SRU-HvJ-2022-17

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer Art. 54c WvSv.
  • Uitspraakdatum 17 juni 2022
  • Publicatiedatum 30 januari 2023
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Het Hof heeft uit de geschetste situatie geconstateerd dat appellant verschillende wapens en verschillende formaten munitie voorhanden heeft gehad zonder daartoe in het bezit te zijn geweest van een vergunning. Naar het oordeel van het Hof is het redelijk vermoeden van schuld uit het bovenstaande komen vast te staan. Op grond van hetgeen zijdens het Openbaar Ministerie is aangevoerd met betrekking tot het verder onderzoek, acht het Hof tevens het onderzoeksbelang nog aanwezig.

    In de visie van het Hof moet er – gelet op de vele meedogenloze gewapende roofovervallen – aan het Openbaar Ministerie de ruimte worden geboden om te onderzoeken wat de werkelijke bedoeling van het in het bezit hebben van de verschillende wapens en verschillende formaten munitie is geweest. Er mag redelijkerwijs niet van het Openbaar Ministerie worden verwacht dat zij genoegen neemt met de bewering dat appellant een wapenliefhebber is, nu hij geen vergunning heeft voor het voorhanden hebben van wapens en hij die ook niet heeft aangevraagd.

Uitspraak

HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

BESCHIKKING IN RAADKAMER VOOR STRAFZAKEN
(Ex artikel 54c van het Wetboek van Strafvordering)

OP HET HOGER BEROEP VAN DE APPELLANT, VAN [naam], tegen de beschikking van de Rechter-Commissaris belast met de behandeling van strafzaken bij de Kantongerechten d.d. woensdag 15 juni 2022 terzake het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling (ex artikel 54c van het Wetboek van Strafvordering).

Grondslag van de inverzekeringstelling
Appellant voornoemd is op 11 juni 2022 in verzekering gesteld terzake overtreding van de artikelen 9; 15 jo. 22 van de Vuurwapenwet.

Het verloop van de behandeling
Het Hof heeft kennis genomen van de beschikking van de Rechter-Commissaris d.d. woensdag 15 juni 2022; het beroepschrift d.d. donderdag 16 juni 2022 en de inhoud van het (voorlopig) strafdossier.

Vervolgens heeft het Hof bij beschikking van donderdag 16 juni 2022 bepaald dat de behandeling van het hoger beroep in raadkamer op vrijdag 17 juni 2022 om 12.00 uur des middags zal plaatsvinden.
Op de hiervoor vermelde datum heeft de behandeling van het hoger beroep in raadkamer plaatsgevonden, waarbij zijn gehoord:
• de raadslieden, mr. R. Denz en mr. R.R. Lobo en
• de Wnd. Procureur-Generaal, mr. N. Maikoe, namens het Openbaar Ministerie en
• de appellant.

Ontvankelijkheid van appellant
De beschikking van de Rechter-Commissaris is gedateerd woensdag 15 juni 2022. Het beroepschrift tegen de beschikking van de Rechter-Commissaris is op donderdag 16 juni 2022 ingediend bij de griffier van de Rechter-Commissaris, die het onmiddellijk heeft doorgeleid naar de griffier van het Hof van Justitie. Hierdoor is het beroep binnen de in artikel 54c lid 1 van het Wetboek van Strafvordering vastgestelde termijn ingediend, zodat appellant ontvankelijk is in het appèl.

De grieven van appellant
De raadslieden hebben namens de appellant grieven opgeworpen met het verzoek om de beschikking van de Rechter-Commissaris te vernietigen en om de invrijheidstelling van appellant te gelasten aangezien het bevel tot inverzekeringstelling onrechtmatig is.
De grieven van appellant komen – verkort en zakelijk weergegeven – op het volgende neer:
• dat appellant als wapenliefhebber één jachtgeweer, vuistvuurwapens en vijf alarmpistolen voorhanden heeft gehad zonder daartoe in het bezit te zijn geweest van een bijzondere volmacht. De appellant heeft foutief gehandeld;
• dat het voorhanden hebben van een vuurwapen zonder een machtiging vijftien of zestien jaren geleden van een overtreding is omgezet tot een misdrijf aangezien het aantal berovingen middels vuurwapens toenam;
• dat er gevallen zijn geweest waarbij verdachten, die zwaardere wapens voorhanden hadden, binnen één of twee weken in vrijheid zijn gesteld. Op basis van de soort wapens die bij appellant in beslag zijn genomen had hij al lang op vrije voeten moeten worden gesteld;
• dat er geen misdrijven zijn gepleegd met de wapens die bij appellant zijn aangetroffen;
• dat er geen sprake is van vluchtgevaar. De appellant heeft zijn bestaan in Suriname opgebouwd en heeft een gezin;
• dat de appellant first offender is en zijn volledige medewerking verleent bij het onderzoek;
• dat de detentie van appellant in casu niet noodzakelijk is;
Op grond van het bovenstaande heeft de appellant aan het Hof verzocht om de beschikking van de Rechter-Commissaris te vernietigen en om de invrijheidstelling van appellant te gelasten.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft naar aanleiding van de grieven, onder meer het volgende aangevoerd:
• dat er één jachtgeweer, 3 Glock pistolen, gasbuksen, alarmpistolen en een aantal verschillende formaten patronen in het bezit van appellant zijn aangetroffen zonder dat appellant over een vergunning beschikt;
• dat de appellant heeft verklaard dat hij eerst een persoonlijk wapen in Frans-Guyana heeft gekocht waarna hij voor de tweede keer naar Frans-Guyana is geweest om een heel assortiment aan wapens van ene [naam 2] te kopen. Hiermee is hij naar Suriname teruggekeerd. De appellant kan de nadere omschrijving van [naam 2] en zijn contactnummer niet aangeven;
• dat appellant steeds van verklaring verandert. In eerste instantie heeft hij gezegd dat [naam 2] contact met hem heeft gemaakt en hierna heeft hij verklaard dat zijn vriend hem in Frans-Guyana in contact heeft gebracht met [naam 2]. Volgens appellant kent hij [naam 2] verder niet. De appellant heeft tot nu toe geen duidelijke verklaring gegeven waaruit blijkt op welke wijze hij de vuurwapens in zijn bezit heeft gekregen;
• dat de telefoon waarin eventuele informatie zou zijn opgeslagen ook niet is gevonden. De appellant heeft wel een telefoonnummer doorgegeven en dat moet nog worden uitgewerkt;
• dat er ook een onderzoek moet worden gedaan naar de ‘online shop’ van appellant om te kijken wat hij ten verkoop aanbiedt en of hij wapens ten verkoop heeft aangeboden. Voorts zal [naam 2] worden opgespoord en zal er in de buurt ook onderzoekingen worden verricht door de politie;
• dat de huisgenoten van appellant, waaronder zijn moeder, zus en vrouw niet eens wisten dat appellant een wapenliefhebber is. Dat was een verrassing voor een ieder. De verklaring van de appellant heeft dus geen enkele ondersteuning gevonden in de verklaringen die zijn afgelegd door zijn familieleden;
• dat alle wapens gevaarlijk zijn. Het is niet van belang of het een zwaar wapen of een minder zwaar wapen is. Dat is ook niet van belang bij het kopen van een wapen, want de wet maakt dat onderscheid niet;
• dat het noodzakelijk is dat appellant in detentie blijft, want als hij in vrijheid wordt gesteld dan zou hij in contact kunnen treden met mensen die als mede verdachten kunnen worden aangemerkt;
• dat er vrees voor vluchtgevaar bestaat;
• dat er in casu sprake is van een redelijk vermoeden van schuld, dringende noodzakelijkheid voor continuering van de detentie en onderzoeksbelang;
Op grond van het bovenstaande heeft het Openbaar Ministerie aan het Hof verzocht om de beschikking van de Rechter-Commissaris d.d. woensdag 15 juni 2022 te willen bevestigen.

De beoordeling
Naar aanleiding van de grieven van de verdediging en het standpunt van het Openbaar Ministerie stelt het Hof het volgende voorop.
Appellant komt op tegen de beschikking die door de rechter-Commissaris is gegeven in het kader van de rechtmatigheidstoets en waarbij de inverzekeringstelling rechtmatig is getoetst. Het Hof dient derhalve te toetsen of de inverzekeringstelling al dan niet terecht rechtmatig is verklaard en of er aan de eisen van de inverzekeringstelling is voldaan. Er dient dan sprake te zijn van feiten en omstandigheden op grond waarvan een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van de appellant ontstaat met betrekking tot een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast zal ook bekeken worden of er sprake zijn van onderzoeksbelang.
Het Hof heeft uit de geschetste situatie geconstateerd dat appellant verschillende wapens en verschillende formaten munitie voorhanden heeft gehad zonder daartoe in het bezit te zijn geweest van een vergunning. Naar het oordeel van het Hof is het redelijk vermoeden van schuld uit het bovenstaande komen vast te staan. Op grond van hetgeen zijdens het Openbaar Ministerie is aangevoerd met betrekking tot het verder onderzoek, acht het Hof tevens het onderzoeksbelang nog aanwezig.
In de visie van het Hof moet er – gelet op de vele meedogenloze gewapende roofovervallen – aan het Openbaar Ministerie de ruimte worden geboden om te onderzoeken wat de werkelijke bedoeling van het in het bezit hebben van de verschillende wapens en verschillende formaten munitie is geweest. Er mag redelijkerwijs niet van het Openbaar Ministerie worden verwacht dat zij genoegen neemt met de bewering dat appellant een wapenliefhebber is, nu hij geen vergunning heeft voor het voorhanden hebben van wapens en hij die ook niet heeft aangevraagd.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het verzoek van appellant te worden verworpen en zal de gewraakte beslissing van de Rechter-Commissaris d.d. 15 juni 2022 worden bevestigd.

DE BESLISSING IN HOGER BEROEP

HET HOF:

Wijst af het verzoek van appellant, [naam 1], in hoger beroep;

Bevestigt de beschikking van de Rechter-Commissaris gegeven op donderdag 15 juni 2022.

Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie op vrijdag 17 juni 2022 door: mr. M.C. Mettendaf, Fungerend – President, mr. M.V. Kuldip Singh, Lid en mr. L. Ravenberg Lid – Plaatsvervanger, bijgestaan door mr. M. Behari, Fungerend – Griffier.

w.g. M. Behari w.g. M.C. Mettendaf
w.g. M.V. Kuldip Singh
w.g. L. Ravenberg

Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
(mr. M.E. van Genderen – Relyveld)