onder verbeurte van een dwangsom van SRD. 2.000,- (Tweeduizend Surinaamse Dollar) voor iedere dag dat de Staat nalatig blijft aan de uitvoering van het bepaalde in dit vonnis gevolg te geven, tot een maximum van SRD. 100.000,- (Eenhonderdduizend Surinaamse Dollar).
  2. Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.

Aldus gewezen door mr. D.D. Sewratan, fungerend-president, mr. A. Charan en mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, leden, en door de fungerend-president voornoemd bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie te Paramaribo op vrijdag 16 juli 2021, in tegenwoordigheid van de fungerend-griffier, mr. S.C. Berenstein BSc.

w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan

Bij de uitspraak ter terechtzitting zijn partijen noch in persoon noch bij gemachtigde verschenen.

Voor afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie,

mr. M.E. van Genderen-Relyveld