- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR 16126
- Uitspraakdatum 01 december 2021
- Publicatiedatum 13 september 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Het Hof heeft overwogen dat gelet op de inhoud van het vonnis van de rechter, niet gesteld kan worden dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad is gegeven in een geval dat niet bij wet was voorzien. Immers, het gaat in onderwerpelijke zaak om een condemnatoire beslissing. Het is echter vaste rechtspraak dat, afgezien van het voorgaande, de belangen van partijen enerzijds bij spoedige tenuitvoerlegging en anderzijds bij handhaving van de status quo tegen elkaar af te wegen teneinde te voorkomen dat door de tenuitvoerlegging een onaanvaardbare situatie zou ontstaan voor de partij tegen wie het vonnis ten uitvoer wordt gelegd. Gelet op de omstandigheden van het geval (r.o. 4.5) zou het geraden zijn dat met de ten uitvoerlegging bij voorraad terughoudend wordt omgegaan.
Uitspraak
HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
BESCHIKKING
GR no. 16126
1 december 2021
In de zaak van
- [Verzoeker], wonende te [plaats],
- DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP HANDELMAATSCHAPPIJ B. SEWNATH N.V., gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
- DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP MULTI NATIONAL PROCESSING INDUSTRIES N.V., gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
verzoekers,
hierna ook te noemen “[verzoeker], HBS NV en MNPI NV”,
gemachtigde: mr. G.R. Sewcharan, advocaat,
tegen
BERGER PAINTS TRINIDAD LIMITED, rechtspersoon naar het recht van Trinidad and Tobago, gevestigd en kantoorhoudende te Port of Spain, Trinidad and Tobago,
domicilie gekozen hebbende te Paramaribo,
verweerder,
hierna te noemen “Berger LTD”,
gemachtigde: mr. H.R. Schurman, advocaat.
- Het procesverloop
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het verzoekschrift met producties ingediend ter griffie van het Hof van Justitie op 28 oktober 2021;
– de processen-verbaal van de mondelinge behandeling van het verzoek in Raadkamer van 23 november 2021 en 1 december 2021;
1.2 Vervolgens is bepaald dat beschikking op heden wordt gegeven.
- De feiten
2.1. Bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, d.d. 11 maart 2020, bekend onder A.R. no. 141027 (hierna: het vonnis), met Berger LTD als eiseres in conventie en [verzoeker], HBS NV en MNPI NV als gedaagden in conventie, heeft de kantonrechter in het eerste kanton [verzoeker], HBS NV en MNPI NV in conventie veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Berger LTD te betalen de som van US$ 121.738,=, vermeerderd met de wettelijke rente ad 6% per jaar vanaf 3 april 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts zijn de derdenbeslagen ten laste van [verzoeker], HBS NV en MNPI NV van waarde verklaard en zijn [verzoeker], HBS NV en MNPI NV veroordeeld in de proceskosten.
2.2. Tegen dit vonnis hebben [verzoeker], HBS NV en MNPI NV hoger beroep ingesteld.
2.3 Bij exploit van 26 maart 2014 no. 411 was conservatoir derdenbeslag gelegd onder de in dat exploit genoemde financiële instellingen ten laste van verzoekers. Die derdenbeslagen zijn, zoals hierboven reeds vermeld, van waarde verklaard.
2.4 Bij exploit van 16 augustus 2021 no. 650-21 van deurwaarder P.S. Olensky, heeft Berger LTD uit kracht van voormeld vonnis executoriaal derdenbeslag gelegd onder de in voormeld exploit genoemde financiële instellingen ten laste van verzoekers.
2.5 Bij exploit van woensdag 2 september 2020 no. 589-2020 van deurwaarder P.S. Olensky, heeft Berger LTD uit kracht van voormeld vonnis executoriaal beslag gelegd op een groen-geel gelakte graafmachine, een rood-blauw gelakte graafmachine, een oranje gelakte heftruck en een bordeaux gelakte Ford Ranger Pickup ten laste van verzoekers.
2.6 Bij exploit is aan verzoekers de openbare verkoop aangezegd van de op woensdag 2 september 2020 in beslag genomen goederen.
- De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Verzoekers vorderen bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – dat de werking van het vonnis wordt geschorst, c.q. de staking van de ten uitvoerlegging van het vonnis zal worden bevolen, onder verbeurte van een dwangsom, totdat door het Hof van Justitie op het hoger beroep, bekend onder Grno. 16053, zal zijn beslist.
3.2 Verzoekers hebben het volgende aan hun vordering ten grondslag gelegd.
Er is sprake van een feitelijke en juridische misslag in het vonnis. Het is vaste rechtspraak dat op grond daarvan de staking kan worden bevolen van de executie van het vonnis. Ook brengt een redelijke belangenafweging met zich mee dat het belang van verzoekers bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van Berger LTD bij de tenuitvoerlegging, vooruitlopend op de uitkomst van het ingestelde rechtsmiddel.
Als misslag noemen verzoekers dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat er sprake is van vereenzelviging tussen HBS NV en MNPI NV, immers, de stempel waar de kantonrechter dat oordeel op baseert heeft niet als opschrift “B. SEWNATH N.V.” zoals de kantonrechter overweegt, doch “Firma B. SEWNATH”.
Als misslag noemen verzoekers verder dat door het enkel plaatsen van het stempel niet de schijn is opgewekt dat HBS NV als rechtspersoon en [verzoeker] in persoon als partij bij de overeenkomst moeten worden aangemerkt. Uit de tekst van de overeenkomst blijkt duidelijk wie partij zijn bij de overeenkomst.
Met betrekking tot de belangenafweging voeren verzoekers aan dat het door Berger gelegd executoriaal beslag op werkmachines van HBS NV, waarvan de openbare verkoop is aangezegd, alsmede het executoriaal derdenbeslag onder de banken, op tegoeden van [verzoeker] en HBS NV, de bedrijfsvoering stillegt. De gedwongen verkoop van de werkmachines van HBS NV zal verstrekkende gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering van HBS NV, terwijl het Hof nog moet beslissen op het ingestelde hoger beroep en het verwachtbaar is dat het vonnis zal worden vernietigd. Een redelijke belangenafweging brengt met zich mee dat de executie van het beroepen vonnis gestaakt kan worden totdat op het hoger beroep is beslist.
3.3 Berger LTD heeft als verweer aangevoerd dat er geen sprake is van een misslag. Berger LTD verwijst hierbij naar de overeenkomst en de garantstelling, waaruit naar de mening van Berger LTD blijkt dat ook [verzoeker] en HBS NV zich hebben verbonden tot de nakoming van de overeenkomst. Berger LTD verwijst naar een stempel met de tekst Firma B. [verzoeker]. Dit stempel is geplaatst bij de handtekening van [verzoeker] op de documenten. Nu MNPI NV zich niet aan de betalingsafspraken heeft gehouden, en na onderzoek bleek dat MNPI NV geen vermogensbestanddelen heeft waarop beslag gelegd kan worden, is Berger LTD gerechtigd op grond van de overeenkomst het verschuldigde op [verzoeker] en HBS NV te verhalen.
- De beoordeling
4.1 Ingevolge artikel 272 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) is een partij, wanneer buiten de gevallen bij wet voorzien, de voorlopige tenuitvoerlegging van een vonnis bevolen is, bevoegd om bij afzonderlijk verzoekschrift aan het Hof van Justitie het verzoek te doen, dat de executie wordt gestaakt. Artikel 55 Rv. geeft de gevallen aan waarbij de kantonrechter bevoegd is een vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.2 Op grond van artikel 272 Rv. jo artikel 55 en artikel 56 Rv. concludeert het Hof dat de kantonrechter in casu bevoegd was om het vonnis, ten aanzien waarvan het verzoek is gedaan, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Gelet op de inhoud van het vonnis van de rechter kan niet gesteld worden dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad is gegeven in een geval dat niet bij wet was voorzien, immers gaat het in onderwerpelijke zaak om een condemnatoire beslissing, weshalve de rechter ingevolge artikel 55 Rv het vonnis uitvoerbaar bij voorraad mocht verklaren;
4.3 Het is echter vaste rechtspraak dat, afgezien van het voorgaande, de belangen van partijen enerzijds bij spoedige tenuitvoerlegging en anderzijds bij handhaving van de status quo tegen elkaar af te wegen teneinde te voorkomen dat door de tenuitvoerlegging een onaanvaardbare situatie zou ontstaan voor de partij tegen wie het vonnis ten uitvoer wordt gelegd.
4.4 Overwegende, dat het in deze casus een situatie betreft waarbij de verzoekers stellen dat [verzoeker] en HBS NV geen partij zijn bij de overeenkomst, terwijl juist vermogensbestanddelen van hun worden uitgewonnen. Aan HBS NV is de openbare verkoop aangezegd van haar bedrijfsmachines. Het in het openbaar verkopen van de in beslag genomen bedrijfsmachines van HBS NV, zal voor de bedrijfsvoering van laatstgenoemde verstrekkende consequenties hebben. Dit geldt evenzo voor de gelegde executoriaal derdenbeslagen op de banktegoeden.
4.5 Het Hof overweegt dat, nu uit de overgelegde overeenkomst en de credit application form blijkt dat als partijen in die documenten slechts zijn opgenomen MNPI NV en Berger LTD, en niet [verzoeker] of HBS NV, zal aan [verzoeker] en HBS NV de gelegenheid moeten worden geboden eventuele grieven daarop betrekking hebbende in hoger beroep aan te voeren. Het zou daarom naar het oordeel van het Hof geraden zijn dat met de ten uitvoerlegging bij voorraad terughoudend wordt omgegaan.
4.6 Mede gelet op de verstrekkende gevolgen van de gelegde executoriale beslagen zal het Hof in Raadkamer er dan ook toe overgaan, de staking van de executie van het vonnis van de kantonrechter in het eerste kanton van 11 maart 2020 in de zaak bekend onder AR no. 141027, te bevelen, voorzover de executie zich richt tegen [verzoeker] en HBS NV. Het door MNPI NV gevorderde zal worden afgewezen.
4.7 Berger zal worden veroordeeld in de proceskosten.
- Beschikkende
Het Hof:
5.1 Beveelt de staking van de executie van het vonnis van de kantonrechter in het eerste kanton van 11 maart 2020 in de zaak bekend onder AR no. 141027, voorzover de ten uitvoerlegging betrekking heeft op [verzoeker] en HBS NV, totdat het Hof van Justitie in onderhavige zaak in hoger beroep heeft beslist;
5.2 Veroordeelt Berger LTD tot betaling aan [verzoeker] en HBS NV van een dwangsom van SRD.10.000,= (tienduizend Surinaamse dollar) per dag, het maximum van SRD.10.000.000,= (tienmiljoen Surinaamse dollar) niet te bovengaand voor iedere dag dat Berger LTD in strijd handelt met deze beschikking;
5.3 Veroordeelt Berger LTD in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] en HBS NV gevallen en tot op heden begroot op nihil;
5.4 Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gegeven in Raadkamer van het Hof van Justitie op woensdag 1 december 2021 door mr. S.S.S. Wijnhard, Fungerend-President, mr. S.S. Nanhoe-Gangadin en mr. A.C. Johanns, leden in tegenwoordigheid van de Fungerend-Griffier, mevr. C.R. Tamsiran-Harris, LL.B.