- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR 15673
- Uitspraakdatum 15 oktober 2021
- Publicatiedatum 23 augustus 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Ondanks geintimeerde herhaaldelijk in de gelegenheid is gesteld om zich uit te laten over het betoog van appellant, staat dit betoog als onweersproken vast tussen partijen. Het vonnis van de Kantonrechter zal derhalve worden vernietigd.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
G.R. 15673
15 oktober 2021
In de zaak van
[Appellant],
hierna te noemen [appellant],
wonende te [plaats],
appellante,
gemachtigde: mr. M.R. Sheombar, advocaat,
tegen
[Geïntimeerde],
hierna te noemen [geïntimeerde],
wonende te [gemeente] in [land],
geïntimeerde,
gemachtigde voorheen: mr. E. Chotkanoe, advocaat,|
thans procederend in persoon,
inzake het hoger beroep van het door de Kantonrechter in het Eerste Kanton gewezen en uitgesproken vonnis van 11 december 2018 (A.R. no. 15-1831) tussen enerzijds appellant als opposante en anderzijds geïntimeerde als geopposeerde, spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
- Het procesverloop
1.1 Dit blijkt uit de volgende stukken/handelingen:
– de verklaring van de griffier waaruit blijkt dat [appellant] op 17 januari 2019 hoger beroep heeft aangetekend tegen het hiervoor genoemde vonnis;
– de pleitnota met producties gedateerd 1 november 2019.
1.2 De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
- De ontvankelijkheid van het beroep
Het vonnis is bij griffiersbrief d.d. 08 januari 2019 ter kennis gebracht aan [appellanten]. Nu laatstgenoemde op 17 januari 2019 hoger beroep heeft aangetekend tegen het beroepen vonnis concludeert het Hof dat het hoger beroep binnen de bij wet gestelde termijn is ingesteld zodat [appellant] ontvankelijk is daarin.
- De feiten
3.1 In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] een vordering ingesteld tegen [appellant] tot betaling van het bedrag van €25.000,= vermeerderd met de wettelijke rente. [Geïntimeerde] heeft als grondslag voor zijn vordering gesteld dat hij verschillende bedragen aan [appellant] heeft overgemaakt tot een totaal van €25.000,= omdat laatstgenoemde in geldnood was. Partijen hadden afgesproken dat [appellant] het voormeld bedrag binnen een jaar terug zou betalen, doch weigert zij hieraan te voldoen.
3.2 [Appellant] is bij verstekvonnis d.d. 21 januari 2015 (hierna het verstekvonnis) veroordeeld om aan [geïntimeerde] te voldoen de som van €25.000,= vermeerderd met 6% rente per jaar vanaf 21 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.3 [Appellant] heeft verzet aangetekend tegen het verstekvonnis.
3.4 Bij tussenvonnis van de kantonrechter d.d. 13 februari 2018 bekend onder AR no. 15-1831 is Thakoersing in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren, één en ander zoals beslist in voormeld tussenvonnis.
3.5 Bij vonnis van de kantonrechter d.d. 11 december 2018 bekend onder AR no. 15-1831 is het verstekvonnis bevestigd.
- De beoordeling
4.1 Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft [appellant] ontkend dat zij een totaal bedrag van €25.000,= heeft ontvangen van [geïntimeerde].
In hoger beroep voert zij aan dat zij een totaal bedrag van €6.000,= heeft ontvangen van [geïntimeerde] en niet €25.000,=. [Appellant] voert verder aan dat de bedragen door [geïntimeerde] werden overgemaakt via Suri-Change BV in Nederland, waarna zij het geld ophaalde bij Surichange NV in Suriname.
Ter onderbouwing van haar verweer heeft [appellant] overgelegd 23 stuks documenten afkomstig van Suri-Change BV waaruit de verschillende stortingen, ten behoeve van [appellant], tot een totaal van €6.000,= blijkt. [Appellant] voert voorts aan dat [geïntimeerde] de documenten van Suri-Change BV heeft vervalst waardoor daaruit blijkt dat er hogere bedragen waren gestort ten behoeve van [appellant].
[Geïntimeerde] is herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het voorgaande doch heeft hij dit nagelaten. Het Hof gaat daarom uit van de juistheid van het verweer van [appellant] dat zij een totaal bedrag van €6.000,= heeft ontvangen van [geïntimeerde] en geen €25.000,= zoals door [geïntimeerde] was gevorderd.
4.2 Thans is aan de orde de vraag of [appellant] het bedrag van €6.000,= heeft terugbetaald aan [geïntimeerde].
[Appellant] heeft bij pleitnota uitdrukkelijk gesteld dit bedrag reeds in contanten te hebben verstrekt aan [geïntimeerde]. Aangezien [geïntimeerde] dit niet heeft betwist is in rechte komen vast te staan dat [appellant] het verschuldigde bedrag van €6.000,= heeft betaald aan [geïntimeerde], zodat zij thans niets meer verschuldigd is aan hem.
De veroordeling van [appellant] bij vonnis van de kantonrechter d.d. 11 december 2018 bekend onder AR no. 15-1831 is daarom onterecht. Om deze reden dient het hiervoor genoemde vonnis van de kantonrechter te worden vernietigd en dient de oorspronkelijke vordering van [geïntimeerde] te worden afgewezen.
Het Hof zal dan ook beslissen als na te melden.
4.3 [Geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
- De beslissing in hoger beroep
Het Hof:
5.1 Vernietigt het vonnis van de kantonrechter in het Eerste Kanton d.d. 11 december 2018 bekend onder A.R. no. 15-1831.
En opnieuw rechtdoende:
5.2 Wijst de vordering van [geïntimeerde] af.
5.3 Veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten aan de zijde van [appellant] gevallen – zowel in eerste aanleg als in hoger beroep – en tot aan deze uitspraak begroot op SRD. 700,– (zevenhonderd Surinaamse Dollars)
Aldus gewezen door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. A. Charan en mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, leden, en door de Fungerend-President bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie te Paramaribo op vrijdag 15 oktober 2021, in tegenwoordigheid van de Fungerend-Griffier, mr. M. Behari.
w.g. M. Behari w.g. D.D. Sewratan
Bij de uitspraak ter terechtzitting is verschenen advocaat mr. M.R. Sheombar, gemachtigde van appellante terwijl geïntimeerde noch in persoon noch bij gemachtigde is verschenen.