SRU-HvJ-2022-10

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer Art. 54c WvSv.
  • Uitspraakdatum 11 januari 2022
  • Publicatiedatum 30 januari 2023
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Er kan niet aan het feit voorbij worden gegaan dat appellant als bestuurder van een motorrijtuig deel heeft genomen aan het verkeer terwijl hij niet over een geldig Surinaams rijbewijs beschikt. Het slachtoffer heeft bovendien door het handelen van appellant zwaar lichamelijk letsel bekomen en volgens het visum van de orthopeed kan het herstel vier tot zes maanden in beslag nemen. Voorts is gebleken dat appellant reeds is gedagvaard voor de zitting van 27 januari 2022 in eerste aanleg, hetgeen betekent dat de zaak reeds over enkele dagen zal worden behandeld. Het Hof acht de dringende noodzakelijkheid aanwezig voor continuering van de inverzekeringstelling van appellant.

Uitspraak

HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

BESCHIKKING IN RAADKAMER VOOR STRAFZAKEN
(Ex artikel 54c van het Wetboek van Strafvordering)

OP HET HOGER BEROEP VAN DE APPELLANT, [naam], tegen de beschikking van de Rechter-Commissaris belast met de behandeling van strafzaken bij de Kantongerechten d.d. dinsdag 11 januari 2022 terzake het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling (ex artikel 54c van het Wetboek van Strafvordering).

Grondslag van de inverzekeringstelling
Appellant voornoemd is op 04 januari 2022 in verzekering gesteld terzake overtreding van artikel 20 lid 3 van de Rijwet 1971.

Het verloop van de behandeling
Het Hof heeft kennis genomen van het beroepschrift d.d. 13 januari 2022 en de inhoud van het (voorlopig) strafdossier.

Vervolgens heeft het Hof bij beschikking van donderdag 13 januari 2022 bepaald dat de behandeling van het hoger beroep in raadkamer op vrijdag 14 januari 2022 om 12.00 uur des middags zal plaatsvinden. Op vrijdag 14 januari 2022 is de behandeling van het hoger beroep in raadkamer geschorst tot de zitting van maandag 17 januari 2022 om 14.00 uur ’s namiddags.
Op de hiervoor vermelde datum heeft de behandeling van het hoger beroep in raadkamer plaatsgevonden, waarbij zijn gehoord:
• de Waarnemend Procureur-Generaal, mr. C. Rasam, namens het Openbaar Ministerie;
• de raadsman, mr. D.E.R. Veira en
• de appellant.

Ontvankelijkheid van appellant
De beschikking van de Rechter-Commissaris is gedateerd dinsdag 11 januari 2022. Het beroepschrift tegen de beschikking van de Rechter-Commissaris is op donderdag 13 januari 2022 ingediend bij de griffier van de Rechter-Commissaris, die het onmiddellijk heeft doorgeleid naar de griffier van het Hof van Justitie. Hierdoor is het beroep binnen de in artikel 54c lid 1 van het Wetboek van Strafvordering vastgestelde termijn ingediend, zodat appellant ontvankelijk is in het appèl

De grieven van appellant
De raadsman heeft namens de appellant grieven opgeworpen met het verzoek om de beschikking van de Rechter-Commissaris te vernietigen en opnieuw rechtdoende de onmiddellijke invrijheidstelling van appellant te gelasten.
De grieven van appellant komen – verkort en zakelijk weergegeven – op het volgende neer:
• dat appellant zich als bestuurder van een vierwielige motorrijtuig op de openbare weg heeft begeven zonder te beschikken over een geldig rijbewijs. De appellant heeft vanwege een verkeerde manoeuvre een aanrijding veroorzaakt met een tegenligger, zijnde een bromfietser (hierna: het slachtoffer). De inverzekeringstelling is wel rechtmatig geschied, maar volgens appellant moest de belangenafweging beter worden gedaan. De appellant is first offender;
• dat appellant na de aanrijding meteen hulp heeft geboden aan het slachtoffer. Het linker bovenbeen van het slachtoffer is in gipsverband en appellant is bereid om alle medische kosten te betalen;
• dat het slachtoffer middels een schrijven de zaak heeft ingetrokken en verder geen strafrechtelijke vervolging van appellant wenst. De families hebben zich ook verzoend;
• dat appellant is gedagvaard voor de zitting van 27 januari 2022. Dat wil zeggen dat de vervolging het onderzoek reeds heeft afgerond. Er is dus geen sprake van een dringende noodzakelijkheid om appellant in detentie te houden.
Op grond van het bovenstaande verzoekt de verdediging het Hof om de beschikking van de rechter-commissaris te willen vernietigen en opnieuw rechtdoende de onmiddellijke invrijheidstelling van appellant te gelasten.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft naar aanleiding van de grieven, onder meer het volgende aangevoerd:
• dat appellant onbevoegd en onbekwaam was om als bestuurder deel te nemen aan het verkeer. Voorts dat er in casu strafverzwarende omstandigheden aanwezig zijn. Het algemeen belang prevaleert boven het belang van appellant om in vrijheid te worden gesteld;
• dat het herstel van het slachtoffer volgens het visum van de orthopeed vier tot zes maanden lang kan duren;
• dat er met in achtneming van vergelding en preventie afspraken zullen worden gemaakt, omtrent de geleden schade, waaronder de schade die kan worden gevorderd door de vervolging;
• dat appellant reeds is gedagvaard voor de zitting van 27 januari 2022.
Op grond van het bovenstaande heeft het Openbaar Ministerie aan het Hof gevraagd om de beschikking van de Rechter-Commissaris d.d. dinsdag 11 januari 2022 te willen bevestigen.

De beoordeling
Naar aanleiding van de grieven van de verdediging en het standpunt van het Openbaar Ministerie stelt het Hof het volgende voorop.

Het betreft in casu overtreding van artikel 20 lid 3 van de Rijwet 1971 welke appellant wordt verweten. Er kan niet aan het feit voorbij worden gegaan dat appellant als bestuurder van een motorrijtuig deel heeft genomen aan het verkeer terwijl hij niet over een geldig Surinaams rijbewijs beschikt. De appellant was dus niet bevoegd om als bestuurder van een motorrijtuig deel te nemen aan het verkeer. Het slachtoffer heeft bovendien door het handelen van appellant zwaar lichamelijk letsel bekomen en volgens het visum van de orthopeed kan het herstel vier tot zes maanden in beslag nemen. Voorts is gebleken dat appellant reeds is gedagvaard voor de zitting van 27 januari 2022 in eerste aanleg, hetgeen betekent dat de zaak reeds over enkele dagen zal worden behandeld.

Het Hof acht op grond van het hetgeen hierboven is overwogen dat de dringende noodzakelijkheid aanwezig is voor continuering van de inverzekeringstelling van appellant.

Gelet op hetgeen hierboven is overwogen zal het verzoek van appellant worden afgewezen en zal de gewraakte beslissing van de Rechter-Commissaris d.d. dinsdag 11 januari 2022 worden bevestigd.

DE BESLISSING IN HOGER BEROEP

HET HOF:

Bevestigt de beschikking van de Rechter-Commissaris gegeven op dinsdag 11 januari 2022.

Wijst af het verzoek tot invrijheidstelling van appellant, [naam], in hoger beroep.

Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie op maandag 17 januari 2022 door: mr. M.C. Mettendaf, Fungerend – President, mr. D.G.W. Karamat Ali, Lid en mr. J. Kasdipowidjojo, Lid – Plaatsvervanger, bijgestaan door mr. M. Behari, Fungerend – Griffier.

w.g. M. Behari w.g. M.C. Mettendaf
w.g. D.G.W. Karamat Ali
w.g. J. Kasdipowidjojo

Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,

(mr. M.E. van Genderen – Relyveld)