SRU-HvJ-2021-93

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR 15820
  • Uitspraakdatum 15 januari 2021
  • Publicatiedatum 23 augustus 2023
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Geïntimeerde is behoorlijk in de gelegenheid gesteld om zich over de intrekking van het hoger beroep door appellante uit te laten, doch heeft hij dit nagelaten. Het verzoek van appellante zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
G.R. no. 15820
15 januari 2021

In de zaak van

[Appellante],
hierna te noemen [appellante],
wonende te [plaats],
appellante in kort geding,
gemachtigde: mr. H.H. Vreden, advocaat,

tegen

[Geïntimeerde],
Hierna [geïntimeerde],
wonende te [plaats],
geïntimeerde in kort geding,
procederend in persoon,

inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton uitgesproken vonnis van 25 juli 2019 bekend onder AR no. 19-0555 tussen enerzijds [appellante] als eiseres in conventie en gedaagde in reconventie en anderzijds [geïntimeerde] als gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie,

spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.

  1. Het procesverloop

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:

– de verklaring van de griffier der kantongerechten waaruit blijkt dat [appellante] op 3 september 2019 hoger beroep heeft ingesteld;

– de brief gedateerd 3 juni 2020 afkomstig van de gemachtigde van [appellante] en overgelegd op de zitting van 17 juli 2020.

1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

  1. De beoordeling

Op 5 juni 2020 diende [appellant] een pleitnota te nemen. Vanwege de Covid-situatie is de onderhavige zaak uitgesteld naar 17 juli 2020 en wel in dezelfde stand.

Op de zitting van 17 juli 2020 heeft de gemachtigde van [appellante] bij schrijven medegedeeld dat zij de vordering wenst in te trekken.

Het Hof begrijpt hieruit dat [appellant] het door haar ingestelde hoger beroep wenst in te trekken.

Aangezien [geïntimeerde] behoorlijk in de gelegenheid is gesteld om zich over het voorgaande uit te laten doch dit heeft nagelaten, zal het verzoek van [appellante] als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.

  1. De beslissing

Het Hof:

verstaat dat het door [appellante] ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter van 25 juli 2019 bekend onder AR no. 19-0555 is ingetrokken.

Aldus gewezen door mr. D.D. Sewratan, fungerend-president, mr. A. Charan en

  1. I.S. Chhangur-Lachitjaran, leden en uitgesproken door mr. D.D. Sewratan, fungerend-president, ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag, 15 januari 2021 in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein BSc., fungerend-griffier.

w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan

Bij de uitspraak ter terechtzitting zijn partijen noch in persoon noch bij gemachtigde verschenen.

Voor afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie,

Mr. M.E. van Genderen-Relyveld