- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer Artikel 61 WvSv.
- Uitspraakdatum 02 augustus 2021
- Publicatiedatum 14 september 2022
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
het Hof overweegt dat de kantonrechter in eerste aanleg – gelet op de stand waarin deze zaak zich bevindt – in de visie van het Hof beter in staat is om te oordelen omtrent de strafbaarheid van de aan verzoeker ten laste gelegde feiten en dat in samenhang te bezien met de eventuele continuering van de detentie van de verzoeker. Het Hof is voorts van oordeel dat – mede gelet op het voorgaande – het verzoek van de verzoeker dient te worden afgewezen aangezien de ernstige bezwaren en de gronden waarop het bevel tot voorlopige hechtenis is gebaseerd nog bestaan.
Uitspraak
HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
BESCHIKKING INZAKE VERZOEK EX ARTIKEL 61 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING
Gelezen het verzoekschrift ex artikel 61 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend ter Griffie van het Hof van Justitie op woensdag 21 juli 2021 door mr. R.R. Lobo en mr. M.C.M. Nibte, advocaten bij het Hof van Justitie, namens de verzoeker, [Naam], met het verzoek om de voorlopige hechtenis van verzoeker voornoemd op te heffen en hem onmiddellijk lijfelijk in vrijheid te stellen;
Gelet op ’s Hofs beschikking d.d. vrijdag 23 juli 2021, waarbij de behandeling van het verzoek is bepaald voor maandag 02 augustus 2021 om 12.00 uur des middags;
Gehoord de verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.R. Lobo, advocaat bij het Hof van Justitie;
Tevens gehoord mr. A. Niamat, waarnemend Advocaat-Generaal, namens het Openbaar Ministerie;
Gezien de overige zich in het raadkamerdossier bevindende bescheiden, waaronder het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek in raadkamer d.d. maandag 02 augustus 2021;
Overwegende, dat de verzoeker in het kader van het verhoor in Raadkamer heeft gepersisteerd bij de inhoud van het namens hem ingediende verzoekschrift en zijn raadsman eveneens, na die te hebben toegelicht, zoals in het opgemaakt proces-verbaal is gerelateerd, wordende de inhoud hier als geïnsereerd beschouwd;
Overwegende, dat de waarnemend Advocaat – Generaal tijdens haar betoog heeft aangegeven – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – dat de ernstige bezwaren ten aanzien van verzoeker overeind staan weshalve de vervolging zich verzet tegen het inwilligen van het verzoek tot voorlopige invrijheidstelling;
Overwegende, dat uit het onderzoek in raadkamer is gebleken dat de kantonrechter reeds een aanvang heeft gemaakt met de behandeling van de zaak in eerste aanleg, waarbij de eerste behandeling in eerste aanleg is bepaald voor maandag 02 augustus 2021.
Overwegende, dat de kantonrechter in eerste aanleg – gelet op de stand waarin deze zaak zich bevindt – in de visie van het Hof beter in staat is om te oordelen omtrent de strafbaarheid van de aan verzoeker ten laste gelegde feiten en dat in samenhang te bezien met de eventuele continuering van de detentie van de verzoeker;
Overwegende, dat het Hof voorts van oordeel is dat – mede gelet op het voorgaande – het verzoek van de verzoeker dient te worden afgewezen aangezien de ernstige bezwaren en de gronden waarop het bevel tot voorlopige hechtenis is gebaseerd nog bestaan;
Overwegende, dat het Hof dan ook geen grond aanwezig acht voor opheffing van de voorlopige hechtenis;
Gezien het betrekkelijke wetsartikel.
BESCHIKKENDE:
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie op maandag 02 augustus 2021, door mr. A. Charan, Fungerend – President, mr. S. Punwasi en mr. J. Kasdipowidjojo, Leden-Plaatsvervanger, bijgestaan door de ad hoc Fungerend-Griffier mr. M. Behari.
w.g. M. Behari w.g. A. Charan
w.g. S. Punwasi
w.g. J. Kasdipowidjojo
Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
(mr. M.E. van Genderen – Relyveld)