- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer Art. 54c WvSv.
- Uitspraakdatum 23 mei 2022
- Publicatiedatum 30 januari 2023
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
Het Hof is – gelet op de geschetste situatie – van oordeel dat er onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat er in casu sprake is van een onderzoeksbelang dat noopt tot verdere vrijheidsbeneming van de appellant. Nu het onderzoeksbelang niet is komen vast te staan is het Hof van oordeel dat er in dit stadium van het onderzoek geen dringende noodzakelijkheid bestaat voor de verdere continuering van de vrijheidsbeneming van de appellant.
Uitspraak
HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
BESCHIKKING IN RAADKAMER VOOR STRAFZAKEN
(Ex artikel 54c van het Wetboek van Strafvordering)
OP HET HOGER BEROEP VAN DE APPELLANT, [naam], tegen de beschikking van de Rechter-Commissaris belast met de behandeling van strafzaken bij de Kantongerechten d.d. dinsdag 17 mei 2022 terzake het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling (ex artikel 54c van het Wetboek van Strafvordering).
Grondslag van de inverzekeringstelling
Appellant voornoemd is op 08 mei 2022 in verzekering gesteld terzake overtreding van de artikelen 371 jo. 72; 371 jo. 72 jo. 73; 370 jo. 72; 370 jo. 72 jo. 73 van het Wetboek van Strafrecht.
Het verloop van de behandeling
Het Hof heeft kennis genomen van het beroepschrift d.d. 20 mei 2022 en de inhoud van het (voorlopig) strafdossier.
Vervolgens heeft het Hof bij beschikking van vrijdag 20 mei 2022 bepaald dat de behandeling van het hoger beroep in raadkamer op maandag 23 mei 2022 om 08.45 uur des voormiddags zal plaatsvinden.
Op de hiervoor vermelde datum heeft de behandeling van het hoger beroep in raadkamer plaatsgevonden, waarbij zijn gehoord:
• de appellant en
• de Waarnemend Procureur-Generaal, mr. C. Rasam, namens het Openbaar Ministerie;
Beschikking van de Rechter-Commissaris
Bij beschikking d.d. dinsdag 17 mei 2022 heeft de Rechter-Commissaris belast met de behandeling van strafzaken bij de kantongerechten de inverzekeringstelling, alsmede de verlenging van de inverzekeringstelling van appellant rechtmatig verklaard. Daartoe heeft de Rechter-Commissaris, onder meer, overwogen:
“(…) dat de inverzekeringstelling heeft plaatsgevonden in het belang van het onderzoek naar strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
“(…) dat er thans dringende noodzakelijkheid tot verlenging van de inverzekeringstelling aanwezig wordt geacht en de verdere vrijheidsbeneming in het belang van het onderzoek is, waardoor het verzoek tot invrijheidstelling zal worden afgewezen;
Ontvankelijkheid van appellant
De beschikking van de Rechter-Commissaris is gedateerd 17 mei 2022. Het beroepschrift tegen de beschikking van de Rechter-Commissaris is op vrijdag 20 mei 2022 ingediend bij de griffier van de Rechter-Commissaris, die het onmiddellijk heeft doorgeleid naar de griffier van het Hof van Justitie; hierdoor is het beroep binnen de in artikel 54c lid 1 van het Wetboek van Strafvordering vastgestelde termijn ingediend, zodat appellant ontvankelijk is in het appèl.
De grieven van appellant
De advocaat heeft namens appellant grieven opgeworpen, met het oog op vernietiging van de beschikking van de Rechter-Commissaris en de onmiddellijke invrijheidstelling van appellant.
De grieven van appellant komen – verkort en zakelijk weergegeven – op het volgende neer:
• dat appellant, een jeugdige, tezamen met twee zeer jeugdige vrienden twee kaaimannen uit de ZOO van Paramaribo heeft gesnaaid en heeft opgegeten. De appellant en de medeverdachten hebben het strafbare feit toegegeven;
• dat volgens de appellant het niet in de bedoeling lag om de kaaimannen van de ZOO te vangen. Uiteindelijk hebben zij dat toch gedaan. Het was gewoon als een ‘kiek’ bedoeld;
• dat het niet gaat om een ernstig strafbaar feit waardoor de rechtsorde is geschokt. Het gaat om jeugdige onbezonnenheid en geen ‘die-hard’ criminelen met wie niets meer mee te beginnen valt;
• dat de vader van appellant heeft gesproken tot de directeur van de ZOO en bereid is om nieuwe kaaimannen voor de ZOO te leveren en de overige schade te vergoeden;
• dat de appellant in de examenklas van de MULO school zit en vandaag een schoolonderzoek zou moeten maken, maar de kans daartoe niet heeft gehad;
• dat het noch dringend noodzakelijk noch wenselijk is om appellant langer in detentie te houden;
• dat het jachtgeweer niet aan hem toebehoort. Het jachtgeweer is van een 27-jarige vriend van de appellant die wel in het bezit is van een machtiging en
• dat appellant verkeerd heeft gehandeld en spijt heeft van hetgeen hij heeft gedaan;
Op basis van het bovenstaande vraagt de verdediging om de beschikking van de Rechter-Commissaris d.d. 17 mei 2022 te vernietigen en om de verlenging van de inverzekeringstelling van appellant onrechtmatig te verklaren.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft naar aanleiding van de grieven, onder meer, het volgende aangevoerd:
• dat er in casu drie jeugdigen, waaronder appellant, betrokken zijn. Zij hebben bekend waaraan zij zich schuldig hebben gemaakt. De appellant is ingesloten te Post Geyersvlijt;
• dat appellant de nodige pedagogische begeleiding zal krijgen. Er zal een verslag worden gemaakt en appellant zal in het begeleidingstraject worden meegenomen. Bij Opa Doeli zal het onderwijs normaal voortgang vinden en appellant zal in de gelegenheid worden gesteld om zijn schoolonderzoeken te maken. Het is van belang om verzoeker de nodige aandacht en begeleiding te geven;
• dat appellant en de medeverdachten hebben aangegeven op welke wijze zij de kaaimannen hebben meegenomen en hebben mishandeld met een hooivork en een balk. Zij hebben de buik van de kaaimannen opengereten en hebben de eieren eruit gehaald. In casu is er sprake van baldadigheid. Op basis van dierenbescherming en het welzijn van dieren worden deze feiten onder een aparte titel ondergebracht en
• dat het Hof toetst op basis van rechtmatigheid en doelmatigheid.
Op basis van het bovenstaande vraagt de vervolging om het verzoek van de appellant af te wijzen en om de beschikking van de Rechter-Commissaris te bevestigen.
De beoordeling van het hoger beroep
Naar aanleiding van de grieven van de verdediging en het standpunt van het Openbaar Ministerie stelt het Hof het volgende voorop.
Bij de behandeling van een verzoekschrift tot invrijheidstelling van een verdachte in de fase van de inverzekeringstelling toetst het Hof of de inverzekeringstelling al dan niet rechtmatig is en als er aan de eisen van de inverzekeringstelling is voldaan. Er dient dan sprake te zijn van een verdenking die voldoende was voor de aanhouding van verdachte, welke voorts betrekking dient te hebben op een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast moet er sprake zijn van onderzoeksbelang.
Het Hof zal zich derhalve moeten toespitsen op de hiervoor vermelde criteria.
In casu heeft de appellant een volmondige bekentenis afgelegd en verklaard dat hij zich tezamen met zijn jeugdige vrienden wel schuldig heeft gemaakt aan de hem verweten strafbare feiten. Voorts is het Hof – gelet op de geschetste situatie – van oordeel dat er onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat er in casu sprake is van een onderzoeksbelang dat noopt tot verdere vrijheidsbeneming van de appellant. Nu het onderzoeksbelang niet is komen vast te staan is het Hof van oordeel dat er in dit stadium van het onderzoek geen dringende noodzakelijkheid bestaat voor de verdere continuering van de vrijheidsbeneming van de appellant.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen slaagt de verdediging in de door hem opgeworpen grieven en zal de gewraakte beslissing van de Rechter-Commissaris d.d. 17 mei 2022 worden vernietigd.
DE BESLISSING IN HOGER BEROEP
HET HOF:
Vernietigt de beschikking van de Rechter-Commissaris gegeven op dinsdag 17 mei 2022.
En opnieuw rechtdoende:
Verklaart het ingesteld hoger beroep gegrond;
Verklaart de continuering van de inverzekeringstelling van appellant, [naam], onrechtmatig;
Wijst toe het verzoek tot invrijheidstelling van appellant, [naam];
Gelast de onmiddellijke invrijheidstelling van appellant, [naam], voornoemd.
Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie op maandag 23 mei 2022 door: mr. A. Charan, Fungerend – President, mr. D. Nanhoe en mr. L. Ravenberg, Leden – Plaatsvervangers, bijgestaan door mr. M. Behari, Fungerend – Griffier.
w.g. M. Behari w.g. A. Charan
w.g. D. Nanhoe
w.g. L. Ravenberg
Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
(mr. M.E. van Genderen – Relyveld)