SRU-HvJ-2022-3

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer ATC-HB 20-02
  • Uitspraakdatum 02 juni 2022
  • Publicatiedatum 15 juni 2022
  • Rechtsgebied Tuchtrecht
  • Inhoudsindicatie

    De advocaat heeft immers een publieke opdracht in de rechtsbedeling. Dit houdt onder meer in dat de advocaat zich dient te schikken naar de wetten van het land en zich hierbij bewust moet zijn van zijn specifieke positie.

Uitspraak

HOF VAN JUSTITIE
dienende als beroepsinstantie van het Advocaten Tuchtcollege

In de zaak van

Stichting Sandstone, rechtspersoon,
kantoorhoudende te Paramaribo,
appellant, hierna aangeduid als ‘Sandstone’,
gevolmachtigde: [naam],

tegen

[gedaagde], advocaat,
kantoorhoudende te [adres],
geïntimeerde, hierna aangeduid als [gedaagde]
procederend in persoon,

naar aanleiding van het door Sandstone ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van het Advocaten Tuchtcollege (hierna ATC genoemd) van 22 mei 2020 (no. 19/25) tussen Sandstone als klaagster en [gedaagde] de advocaat tegen wie de klacht is ingediend,

spreekt de Fungerend-president, in naam van de Republiek, op de voet van artikel 57 van de Advocatenwet (S.B. 2004 no. 42 zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2015 no. 42) de navolgende beslissing uit.

1 De procedure in hoger beroep
1.1 Het Hof heeft kennis genomen van:
– de processtukken van de eerste aanleg;
– de memorie van grieven die de Griffie van het Hof van Justitie van Sandstone heeft ontvangen op 26 juni 2020 in verband met het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van het ATC;
– antwoord appelmemorie d.d. 06 oktober 2020;
– de processen-verbaal van het verhandelde in Raadkamer van het Hof van Justitie op respectievelijk 06 oktober 2020 en 10 november 2020;
– de conclusie na verhoor van partijen zijdens Sandstone;
– de conclusie na verhoor van partijen zijdens [gedaagde].

1.2 De uitspraak van de beslissing is bepaald op heden.

2 De feiten
Het volgende is komen vast te staan:
2.1 Op 21 juli 2009 heeft Sandstone een geldbedrag geleend van de stichting “Chacha”, hierna aangeduid als de schuldeiseres.
Als zekerheid tot terugbetaling van het geldbedrag, met overeengekomen rente, heeft Sandstone ten behoeve van de schuldeiseres een hypotheek gevestigd op “het erfpachtsrecht – vervallende twee april tweeduizend en vijftig – op het perceelland, met al hetgeen daarop staat, groot vierhonderd en tien zeven en veertig/honderdste meters, gelegen in het district [district], deel uitmakende van het voorland van het perceelland bekend als serie A van de vestigingsplaats [vestigingsplaats] en nader aangeduid op de kaart van de landmeter F. Emanuels de dato zes en twintig januari 1976 met de letters AFGHK.”, hierna aangeduid als het onroerend goed.

2.2 Vanaf het jaar 2015 heeft Sandstone diverse processen tegen de schuldeiseres gevoerd met het oog op respectievelijk stopzetting van aangezegde openbare verkopen van het onroerend goed en vernietiging van de hypotheekakte in de zaken bekend onder respectievelijk A.R.No.15-4909, A.R.No.15-5133, A.R.No.16-5056 en A.R.No.16-6324. In de processen vanaf het jaar 2016 heeft [gedaagde] als procesgemachtigde namens de schuldeiseres opgetreden.

2.3 Bij exploit van deurwaarder Dasimin Toekimin d.d. 5 januari 2017 no.006 is een brief d.d. 2 januari 2017 afkomstig van [gedaagde], advocaat, kantoorhoudende aan de [adres] en gericht aan Stichting Sandstone betekend waarvan de inhoud als volgt luidt:

“Betreft: Stichting Cahcha
Contra
Stichting Sandstone
(Sommatie)

Aan: Stichting Sandstone
T.a.v. de voorzitter
[naam]
[plaats]
[District]

Paramaribo, 02 januari 2017
Geachte [naam],

Bij vonnis in Kort geding de dato 25 oktober 2016, A.R. no. 16-5056, heeft de kantonrechter in het door u aangespannen kort geding de executie van de hypotheekakte de dato 21 juli 2009 opgeschort op grond van de door u opgeworpen rechtsvraag omtrent de verjaring van de opgelopen rente, zoals door partijen bedongen.
Bij gemeld vonnis heeft de rechter u opgedragen om binnen twee maanden na het vonnis deze rechtsvraag aan de rechter voor te leggen in een bodemprocedure.
Mijn cliënte wil echter deze rechtsvraag reeds nu voor u beantwoorden en geeft zij hierbij te kennen u de rente volledig kwijt te schelden.

Op grond hiervan wordt u dan ook gesommeerd om op uiterlijk vrijdag 13 januari 2017 uiterlijk 12.00 uur te mijne kantore, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de ter leen verkregen hoofdsom ad USD 60.000 minus de gepleegde betaling van in totaal USD 3.000, brengende het saldo op USD 57.000. Mocht u aan deze sommatie geen gevolg geven, dan zal mijn cliënte opnieuw de executie aanzeggen en zijn de gevolgen geheel voor uw rekening.

Hopende u naar behoren te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
[gedaagde]
(voorzien van een handtekening)

2.4 In september 2017 heeft [gedaagde] namens de schuldeiseres een andere zaak tegen Sandstone, bekend onder A.R.No.17-3721 ingediend, in welke zaak [gedaagde] slechts de hoofdsom heeft gevorderd, daarbij onderbouwend dat de rente volledig is kwijtgescholden.

2.5 Middels betekening bij exploit d.d. 15 juni 2019, no.179 van deurwaarder Bhoelan – zakelijk weergegeven – een grosse akte crediet hypotheek verleden ten overstaan van Notaris Mr. P. Bishoen, een rectificatie en in juli 2019 wordt Sandstone middels betekening van een exploit van een deurwaarder door [gedaagde] aangemaand tot betaling van de hoofdsom en rente, waarbij tevens de aanzegging voor de veiling is gedaan.
Op 18 oktober 2019 heeft Sandstone een klacht tegen [gedaagde] bij de Deken van de Surinaamse Orde van Advocaten ingediend.

3 De klacht
3.1 De klacht van Sandstone houdt – zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang – in, dat [gedaagde] tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 37 van de Advocatenwet.

3.2 Daartoe heeft Sandstone het volgende gesteld:
a) de sommatie/saldo-opgave d.d. 04 juni 2019, inhoudende de hoofdsom en achterstallige rente, is valselijk opgemaakt en ondertekend door [gedaagde] en het heeft Sandstone nimmer bereikt; [gedaagde] doet ten onrechte voorkomen alsof de sommatie in de brievenbus van het bestuurslid van Sandstone is bezorgd;
b) [gedaagde] heeft namens zijn cliënte de veiling aangezegd voor 12 augustus 2019; indien deze veiling zou hebben plaatsgevonden, dan zou het tot benadeling van Sandstone hebben kunnen leiden, omdat de volledige rente reeds was kwijtgescholden door de cliënte van [gedaagde]; [gedaagde] heeft ondanks de kwijtschelding van de rente, geprobeerd het op een slinkse wijze op Sandstone te verhalen;
c) in het deurwaardersexploit no. 006 d.d. 05 januari 2017 van deurwaarder Dasimin Toekimin, bij welk exploit de brief van [gedaagde] d.d. 02 januari 2017 is betekend aan Sandstone, staat de passage “onder voorbehoud van rechten” niet vermeld, terwijl in het exemplaar van de brief van 02 januari 2017 dat [gedaagde] aan de Deken heeft doen toekomen en welk exemplaar Sandstone onder ogen heeft gehad, de hiervoor bedoelde passage wel vermeld staat. [gedaagde] heeft de passage “onder voorbehoud van rechten” achteraf erbij getypt in de brief.

4 De beslissing van het ATC op de klacht
4.1 Het Hof verwijst naar de inhoud van de beslissing van het ATC van 22 mei 2020, onder nummer 19/29, van welke beslissing partijen een afschrift van de Secretaris van het ATC hebben ontvangen op 28 mei 2020.

4.2 Het ATC is in diens beslissing tot de slotsom gekomen – verkort weergegeven – dat niet in rechte is komen vast te staan dat [gedaagde] onbetamelijk heeft gehandeld jegens Sandstone c.q. dat van enig tuchtrechtelijk verwijt aan de zijde van [gedaagde] niet is gebleken. Het ATC heeft op grond van deze conclusie de klacht van Sandstone ongegrond verklaard en heeft hierover – zakelijk weergegeven – als volgt geoordeeld dat:
1) de sommatie niet gekwalificeerd kan worden als te zijn valselijk opgemaakt, omdat de sommatie in opdracht van de cliente van [gedaagde] is opgemaakt en daarover geen twijfel bij het ATC bestaat;
2) het betekenen van stukken een bevoegdheid is van de deurwaarder, zodat het eventuele nalaten, onzorgvuldigheid of slordigheid van een deurwaarder [gedaagde] niet kan worden toegerekend;
3) uit de inhoud van de brief van 02 januari 2017 die [gedaagde] op 05 januari 2017 aan Sandstone heeft doen betekenen duidelijk blijkt dat er een voorbehoud is opgemaakt;
4) het ATC uit de inhoud van het schrijven van 17 januari 2017 in reactie op de brief van 02 januari 2017 begrijpt dat de kwijtschelding van de rente voorwaardelijk is geschied en dat Sandstone binnen een bepaalde periode toch nog de hoofdsom moet betalen.

5 De vordering en grieven in hoger beroep
Sandstone vordert vernietiging van de bestreden beslissing en om alsnog de door haar ingediende klacht tegen [gedaagde] gegrond te verklaren.
Daartoe voert zij – zakelijk weergegeven – een vijftal grieven aan, te weten:
Grief 1. Het ATC gaat in overweging 4.3 van de bestreden beslissing er onterecht van uit dat de deurwaarder in opdracht van de cliënte van [gedaagde] moest executeren, omdat het de notaris is die in opdracht van een cliënte executeert en de deurwaarder elke bevoegdheid mist om te executeren. De sommatie is niet in opdracht van de cliënte van [gedaagde] opgemaakt, omdat niet voor of namens de cliënte is gesommeerd en de saldo-opgave niet door de cliënte is ondertekend;
Grief 2. Sandstone kan de overweging van het ATC in 4.3 van de bestreden beslissing dat de wijze van het betekenen van stukken een bevoegdheid is van de deurwaarder niet volgen, omdat de deurwaarder de stukken op vrijdag 14 juni 2019 van het notariaat Kalisingh heeft gehad om te betekenen en hij deze stukken op zaterdag 15 juni 2019 aan Sandstone heeft betekend. De vermeende sommatie is niet aan Sandstone betekend, doch slechts een saldo-opgave afkomstig van [gedaagde]. [gedaagde] heeft de sommatie niet aan een deurwaarder afgegeven om te doen betekenen aan Sandstone, doch heeft hij de sommatie in de brievenbus van het oud adres van het bestuurslid van Sandstone gedaan. De sommatie is valselijk opgemaakt, omdat de daarin opgesomde rente reeds volledig was kwijtgescholden;
Grief 3. [gedaagde] kan wel een nalaten, onzorgvuldigheid, slordigheid en plichtsverzuim worden verweten. Hij heeft door middel van listige trucjes gepoogd de sommatie opzettelijk buiten het gezichtsveld van Sandstone te houden, met het doel om Sandstone tegen te houden om daartegen op te komen en de termijn van betaling te laten verstrijken om de executie aan te zeggen. [gedaagde] droeg er kennis van dat het huidige en enige bestuurslid niet op het adres woont alwaar de sommatie in de brievenbus is gedeponeerd en hij was bekend met het adres van Sandstone en dat is het adres alwaar de deurwaarder het exploit aan Sandstone heeft betekend;
Grief 4. Het ATC gaat in overweging 4.3 er onterecht vanuit dat de rente een voorwaardelijke kwijtschelding zou betreffen, omdat de schuldeiseres een proces in de zaak bekend onder A.R. No. 17-3721 heeft opgestart waarin zij zelf duidelijk heeft aangegeven dat de rente volledig is kwijtgescholden. Dit heeft het ATC niet in de beoordeling van de bestreden beslissing meegenomen;
Grief 5. Het ATC heeft in de bestreden beslissing ten onrechte overwogen dat zij uit de inhoud van het schrijven van 17 januari 2017 inzake antwoord Stichting Sandstone op het schrijven van 02 januari 2017 begrijpt, dat de kwijtschelding van de rente voorwaardelijk is geschied.

6 De beoordeling
6.1 De ontvankelijkheid van het beroep
Het afschrift van de beslissing van het ATC heeft elk der partijen op 28 mei 2020 van de Secretaris van het ATC ontvangen. Sandstone heeft middels het in drievoud indienen van een met redenen omklede memorie, vergezeld van drie afschriften van de beslissing van het ATC, op 26 juni 2020 op de Griffie van het Hof van Justitie hoger beroep aangetekend tegen de beslissing van het ATC (hierna aangeduid als de bestreden beslissing). De conclusie is dat Sandstone binnen de in artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet gestelde termijn van 30 dagen hoger beroep heeft aangetekend tegen de bestreden beslissing, zodat zij ontvankelijk is in het ingestelde hoger beroep.

6.2.1 De klacht en grief 1 betrekking hebbend op de bevoegdheid om te executeren
Het Hof kan Sandstone in het eerste deel van grief 1 niet volgen, zijnde het deel waarin zij stelt dat het ATC er onterecht van uitgaat dat de deurwaarder in opdracht van de cliënte van [gedaagde] moest executeren, omdat het de notaris is die in opdracht van een cliënte executeert en de deurwaarder elke bevoegdheid mist om te executeren. Dit deel dat betrekking heeft op de beantwoording van de vraag welke beroepsgroep de bevoegdheid tot executie toekomt, acht het Hof niet relevant voor de inhoudelijke beoordeling van de tuchtklacht. Dit, omdat elke beroepsgroep ingevolge de op hun beroepsgroep van toepassing zijnde wet weet of hoort te weten waartoe zij bevoegd is en dat zij afzonderlijk onder enig tuchtrecht onderworpen zal zijn indien zij de aan haar gegeven bevoegdheid overschrijdt.

6.2.2 [gedaagde] werpt in reactie op grief 1 op dat de stelling van Sandstone, inhoudende dat de saldo-opgave die door de advocaat is opgemaakt door de schuldeiseres zelf moet worden ondertekend en niet door de advocaat, geen steun vindt in de wet.
Ter zake is het Hof van oordeel dat deze grief van Sandstone op grond van de hierna volgende overwegingen niet opgaat. Elke advocaat die door een justitiabele is benaderd om in een geschil voor diens belangen op te komen, is bevoegd om namens die justitiabele, in casu de schuldeiseres tevens cliënte van [gedaagde], stukken aangaande dat geschil te tekenen. Zou de advocaat daartoe niet bevoegd zijn dan zou de justitiabele een desaveauprocedure tegen de advocaat kunnen instellen. Gesteld noch gebleken is dat de schuldeiseres een dergelijke procedure jegens [gedaagde] heeft ingesteld, zodat mag worden aangenomen dat [gedaagde] bevoegd was de saldo-opgave namens de schuldeiseres te tekenen en de sommatie namens de schuldeiseres te doen plaatsvinden. Overigens moge het duidelijk zijn dat [gedaagde] als advocaat namens zijn cliënte heeft opgetreden tot het tegendeel is bewezen. In de sommatie is immers gesteld “Mijn cliënte wil echter deze rechtsvraag reeds nu voor u beantwoorden en geeft zij hierbij te kennen u de rente volledig kwijt te schelden.” Uit het bovenstaande volgt dat grief 1 van Sandstone als ongegrond wordt verworpen.

6.3 De klacht en grief 3 betrekking hebbend op het niet doen betekenen van de sommatie en doen deponeren van de sommatie op een oud adres
Ten aanzien van het niet doen betekenen van de sommatie is het Hof van oordeel dat Sandstone zulks ter beoordeling aan de civiele rechter, die belast is met de behandeling van de zaak in het tussen partijen bestaande civiele geschil, moet voorleggen, omdat die de bevoegdheid heeft om – voor zover van de juistheid van de stelling van Sandstone zou mogen worden uitgegaan – hieraan consequenties te verbinden volgens de spelregels van het procesrecht. Grief 3 wordt daarom ook verworpen.

6.4 De gronden van de klacht en grief 2 betrekking hebbend op de valselijk opgemaakte sommatie en grieven 4 en 5 betrekking hebbend op het al dan niet voorwaardelijk kwijtschelden van de rente
6.4.1 De grieven 2, 4 en 5 van Sandstone lenen zich voor gezamenlijke bespreking daar zij elkaar overlappen en verband houden met elkaar.
Het Hof stelt vast dat het in de kern van de grieven 4 en 5 van Sandstone het erom gaat dat op het exemplaar van de brief van 02 januari 2017 die [gedaagde] aan Sandstone heeft doen betekenen de passage “onder voorbehoud van rechten” niet staat vermeld, terwijl deze passage wel vermeld staat op het exemplaar van de brief die [gedaagde] in de zaak bekend onder A.R. No. 17-3721 en bij de Deken van de Surinaamse Orde van Advocaten heeft overgelegd. Naar het Hof de grieven 4 en 5 van Sandstone begrijpt, zou [gedaagde] de bedoelde passage achteraf hebben toegevoegd om de indruk te doen wekken dat hij datzelfde exemplaar met de bedoelde passage aan Sandstone heeft doen betekenen, enkel en alleen met doel om de reeds kwijtgescholden rente alsnog op Sandstone te kunnen verhalen en de veiling van het onroerend goed aan te kunnen zeggen. In het licht van het bovenstaande is Sandstone door het Hof in de gelegenheid gesteld om het exemplaar van de brief die [gedaagde] op 05 januari 2017 aan hem heeft doen betekenen ten processe over te leggen, opdat deze vergeleken kon worden met het exemplaar dat [gedaagde] in de zaak bekend onder A.R. No. 17-3721, aan de Deken van de Surinaamse Orde van Advocaten en het ATC (hierna het “tweede exemplaar” genoemd) heeft doen toekomen. Bij een minutieuze vergelijking van de twee exemplaren heeft het Hof vastgesteld dat:
a) de handtekening van [gedaagde] in de brief die [gedaagde] aan Sandstone heeft doen betekenen en de handtekening van [gedaagde] in het tweede exemplaar verschillen, voorts verschilt ook de tekstopmaak;
b) in beide exemplaren dezelfde inhoud staat vermeld, te weten:
“ Bij vonnis in Kort geding de dato 25 oktober 2016, A.R. no. 16-5056, heeft de kantonrechter in het door u aangespannen kort geding de executie van de hypotheekakte de dato 21 juli 2009 opgeschort op grond van de door u opgeworpen rechtsvraag omtrent de verjaring van de opgelopen rente, zoals door partijen bedongen.
Bij gemeld vonnis heeft de rechter u opgedragen om binnen twee maanden na het vonnis deze rechtsvraag aan de rechter voor te leggen in een bodemprocedure.
Mijn cliënte wil echter deze rechtsvraag reeds nu voor u beantwoorden en geeft zij hierbij te kennen u de rente volledig kwijt te schelden.
Op grond hiervan wordt u dan ook gesommeerd om op uiterlijk vrijdag 13 januari 2017 uiterlijk 12.00 uur te mijne kantore, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de ter leen verkregen hoofdsom ad USD 60.000 minus de gepleegde betaling van in totaal USD 3.000, brengende het saldo op USD 57.000. Mocht u aan deze sommatie geen gevolg geven, dan zal mijn cliënte opnieuw de executie aanzeggen en zijn de gevolgen geheel voor uw rekening.”; en
c) de passage “onder voorbehoud van rechten” niet vermeld staat op het exemplaar van Sandstone.

6.4.2 Bij confrontatie met de constatering van het Hof heeft [gedaagde] tijdens het verhoor op 10 november 2020 beaamd dat het tweede exemplaar van de brief niet hetzelfde is als het exemplaar dat hij aan Sandstone heeft doen betekenen. Volgens zijn verklaring heeft hij het exemplaar waarop “onder voorbehoud van rechten” staat aangegeven naderhand uitgeprint en bij zijn verweer toegevoegd. Hij heeft aangegeven geen verklaring te kunnen geven hoe het verschil is gekomen en heeft daarbij gelijk kenbaar gemaakt dat indien hij in deze fout is en indien deze fout door wie dan ook op zijn kantoor is gemaakt, hij de verantwoordelijkheid hiervoor neemt omdat hij de eindverantwoordelijke is. [gedaagde] heeft kenbaar gemaakt dat hij met zijn cliënt kan praten indien Sandstone de hoofdsom wenst te betalen en dat het praten met zijn cliënt hierover geen probleem hoeft te zijn.

6.4.3 Sandstone heeft in reactie op hetgeen [gedaagde] heeft aangegeven c.q. voorgesteld, ondubbelzinnig kenbaar gemaakt dat het betalen van de hoofdsom thans niet aan de orde is. Wat volgens Sandstone aan de orde is, is de tuchtzaak. Met name de door [gedaagde] valselijk opgemaakte stukken en het feit dat [gedaagde] op grond van deze valselijk opgemaakte stukken wil overgaan tot executeren.

6.4.4 Vaststaat dat [gedaagde] een ander exemplaar van de brief van 02 januari 2017 aan Sandstone heeft doen betekenen, terwijl hij nadien in de tussen partijen gevoerde processen het exemplaar van de brief met de passage “onder voorbehoud van alle rechten” heeft overgelegd. Uit de feiten weergegeven onder 2.1 tot en met 2.4 staat onomstotelijk vast dat de verschuldigde rente was kwijtgescholden. Sandstone diende alleen de hoofdsom te betalen. In juli 2019 werd Sandstone “verrast” met een deurwaardersexploit genoemd onder 2.5 met aanzegging de hoofdsom en de rente te betalen. Daarbij is een veiling aangezegd. Kennelijk ter onderbouwing van de renteaanzegging (die eerder was kwijtgescholden) is door [gedaagde] het “tweede exemplaar” geproduceerd en overgelegd onder meer bij de deken en het ATC. [gedaagde] heeft steeds volhard dat dit tweede exemplaar authentiek was totdat hij na confrontatie met de verschillen van de handtekening erkende dat er een andere exemplaar was geproduceerd en dat dit exemplaar wel was voorzien van de tekst “ONDER VOORBEHOUD VAN ALLE RECHTEN”. Deze gedraging van [gedaagde] is naar het oordeel van het Hof bewust gedaan en zou ertoe leiden dat Sandstone benadeeld zou kunnen worden en wordt aangemerkt als een handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt, hetgeen wel als een tuchtrechtelijk verwijt in de zin van artikel 37 van de Advocatenwet dient te worden aangemerkt. Het is een ernstige inbreuk die des te ernstiger is nu het door een advocaat is gepleegd. De advocaat heeft immers een publieke opdracht in de rechtsbedeling. Dit houdt onder meer in dat de advocaat zich dient te schikken naar de wetten van het land en zich hierbij bewust moet zijn van zijn specifieke positie. Het gegeven dat de genoemde valsheid en het gebruik van het valse stuk werden gepleegd in de uitoefening van zijn beroep en deel uitmaken van het dossierbeheer, is een verzwarende omstandigheid. Het schendt immers het vertrouwen van de rechterlijke macht en instanties waar de advocaat zijn cliënt vertegenwoordigt of bijstaat. Dit vertrouwen is fundamenteel voor een goed functioneren van de rechtstaat en de advocatuur.

6.4.5 Het Hof komt op grond van hetgeen hiervoor onder 6.4.1 tot en met 6.4.4 is overwogen tot de slotsom, dat grieven 2, 4 en 5 van Sandstone gegrond zijn en [gedaagde] wel een tuchtrechtelijk verwijt in de zin van artikel 37 van de Advocatenwet kan worden gemaakt. Mitsdien zal de bestreden beslissing van het ATC worden vernietigd en aan [gedaagde] een passende maatregel uit de opsomming van artikel 45 lid 2 van de Advocatenwet worden opgelegd.

6.5 De op te leggen tuchtmaatregel

6.5.1 Bij het opleggen van een tuchtmaatregel heeft het Hof in overweging genomen:
– de ernst van het tuchtrechtelijk verwijt;
– de mogelijke gevolgen voor Sandstone vanwege het handelen van [gedaagde];
– de proceshouding van [gedaagde] tijdens de behandeling van de klacht;
– of [gedaagde] al eerder een tuchtmaatregel is opgelegd door het ATC.

6.5.2 Gebleken is dat er nog een civiele zaak tussen de schuldeiseres en de Sandstone loopt omtrent de hoogte van het nog door haar aan de schuldeiseres verschuldigde bedrag, hetgeen het Hof een indicatie geeft dat de schade voor Sandstone met de onderhavige tuchtzaak is beperkt. [gedaagde] heeft tijdens de behandeling van de tuchtzaak in hoger beroep een goede proceshouding getoond, waarbij hij zelfs heeft kenbaar gemaakt dat indien hij een fout in deze heeft begaan hij de verantwoordelijkheid hiervoor op zich neemt. Geenszins is gebleken dat [gedaagde] als advocaat eerder een tuchtmaatregel opgelegd heeft gehad of een tuchtklacht tegen hem is gediend. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht het Hof passen en geboden om aan [gedaagde] een maatregel van berisping op te leggen.

6.5.3 Gelet op het publieke belang van kennisneming van onderhavige materie zal het Hof tevens beslissen dat een afschrift van deze beslissing zal worden bekendgemaakt c.q. gepubliceerd op de uitsprakendatabank van de website van het Hof van Justitie (www.rechtspraak.sr).

7 De beslissing in hoger beroep
Het Hof:

7.1 Verklaart het ingestelde hoger beroep gegrond;

7.2 Vernietigt de bestreden beslissing van het Advocaten Tuchtcollege d.d. 22 mei 2020, bekend onder no. 19/29;

En opnieuw rechtdoende:

7.3 Verklaart de klacht van Sandstone gegrond;

7.4 Legt aan [gedaagde] de maatregel van berisping op.

7.5 Bepaalt dat een afschrift van deze beslissing zal worden bekendgemaakt c.q. gepubliceerd op de uitsprakendatabank van de website van het Hof van Justitie (www.rechtspraak.sr).

Aldus gegeven door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-president, mr. S.M.M. Chu en mr. M.C. Mettendaf, Leden en door de Fungerend-president uitgesproken ter openbare zitting van het Hof van Justitie te Paramaribo van donderdag 02 juni 2022, in tegenwoordigheid van mr. C.R. Tamsiran-Harris, Fungerend-griffier.