SRU-HvJ-2022-34

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR 14754
  • Uitspraakdatum 15 juli 2022
  • Publicatiedatum 13 september 2023
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Het resultaat van het antecentenonderzoek is een resultaat, evenals het resultaat van andere screeningen, dat van invloed was op de verdere opleiding van Bouwe. Indien Bouwe het resultaat stellig betwist, zoals hij heeft gedaan, zou de NV daar niet zondermeer aan voorbij mogen gaan. De grieven tegen het omstreden vonnis, gaan niet op.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

G.R. no. 14754

15 juli 2022

In de zaak van

LUCHTHAVENBEHEER N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
appellante in kort geding,
hierna te noemen: “de NV”,
gemachtigde: mr. dr. J. van Dijk-Silos, advocaat,

tegen

[Geïntimeerde],
wonende in het [district 1],
geïntimeerde in kort geding,
hierna te noemen “[geïntimeerde]”,
gemachtigde: mr. L.E. Palmburg, advocaat,

inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton in kort geding uitgesproken vonnis van 9 februari 2012 bekend onder AR no. 120125 tussen [geïntimeerde] als eiser in kort geding en de NV als gedaagde in kort geding,

spreekt de Fungerend-Preside nt, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis in kort geding uit.

  1. Het procesverloop

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:

– de verklaring van de griffier der kantongerechten waaruit blijkt dat de NV op 22 februari 2012 hoger beroep heeft ingesteld;

– de memorie van grieven d.d. 1 maart 2012, met een productie;

– de pleitnota gedateerd 15 februari 2013;

– de antwoordpleitnota gedateerd 5 april 2013;

– de repliekpleitnota gedateerd 5 juli 2013;

– de dupliekpleitnota gedateerd 4 oktober 2013.

1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

  1. De ontvankelijkheid van het beroep

Het beroepen vonnis is gedateerd 9 februari 2012. De NV heeft op 22 februari 2012 appèl aangetekend en is derhalve ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep.

  1. De vordering in hoger beroep

De NV vordert in hoger beroep:

vernietiging van het vonnis van de kantonrechter gedateerd 9 februari 2012 met AR no. 120125, en opnieuw rechtdoende, de vordering af te wijzen als zijnde ongegrond en onbewezen.

  1. De feiten

4.1 [Geïntimeerde] heeft gereageerd op een sollicitatieoproep van de NV in verband met de functie van airport police officer op de Johan Adolf Pengel Luchthaven te Zanderij.

4.2 Aan [geïntimeerde] is voorgehouden dat kandidaten onderworpen zullen worden aan een medische keuring, een psychologische test en een passenger security screening. Ook zal ten aanzien van kandidaten een antecedentenonderzoek plaatsvinden en zullen kandidaten een EAO training moeten volgen.

4.3 [Geïntimeerde] is op 1 september 2011 toegelaten tot de opleiding voor de functie van airport police officer te Zanderij.

4.4 Op 1 december 2011 heeft de NV aan [geïntimeerde] medegedeeld dat het antecedentenonderzoek, uitgevoerd door de CIVD, heeft uitgewezen dat hij als vechtersbaas bekend staat. Aan hem is tevens medegedeeld dat hij niet langer op de werkplek hoeft te verschijnen.

  1. De beoordeling

5.1 De NV heeft in haar memorie van grieven en haar pleitnota tien grieven aangevoerd tegen het vonnis van de kantonrechter:

Grief I : ten onrechte is de kantonrechter ervan uitgegaan dat de testen moesten worden gedaan teneinde te worden toegelaten tot de opleiding. Toen [geïntimeerde] de opleiding begon waren nog niet alle testen gedaan en daar was hij ook van op de hoogte. [geïntimeerde] was er ook van op de hoogte dat het resultaat van het antecedentenonderzoek van belang was voor de verdere training.

Grief II : ten onrechte is de kantonrechter ervan uitgegaan dat de NV gedurende drie maanden de verwachting heeft gewekt dat [geïntimeerde] een vaste aanstelling zou krijgen als airport police officer. [geïntimeerde] was ervan op de hoogte dat het antecedentenonderzoek van doorslaggevende aard was voor de voortgang van de opleiding.

Grief III: ten onrechte is de kantonrechter eraan voorbij gegaan dat [geïntimeerde] ervan op de hoogte was dat ook de CIVD het antecedentenonderzoek zou uitvoeren. Op een voorlichtingsbijeenkomst is dit aan hem voorgehouden. Indien hij daartegen bezwaar zou hebben zou hij dat kenbaar gemaakt moeten hebben. De kantonrechter heeft onder 4.3. overwogen dat bij [geïntimeerde] het vertrouwen is gewekt dat indien hij met goed gevolg door het antecentenonderzoek kwam, hij volledig zou worden toegelaten; nu hij niet met goed gevolg door het antecedentenonderzoek is gekomen kon de kantonrechter niet tot die beslissing komen.

Grief IV: de kantonrechter heeft er geen rekening mee gehouden dat de opleiding kon zijn afgelopen. In casu was dat ook het geval. De buitenlandse trainers waren reeds vertrokken. Hierdoor is de NV veroordeeld tot een onmogelijke prestatie.

Grief V: ten onrechte is de kantonrechter meegegaan met de beweringen van [geïntimeerde] als zou het antecedentenonderzoek niet door de CIVD mogen worden uitgevoerd. Er is geen enkele wettelijke regeling die de CIVD verbiedt om antecedentenonderzoeken uit te voeren. Ook is er geen wettelijke regeling die verplicht dat slechts de politie een antecedentenonderzoek mag uitvoeren.

Grief VI: ten onrechte is de kantonrechter voorbij gegaan aan het gewicht van de uitslag van het door de CIVD verrichte antecedentenonderzoek. Men kan van de NV niet verwachten dat zij een persoon die bekend staat als vechtersbaas verder traint tot airport police officer met kans op een escalatie bij calamiteiten.

Grief VII: ten onrechte heeft de kantonrechter geoordeeld dat de NV serieuzer moest omgaan met de betwisting van [geïntimeerde] en de bronnen van de beschuldigingen had moeten natrekken. De NV had geen enkele reden om aan de uitslag van het door de CIVD verrichte onderzoek te twijfelen. Ook kan de NV niet onderzoeken of de CIVD haar onderzoek wel goed heeft gedaan. De NV mag ervan uitgaan dat de CIVD op een kundige en betrouwbare wijze het onderzoek heeft verricht.

Grief VIII: ten onrechte heeft de kantonrechter aangenomen dat het niet aannemelijk is dat [geïntimeerde] bekend staat als vechtersbaas, immers, [geïntimeerde] heeft geen enkel tegenbewijs kunnen leveren.

Grief IX: ten onrechte heeft de kantonrechter in haar beslissing meegenomen dat gedurende drie maanden geen negatieve opmerkingen zijn gemaakt over het gedrag van [geïntimeerde]. Het is logisch dat een trainee zich gedurende de opleiding van zijn beste kant laat zien. De NV heeft gesteld dat de kans bestaat dat [geïntimeerde] zich bij een escalatie van gebeurtenissen niet in de hand zal kunnen houden. Om die reden kan niet van de NV worden verwacht dat zij het resultaat van het onderzoek negeert.

Grief X: ten onrechte heeft de kantonrechter het besluit van 1 december 2011 geschorst en de NV veroordeeld om [geïntimeerde] toe te laten tot de opleiding. De opleiding was reeds afgelopen en de training kon niet opnieuw worden opgezet. Om die reden kan de dwangsom niet worden verbeurd.

De beoordeling van grief I

5.2.1 [geïntimeerde] heeft op deze grief gereageerd en heeft daarbij aangevoerd dat de kantonrechter er terecht van is uitgegaan dat de testen een vereiste waren voor de toelating tot de opleiding.

5.2.2 Het Hof overweegt dat uit de stellingen en weren in eerste aanleg blijkt dat de praktische situatie was dat de kandidaten werden toegelaten op de opleiding nog voordat alle testen waren uitgevoerd. Positieve resultaten uit alle testen waren derhalve geen vereiste om toegelaten te worden tot de opleiding. Hierdoor is hetgeen opgenomen is in het vonnis onder 2.2 niet helemaal juist. In beginsel waren het vereisten waar de kandidaten gaandeweg aan zouden moeten voldoen om de opleiding met goed gevolg te kunnen afronden en daarna in dienst te treden bij de NV. Het Hof zal het vonnis dan ook dienovereenkomstig aanvullen.

De beoordeling van grief II.

5.3.1 [geïntimeerde] heeft op deze grief gereageerd waarbij hij aanvoerde dat de NV gedurende drie maanden de verwachting heeft gewekt dat hij, [geïntimeerde], een vaste aanstelling zou krijgen als het resultaat van het antecedentenonderzoek positief was. Hij stelt voorts dat de NV een verkeerde volgorde heeft gevolgd door [geïntimeerde] eerst toe te laten tot de opleiding en het werk en daarna, pas na drie maanden, het resultaat van het onderzoek bekend te maken terwijl bovendien het resultaat van het onderzoek niet juist was.

5.3.2 Het Hof overweegt dat in het beroepen vonnis onder 4.3 is overwogen dat bij [geïntimeerde] het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat, indien hij met goed gevolg door het antecedentenonderzoek kwam, hij volledig tot de opleiding zou worden toegelaten. Dit voorgaande is ook door beide partijen gesteld. In het beroepen vonnis is niet anders overwogen waardoor aan de tweede grief voorbij gegaan moet worden.

De beoordeling van de grieven III en V.

5.4.1 Het Hof zal deze twee grieven samen bespreken nu zij met elkaar in verband staan. [geïntimeerde] heeft op deze grieven gereageerd waarbij hij aanvoerde dat hij niet ervan op de hoogte was dat het antecedentenonderzoek door de CIVD zou worden uitgevoerd.

5.4.2 Het Hof overweegt dat uit de beoordeling van de kantonrechter niet blijkt dat de kantonrechter eraan voorbij is gegaan dat [geïntimeerde] ervan op de hoogte was dat ook de CIVD het antecedentenonderzoek zou uitvoeren. Ook is het niet juist dat de kantonrechter mee is gegaan met de bewering van [geïntimeerde] dat het antecedentenonderzoek niet door de CIVD zou mogen worden uitgevoerd.

Het Hof gaat daarom voorbij aan deze grieven.

De beoordeling van de grieven IV en X:

5.5.1 Het Hof zal ook deze grieven samen behandelen nu zij met elkaar in verband staan. [geïntimeerde] heeft op deze grieven gereageerd waarbij hij aanvoerde dat de NV in eerste aanleg nimmer heeft gesteld dat de training is afgelopen. Om die reden had de kantonrechter dat ook niet kunnen meenemen in haar oordeel. [geïntimeerde] voert voorts aan dat het gedeelte waarbij een buitenlandse trainer was ingezet door [geïntimeerde] reeds was afgerond, met goed gevolg. Hierdoor gaat dat gestelde niet op.

5.5.2 Het Hof overweegt dat, gelijk [geïntimeerde] stelt, in eerste aanleg niet is ingegaan op de duur van de opleiding. Hierdoor had de kantonrechter daar geen rekening mee kunnen houden en is de vierde grief niet gegrond. Dat de NV is veroordeeld tot een onmogelijke prestatie is niet aannemelijk geworden omdat de NV niet heeft betwist dat [geïntimeerde] het gedeelte dat door de buitenlandse opleiders werd verzorgd, reeds met goed gevolg had afgerond. Waaruit het resterend deel van de opleiding bestond is niet duidelijk en ook niet door de NV aangegeven. Indien het resterend deel een praktijk gedeelte was waarbij de kandidaten worden ingezet en door ervaren functionarissen worden begeleid, zou er, gelijk [geïntimeerde] aanvoert, geen sprake zijn van de veroordeling tot een onmogelijke prestatie.

Het Hof gaat om die reden ook voorbij aan de grieven IV en X.

De beoordeling van de grieven VI, VII en VIII:

5.6.1 Het Hof zal deze grieven eveneens samen bespreken. Zij handelen allen over het resultaat van het antecendentenonderzoek en het feit dat [geïntimeerde] het resultaat betwist.

5.6.2 [Geïntimeerde] heeft op deze grieven gereageerd en aangevoerd dat het helemaal niet juist is dat hij als vechtersbaas bekend staat. Hij heeft ter adstructie van zijn standpunt onder andere een anoniem schrijven overgelegd afkomstig van de justitiële inlichtingendienst.

5.6.3 Het Hof overweegt dat het in casu de vraag is of de NV zonder verder onderzoek voorbij had mogen gaan aan het feit dat [geïntimeerde] het resultaat van het antecedentenonderzoek betwist. De NV heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet gebruikelijk is om na een antecedentenonderzoek nader onderzoek te verrichten omdat de onderzochte persoon het resultaat ontkent. De NV stelt dat zij volledig vertrouwt op het antecedentenonderzoek, uit welk onderzoek duidelijk blijkt waar en wanneer eiser betrokken is geweest bij vechtpartijen.

5.6.4 Het Hof komt tot het volgende oordeel. Het resultaat van het antecedentenonderzoek is een resultaat, evenals het resultaat van andere screeningen, dat van invloed was op de verdere opleiding van [geïntimeerde]. Indien [geïntimeerde] het resultaat stellig betwist, zoals hij heeft gedaan, zou de NV daar niet zondermeer aan voorbij mogen gaan. In het rapport staat vermeld dat [geïntimeerde] drie maal betrokken is geweest bij vechtpartijen. [geïntimeerde] heeft na kennisname van het resultaat van het antecedentenonderzoek gesteld dat het niet juist is dat hij drie maal betrokken is geweest bij vechtpartijen. Hij heeft verzocht om geconfronteerd te worden met de personen die hem als vechtersbaas bestempelen en de namen van werkgevers doorgegeven waar hij eerder gewerkt heeft ter verificatie. Ook heeft [geïntimeerde] via zijn gemachtigde onderzoek gedaan bij de aanhoudingsadministratie van het Parket over de jaren genoemd in het rapport. Uit dat onderzoek is gebleken dat er geen aangiften zijn gedaan en dat [geïntimeerde] niet in aanraking is gekomen met de politie. [geïntimeerde] heeft voorts bij repliek in eerste aanleg de drie genoemde incidenten gemotiveerd betwist.

5.6.5 De NV kan zich op het standpunt stellen dat het niet de bedoeling is dat een nader onderzoek zou moeten volgen na een antecedentenonderzoek. Dat standpunt zou begrijpelijk zijn wanneer uit het resultaat overduidelijk zou blijken dat er aangiften zijn gedaan en dat er vervolging heeft plaatsgevonden, of zelfs veroordelingen zijn gevolgd. In het onderhavig geval betreft het echter geen aangiften, vervolgingen of veroordelingen, doch opmerkingen die door betrokkene stellig worden betwist. Betrokkene heeft zelfs aangeboden om het tegendeel aan te tonen. Onder die omstandigheden was het, gezien het belang van [geïntimeerde], redelijk en billijk om nader onderzoek te doen naar de argumenten van [geïntimeerde], alvorens aan het resultaat rechtsgevolgen te verbinden die in het nadeel van [geïntimeerde] waren. Immers, de NV had de mogelijkheid om, na het nader onderzoek, alsnog op redelijke gronden een besluit te nemen ten aanzien van de voortgang van de opleiding van [geïntimeerde].

5.6.6 Het Hof is van oordeel dat het voorgaande tot de slotsom leidt dat het niet onbegrijpelijk is dat de kantonrechter tot het oordeel is gekomen dat de NV niet zonder nader onderzoek voorbij had mogen gaan aan de betwisting van [geïntimeerde].

Het Hof acht de grieven daarom ongegrond.

De beoordeling van grief IX

5.7. Het Hof overweegt met betrekking tot deze grief dat de stelling van [geïntimeerde], dat hij zich gedurende de drie maanden dat hij in opleiding was goed heeft gedragen, wel bij het oordeel van de kantonrechter betrokken mocht worden, nu dit gestelde niet door de NV is betwist. Het feit dat het logisch zou zijn dat een trainee zich van zijn beste kant laat zien doet daar niets aan af.

5.8 Het Hof zal op grond van het voorgaande het beroepen vonnis bevestigen, onder aanvulling van gronden.

5.9 Het Hof acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.

5.10 De NV zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten in hoger beroep worden verwezen.

  1. De beslissing

Het Hof

6.1 Bevestigt het vonnis van de kantonrechter in kort geding gewezen en uitgesproken op 9 februari 2012 bekend onder AR no. 120125 in het eerste kanton, onder aanvulling van gronden;

6.2 Veroordeelt de NV in de proceskosten in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op nihil.

Aldus gewezen door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. A. Charan en mr. A.C. Johanns, leden en bij vervroeging uitgesproken door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag, 15 juli 2022 in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berenstein BSc., Fungerend-Griffier.

w.g. S.C. Berenstein w.g. D.D. Sewratan

Bij de uitspraak ter terechtzitting is niemand verschenen.

Voor afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie,

mr. M.E. van Genderen-Relyveld