SRU-HvJ-2022-24

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer Art. 54c Sv.
  • Uitspraakdatum 15 april 2022
  • Publicatiedatum 28 maart 2023
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Het Hof heeft uit de geschetste situatie geconstateerd dat appellant in verband wordt gebracht met verschillende wapens en munitie, waaronder 8 semi automatische wapens, 313 patronen en 30 patroonhouders. Uit dat aantal is ook gebleken dat twee wapens behoren tot het arsenaal vuurwapens die uit het wapendepot van de ex-president te [plaats] zijn weggenomen. Voorts zijn er chatberichten veiliggesteld waaruit is gebleken dat appellant met derden heeft gecommuniceerd over koop en verkoop van wapens en munitie. Deze chatberichten dateren vanaf 29 september 2020. Ook is er een foto van een machinegeweer met patronen in de chatberichten aangetroffen waarbij men praat over de koop en verkoop. Er is gesteld dat het om nieuwe wapens gaat en er is aangegeven waar het kan worden opgehaald. Naar het oordeel van het Hof is het redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van appellant uit het bovenstaande komen vast te staan.

    Naast het redelijk vermoeden van schuld acht het Hof het onderzoeksbelang nog aanwezig. In casu moet de verdachte [medeverdachte 5] nog worden aangehouden en de veiliggestelde chatberichten en de conversaties met anderen moeten nog verder worden uitgewerkt. Naar aanleiding van deze resultaten zullen er nadere verhoren plaatsvinden. In de visie van het Hof moet er aan het Openbaar Ministerie de ruimte worden geboden om te onderzoeken wat de werkelijke bedoeling van het in het bezit hebben van de verschillende wapens en munitie is geweest.

Uitspraak

HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

BESCHIKKING IN RAADKAMER VOOR STRAFZAKEN
(Ex artikel 54c van het Wetboek van Strafvordering)

OP HET HOGER BEROEP VAN DE APPELLANT, [appellant], tegen de beschikking van de Rechter-Commissaris belast met de behandeling van strafzaken bij de Kantongerechten d.d. dinsdag 12 april 2022 terzake het verzoek tot onmiddellijke invrijheidstelling (ex artikel 54c van het Wetboek van Strafvordering).

Grondslag van de inverzekeringstelling
Appellant voornoemd is op 17 maart 2022 in verzekering gesteld terzake overtreding van de artikelen 188; 371; 371 jo. 73; 381 jo. 72; 381 jo. 73; 480; 480 jo. 72; 480 jo. 72 jo. 73; 481; 482 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2; 9; 15; 15A; 16; 18; 24 en 24 jo. 73 van de Vuurwapenwet welke inverzekeringstelling is verlengd d.d. 22 maart 2022 en ingaande op 24 maart 2022;

Het verloop van de behandeling
Het Hof heeft kennis genomen van de beschikking van de Rechter-Commissaris d.d. dinsdag 12 april 2022, het beroepschrift d.d. donderdag 14 april 2022 en de inhoud van het (voorlopig) strafdossier.

Vervolgens heeft het Hof bij beschikking van donderdag 14 april 2022 bepaald dat de behandeling van het hoger beroep in raadkamer op vrijdag 15 april 2022 om 09.00 uur des voormiddags zal plaatsvinden.
Op de hiervoor vermelde datum heeft de behandeling van het hoger beroep in raadkamer plaatsgevonden, waarbij zijn gehoord:
• de advocaat, mr. G.A.T.T. Sitaram;
• de Waarnemend Procureur-Generaal, mr. C. Rasam, namens het Openbaar Ministerie en
• de appellant (telefonisch).

Ontvankelijkheid van appellant
De beschikking van de Rechter-Commissaris is gedateerd dinsdag 12 april 2022. Het beroepschrift tegen de beschikking van de Rechter-Commissaris is op donderdag 14 april 2022 ingediend bij de griffier van de Rechter-Commissaris, die het onmiddellijk heeft doorgeleid naar de griffier van het Hof van Justitie. Hierdoor is het beroep binnen de in artikel 54c lid 1 van het Wetboek van Strafvordering vastgestelde termijn ingediend, zodat appellant ontvankelijk is in het appèl.

De grieven van appellant
De advocaat heeft namens de appellant grieven opgeworpen met het verzoek om de beschikking van de Rechter-Commissaris te vernietigen en om de invrijheidstelling van appellant te gelasten.
De grieven van appellant komen – verkort en zakelijk weergegeven – op het volgende neer:
• aan appellant wordt deelneming aan een criminele organisatie, gekwalificeerde diefstal, medeplegen van gekwalificeerde diefstal, medeplichtigheid aan gekwalificeerde diefstal, medeplegen heling, medeplichtigheid aan heling en overtreding van de Vuurwapenwet verweten;
• [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op woensdag 15 maart 2022 in de avonduren samen met zijn vriend [medeverdachte 2] in een witgelakte Noah Busje was gezeten terwijl hij door de straten van [district] reed. Op een gegeven moment kreeg [medeverdachte 2] een telefoontje en na het gesprek gaf hij te kennen dat er mogelijkheid is om wat geld te verdienen. Toen is hij samen met hem naar Hotel [hotelnaam] gereden;
• [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gingen ervan uit dat zij geld konden verdienen en gaven aan dat er zes anderen zijn terwijl die zes anderen niets weten omtrent de wapens die zijn aangetroffen;
• de appellant is met zijn broertje naar [district] afgereisd om te gaan jagen en te vissen. Het strafbaar feit is in [district] begonnen toen het telefonisch gesprek werd gevoerd tussen een tot nu toe onbekend persoon en [medeverdachte 2]. Bij wapenhandel is er sprake van een ‘hit and run’ situatie;
• er zijn geen wapens en verboden spullen bij appellant aangetroffen;
• de vervolging wil het Hof doen geloven dat appellant het gesprek met de verdachte [medeverdachte 3] heeft geïnitieerd. Uit de telefoonuitdraai is gebleken dat het gesprek door [medeverdachte 3] is geïnitieerd. [medeverdachte 3] heeft foto’s naar de appellant gestuurd en de appellant heeft daarop gereageerd. Het betreft slechts een reactie en niets meer dan dat. Dit gesprek is in 2021 gevoerd en er zijn verschillende foto’s van wapens in de berichten aangetroffen. Het is nog niet duidelijk of het om dezelfde wapens gaat die bij de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn aangetroffen;
• men wekt de indruk dat de appellant een actieve wapenhandelaar is;
• deze zaak heeft slechts te maken met een achttal wapens die in [district] zijn gevonden en
• de bewijzen die in het dossier voorkomen, kunnen niet leiden tot een redelijk vermoeden van schuld.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft naar aanleiding van de grieven – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
• de verdachten [medeverdachte 4] (de schoonzoon van [medeverdachte 5]) en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij thuis bij [medeverdachte 5], de broer van de verdachten [medeverdachte 6] en [appellant], een bijeenkomst hebben gehad. Na die bijeenkomst zijn zij naar [district] vertrokken;
• de appellant en zijn broer, [medeverdachte 6], hebben gesteld dat zij waren gaan jagen terwijl [medeverdachte 2] heeft verklaard dat aan hem was gevraagd om enkele werkzaamheden te verrichten. De verdere details zou hij van [medeverdachte 4] vernemen. Toen zij door [medeverdachte 1] alias [bijnaam medeverdachte 1] met de auto van het merk Prado waren opgehaald was [medeverdachte 5] daarbij ook aanwezig. [medeverdachte 2] was ook meegereden;
• hierna zijn zij overgestapt in een auto van het merk Landcruiser waarin er 8 semi automatische wapens, 313 patronen en 30 patroonhouders zijn aangetroffen. Uit dat aantal bleek dat twee wapens behoren tot het arsenaal vuurwapens dat uit het wapendepot te [plaats] zijn weggenomen;
• uit het mobiele onderzoek is er een duidelijke belverkeer geconstateerd en er zijn whatsapp berichten veiliggesteld waarin er wordt gesproken over wapens en munitie. Ook de tenaamstelling en aansluitnummer van appellant is vastgesteld. Het is ook gebleken dat appellant in contact is getreden met verschillende personen, waaronder ene [medeverdachte 3]. Die chatberichten zijn in het dossier toegevoegd;
• er is ook een foto van een machinegeweer met patronen waarbij men praat over de koop en verkoop. Er is gesteld dat het om nieuwe wapens gaat en er is aangegeven waar het kan worden opgehaald. Deze wapens worden in georganiseerd verband verder verhandeld;
• uit de verklaringen van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] en op aanwijzing van [bijnaam medeverdachte 1] is gebleken op welke wijze de wapens zijn opgehaald. [medeverdachte 5] was ook erbij;
• de chatberichten dateren vanaf 29 september 2020. Dit geeft aan dat men al geruime tijd bezig is.
• de wapens zijn gelinkt aan de diefstal uit het wapendepot van de ex-president. De chatberichten beslaan die periode en men is al geruime tijd bezig met het verhandelen van de wapens.
• in casu is er onderzoeksbelang, de aanhouding van één van de broeders [medeverdachte 5] zal binnenkort geschieden. De veiliggestelde berichten en de conversaties met anderen moeten nog verder worden uitgewerkt. Naar aanleiding van deze resultaten zullen er nadere verhoren plaatsvinden. Er dreigt gevaar voor bewijsvertroebeling en
• in dit soort zaken wordt er slechts een redelijk vermoeden van schuld vereist. In casu is er een onderzoeksbelang en dringende noodzakelijkheid dat appellant in detentie blijft.
Op grond van het bovenstaande heeft het Openbaar Ministerie aan het Hof verzocht om de beschikking van de Rechter-Commissaris d.d. dinsdag 12 april 2022 te willen bevestigen.

De beoordeling van het hoger beroep
Naar aanleiding van de grieven van de verdediging en het standpunt van het Openbaar Ministerie stelt het Hof het volgende voorop.

Bij de behandeling van een verzoekschrift tot invrijheidstelling van een verdachte in de fase van de inverzekeringstelling toetst het Hof of de inverzekeringstelling al dan niet rechtmatig is en als er aan de eisen van de inverzekeringstelling is voldaan. Er dient dan sprake te zijn van een verdenking die voldoende was voor de aanhouding van verdachte, welke voorts betrekking dient te hebben op een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast moet er sprake zijn van onderzoeksbelang. Bij een verlengde inverzekeringstelling wordt tevens de dringende noodzaak van continuering van de detentiemaatregel getoetst.

Het Hof zal zich derhalve moeten toespitsen op de hiervoor vermelde criteria.

Het Hof heeft uit de geschetste situatie geconstateerd dat appellant in verband wordt gebracht met verschillende wapens en munitie, waaronder 8 semi automatische wapens, 313 patronen en 30 patroonhouders. Uit dat aantal is ook gebleken dat twee wapens behoren tot het arsenaal vuurwapens die uit het wapendepot van de ex-president te [plaats] zijn weggenomen. Voorts zijn er chatberichten veiliggesteld waaruit is gebleken dat appellant met derden heeft gecommuniceerd over koop en verkoop van wapens en munitie. Deze chatberichten dateren vanaf 29 september 2020. Ook is er een foto van een machinegeweer met patronen in de chatberichten aangetroffen waarbij men praat over de koop en verkoop. Er is gesteld dat het om nieuwe wapens gaat en er is aangegeven waar het kan worden opgehaald. Naar het oordeel van het Hof is het redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van appellant uit het bovenstaande komen vast te staan.

Naast het redelijk vermoeden van schuld acht het Hof het onderzoeksbelang nog aanwezig. In casu moet de verdachte [medeverdachte 5] nog worden aangehouden en de veiliggestelde chatberichten en de conversaties met anderen moeten nog verder worden uitgewerkt. Naar aanleiding van deze resultaten zullen er nadere verhoren plaatsvinden. In de visie van het Hof moet er aan het Openbaar Ministerie de ruimte worden geboden om te onderzoeken wat de werkelijke bedoeling van het in het bezit hebben van de verschillende wapens en munitie is geweest.

Nu het redelijk vermoeden van schuld en het onderzoeksbelang nog aanwezig worden geacht, acht het Hof de inverzekeringstelling van de appellant rechtmatig. Mede gelet op het voorgaande en ter voorkoming van bewijsvertroebeling acht het Hof tevens de dringende noodzaak van de continuering van de detentiemaatregel ten aanzien van appellant geïndiceerd.

Gelet op de geschetste situatie en het geïndiceerd onderzoeksbelang is het Hof van oordeel dat in dit stadium van het onderzoek er een dringende noodzakelijkheid bestaat voor de verdere continuering van de vrijheidsbeneming van de appellant. Om die reden dient het door appellant gedane verzoek te worden afgewezen en zal de beschikking van de Rechter-Commissaris d.d. dinsdag 12 april 2022 worden bevestigd.

DE BESLISSING IN HOGER BEROEP

HET HOF:

Wijst af het verzoek van appellant, [appellant], in hoger beroep;

Bevestigt de beschikking van de Rechter-Commissaris gegeven op dinsdag 12 april 2022.

Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie op vrijdag 15 april 2022 door: mr. D. Nanhoe, Fungerend – President, mr. L. Ravenberg en mr. S. Punwasi, Leden – Plaatsvervangers, bijgestaan door mr. M. Behari, Fungerend – Griffier.

w.g. M. Behari w.g. D. Nanhoe
w.g. L. Ravenberg
w.g. S. Punwasi

Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
(mr. M.E. van Genderen – Relyveld)