SRU-HvJ-2022-35

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer GR 16219
  • Uitspraakdatum 05 augustus 2022
  • Publicatiedatum 13 september 2023
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Het Hof heeft overwogen dat nu de rechter reeds in een andere zaak over dezelfde problematiek een beslissing heeft genomen, de schijn van vooringenomenheid kan ontstaan indien de rechter belast is met onderhavige zaak.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

GR 16219

Beschikking

op het verzoek tot wraking ex artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) van:

[Verzoekster[, wonende aan [adres 1] te [plaats 1],
gemachtigde: mr. H.H. Vreden, advocaat,
verzoekster, hierna aangeduid als [verzoekster],

ingediend in de zaak bekend onder AR no. 221643 met als partijen EUROCROSS ASSISTANCE SURINAME & CARIBBEAN NV , hierna aangeduid als Eurocross, enerzijds en [VERZOEKSTER] anderzijds en gericht tegen de kantonrechter [naam 1], hierna aangeduid als de rechter.

  1. Het procesverloop

Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:

– de akte van wraking, gedateerd 13 juni 2022, afkomstig van mr. H.H. Vreden, ingediend namens haar cliënte, ter griffie van het kantongerecht op 15 juni 2022;

– de schriftelijke reactie van de rechter, gedateerd 15 juni 2022.

  1. Het verzoek en de grondslag daarvan

2.1 [Verzoekster] heeft een wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van de zaak bekend onder AR no. 221643 welke zaak door Eurocross is ingesteld tegen [verzoekster], strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en Eurocross.

2.2 [Verzoekster] stelt dat zij bezwaar heeft tegen de berechting van de zaak door de rechter.

Zij stelt dat de rechter in een eerdere zaak tussen partijen, de zaak bekend onder AR no. 211986, waarin [verzoekster] vorderde dat Eurocross zou worden veroordeeld om [verzoekster] in de gelegenheid te stellen haar werkzaamheden te hervatten en haar loon uit te betalen, op 13 januari 2022 vonnis heeft gewezen en in die zaak heeft geoordeeld dat onder de omstandigheden van het geval, op welke omstandigheden door de rechter in het vonnis wordt ingegaan, van Eurocross niet gevergd kan worden [verzoekster] wederom in te zetten in haar bedrijf. De vordering van [verzoekster] is afgewezen.

[Verzoekster] stelt dat op grond van het voorgaande gegronde vrees bestaat dat de rechter niet onpartijdig is waardoor afbreuk zal worden gedaan aan het recht van [verzoekster] op behandeling van de zaak door een onpartijdige rechter.

[Verzoekster] stelt tevens dat op grond van het voorgaande tussen haar en de rechter een hoge graad van vijandschap bestaat waardoor zij reden heeft om de rechter te wraken.

  1. De reactie van de rechter

3.1 De rechter berust niet in de wraking. Hij voert in zijn verklaring – kort gezegd – aan dat tussen hem en de procespartij geen hoge graad van vijandigheid bestaat omdat hij de procespartij niet kent, geen contacten met haar onderhoudt waardoor er ook geen mogelijkheid van vijandschap tussen hem en de procespartij bestaat en kan bestaan. Hij heeft verder aangevoerd dat de procespartij met hem van mening verschilt over de interpretatie van welke betekenis partijen aan een beding mochten geven en wat zij ten aanzien daarvan over en weer van elkaar mogen verwachten. Hij is van mening dat het instituut van wraking niet voor dergelijke gevallen in de wet is opgenomen, daarvoor bestaat het instituut van het hoger beroep;

De rechter concludeert dat het wrakingsverzoek ongegrond is.

  1. De beoordeling

4.1 Het Hof overweegt dat, gelijk de rechter heeft aangevoerd, nu de rechter niet bekend is met de procespartij, niet blijkt van enige vijandigheid zoals bedoeld in de grond door [verzoekster] aangevoerd.

4.2 [Verzoekster] beroept zich er in haar akte van wraking ook op dat zij vreest dat de rechter niet onpartijdig zal zijn vanwege zijn eerdere betrokkenheid bij een rechtszaak tussen partijen, namelijk de zaak bekend onder AR no. 211986.

4.3 Het hof stelt voorop dat een rechter, naast de in artikel 31 Rv opgesomde gronden, ook gewraakt kan worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter tegenover een procespartij vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Er zullen dan bijzondere omstandigheden moeten zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld.

Indien een procespartij zich erop beroept dat de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt, zal die de concrete omstandigheden terzake moeten aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.

4.4 De vraag of er sprake is van rechterlijke partijdigheid moet worden beantwoord aan de hand van twee criteria: het subjectieve en het objectieve criterium. Bij het subjectieve criterium gaat het om de vraag of sprake is van een gebleken persoonlijke overtuiging en/of zodanig gedrag van een rechter, dat door een partij de conclusie moet worden getrokken dat de rechter partijdig is. Bij het objectieve criterium gaat het om de vraag of sprake is van een bij een partij bestaande, objectief gerechtvaardigde vrees dat de onpartijdigheid bij de rechter ontbreekt, waarbij ook de schijn van partijdigheid van belang is.

4.5 In haar verzoek heeft [verzoekster] geen feiten of omstandigheden gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van subjectieve partijdigheid. Het hof zal dan ook enkel beoordelen of er sprake geweest kan zijn (van schijn) van objectieve partijdigheid.

4.6 Als concrete omstandigheid dat de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt, heeft [verzoekster] gesteld dat de rechter in de zaak bekend onder AR no. 211986 bij vonnis d.d. 13 januari 2022, reeds een oordeel heeft gegeven omtrent hetzelfde onderwerp, namelijk – zo begrijpt het Hof – de vraag of van Eurocross gevergd kan worden [verzoekster] wederom te werk te stellen in haar bedrijf en aan haar haar loon te betalen.

4.7 Het hof heeft kennis genomen van het dossier in de onderhavige zaak, waarin de akte van wraking is ingediend.

Uit de processtukken in deze zaak, waarin ook het vonnis in de zaak bekend onder AR no. 211986 als productie is overgelegd, blijkt dat de kantonrechter in de zaak bekend onder AR no. 211986 moest oordelen over de vraag of van Eurocross gevergd kan worden om [verzoekster] weer tewerk te stellen en haar loon uit te betalen.

In de onderhavige zaak, met AR no. 221643, moet geoordeeld worden over de vraag of van Eurocross gevergd kan worden om de dienstbetrekking met [verzoekster] voort te zetten.

4.8 Het hof stelt vast dat de rechter in het vonnis van 13 januari 2022 in de zaak bekend onder AR no. 211986 een oordeel heeft gevormd en een beslissing heeft genomen over de vraag of van Eurocross gevergd kan worden om [verzoekster] weder tewerk te stellen en haar salaris uit te keren, terwijl de rechter in de onderhavige zaak moet oordelen over de vraag of van Eurocross gevergd kan worden [verzoekster] als werknemer te handhaven. De feiten en omstandigheden, het gevorderde en de weren in de zaak met AR no. 211986 komen min of meer overeen met de feiten en omstandigheden en de gronden in de onderhavige zaak met AR no. 221643.

4.9 Hierdoor is er naar het oordeel van het Hof wel sprake van een situatie waarbij de rechter in de onderhavige zaak over dezelfde problematiek een oordeel moet vormen en moet beslissen als in de eerdere zaak bekend onder AR no. 211986, waardoor de schijn van vooringenomenheid kan ontstaan.

Op grond van het voorgaande zal het wrakingsverzoek gegrond worden verklaard.

  1. De beslissing

Het hof:

5.1 Verklaart de wraking van [naam 1] in de zaak bekend onder AR No. 221643 gegrond.

5.2 Bepaalt dat de griffier deze beslissing van het Hof toezendt aan [verzoekster], [naam 1] en Eurocross Assistance Suriname & Caribbean NV;

5.3 Bepaalt dat de behandeling van de zaak dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek, door een andere rechter binnen de unit Handel.

Deze beslissing is gegeven door mr. S.S.S. Wijnhard, Fungerend-President, mr. M.V. Kuldipsingh en mr. A.C. Johanns, leden en

w.g. S.S.S. Wijnhard

door mr. A. Charan, Fungerend-President uitgesproken ter openba re terechtzitting van het Hof van Justitie op vrijdag 5 augustus 2022, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Berensten BSc., Fungerend-Griffier.

w.g. S.C. Berenstein w.g. A. Charan

Bij de uitspraak ter terechtzitting is niemand verschenen.

Voor afschrift

De Griffier van het Hof van Justitie namens deze,

mr. E.M. Ommen, Substituut-Griffier