- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer GR-16106
- Uitspraakdatum 18 november 2022
- Publicatiedatum 18 november 2022
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Het is dan aannemelijk dat na de ontvangst van het schrijven van Akiemboto, gedateerd 5 januari 2021, het lidmaatschap van de Nationale Assemblée van Akiemboto is beëindigd.
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
G.R. no. 16106
18 november 2022
In de zaak van
AKIEMBOTO, SERGIO FREDERICK DAMIENTO, pro se en in de hoedanigheid van
lid van De Nationale Assemblée, wonende te Paramaribo,
appellant in kort geding,
hierna te noemen: “Akiemboto”,
gemachtigde: mr. N.U. van Dijk, CAMS, AMLCA, advocaat,
tegen
A. BEE, MARINUS, in de hoedanigheid van voorzitter van
De Nationale Assemblée, wonende in het district Marowijne, doch mede verblijfhoudende te Paramaribo,
B. DE STAAT SURINAME, meer specifiek De Nationale Assemblée, in rechte vertegenwoordigd
door de Procureur-Generaal, zetelende te harer Parkette aan de Limesgracht no. 92 te Paramaribo,
geïntimeerden in kort geding,
hierna te noemen respectievelijk: “Bee en de Staat”,
gemachtigde: voorheen mr. M.G.A. Vos en mr. A.E. Veldman, advocaten, thans
mr. M.G.A. Vos, advocaat,
inzake het hoger beroep van het door de kantonrechter in het eerste kanton in kort geding uitgesproken vonnis van 11 februari 2021 bekend onder AR no. 210284 tussen Akiemboto als eiser en Bee en de Staat als gedaagden,
spreekt de Fungerend-President, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
- Het procesverloop
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
- de verklaring van de griffier der kantongerechten waaruit blijkt dat Akiemboto op 15 februari 2021 hoger beroep heeft ingesteld;
- de memorie van grieven zijdens Akiemboto, met producties, gedateerd 26 maart 2021,
- de memorie van antwoord zijdens Bee en de Staat, met producties, gedateerd 12 juli 2021;
- de pleitnota zijdens Akiemboto, met producties, gedateerd 7 januari 2022;
- de antwoordpleitnota zijdens Bee en de Staat, gedateerd 4 februari 2022;
- de repliekpleitnota zijdens Akiemboto, gedateerd 1 april 2022;
- de dupliekpleitnota zijdens Bee en de Staat, gedateerd 17 juni 2022.
1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
- De ontvankelijkheid van het beroep
Het beroepen vonnis is gedateerd 11 februari 2021. Partijen zijn bij de uitspraak verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden. Akiemboto heeft op 15 februari 2021 hoger beroep aangetekend waardoor hij ontvankelijk is in het door hem ingesteld hoger beroep.
- De vordering in hoger beroep
Akiemboto vordert in hoger beroep:
vernietiging van het vonnis van de kantonrechter, gedateerd 11 februari 2021, in de zaak bekend onder AR no. 210284 en
opnieuw rechtdoende:
de vordering als zijnde gegrond en bewezen, integraal toe te wijzen.
Akiemboto vordert in eerste aanleg dat:
- Bee en de Staat worden veroordeeld om Akiemboto onmiddellijk na de uitspraak toegang te verschaffen tot het gebouw en alle bijbehorende ruimten van De Nationale Assemblée en het webportaal van alle digitale systemen van De Nationale Assemblée, op straffe van een dwangsom, en voorts dat het Bee en de Staat wordt verboden om Akiemboto wederom de toegang tot de gebouwen van De Nationale Assemblée en het webportaal van De Nationale Assemblée te ontzeggen, op straffe van een dwangsom;
- Bee en de Staat worden veroordeeld om onmiddellijk na de uitspraak alle activiteiten die worden ondernomen om tot invulling van een vacature over te gaan te stoppen, totdat op rechtsgeldige wijze het lidmaatschap van Akiemboto bij De Nationale Assemblée zal zijn beëindigd, op straffe van een dwangsom;
- Bee en de Staat worden veroordeeld om onmiddellijk na deze uitspraak ertoe over te gaan om Akiemboto te convoceren voor alle vergaderingen, bijeenkomsten en andere activiteiten, waartoe hij uitgenodigd zou zijn indien Bee en de Staat het lidmaatschap van Akiemboto niet als beëindigd zouden beschouwen, op straffe van een dwangsom;
- Bee en de Staat worden veroordeeld om binnen een dag na de uitspraak over te gaan tot uitbetaling aan Akiemboto van de schadeloosstelling en alle bijbehorende emolumenten over de maand januari 2021;
- Bee en de Staat worden veroordeeld om de stopzetting van de uitbetaling van de schadeloosstelling en alle bijbehorende emolumenten van Akiemboto onmiddellijk na de uitspraak op te heffen totdat op rechtsgeldige wijze het lidmaatschap van Akiemboto tot De Nationale Assemblée zal zijn beëindigd, op straffe van een dwangsom;
- Bee en de Staat worden verboden om andermaal over te gaan tot het stopzetten van het uitbetalen van de schadeloosstelling en alle bijbehorende emolumenten aan Akiemboto, totdat het lidmaatschap van De Nationale Assemblée op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, op straffe van een dwangsom;
- Bee en de Staat worden veroordeeld om, des de één betaalt de ander zal zijn bevrijd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting Akiemboto te vergoeden voor zijn gevolgschade, tot aan deze vordering begroot op USD.1.670,= en SRD.1.450,=, vermeerderd met de wettelijke rente;
- Bee en de Staat worden veroordeeld in de kosten van het geding.
- De feiten
4.1 Uitgaande van hetgeen in eerste aanleg en in hoger beroep is aangevoerd komen de feiten op het volgende neer.
4.2 Akiemboto is op 25 mei 2020 voor de periode van vijf jaren gekozen tot lid van De Nationale Assemblée voor de Nationale Democratische Partij.
4.3 Bij schrijven van 4 januari 2021, gericht aan de voorzitter van de Nationale Democratische Partij, met een kopie aan het hoofdbestuur en de overige structuren van de partij en de fractieleider van de partij in De Nationale Assembée, heeft Akiemboto medegedeeld dat hij heeft besloten om per 5 januari 2021 uit de politiek te stappen en zijn lidmaatschap van De Nationale Assemblée op te zeggen.
4.4 Bij schrijven van 5 januari 2021, boven welk schrijven abusievelijk de datum staat van 5 januari 2020, afkomstig van Akiemboto en gericht aan de President van de Republiek Suriname, met als onderwerp : “Opzegging DNA-lidmaatschap”, heeft Akiemboto het volgende aan de President van de Republiek Suriname medegedeeld:
“Middels dit schrijven deel ik u mede, heden op grond van de artikelen 68 lid 1 onder b van de Grondwet van de Republiek Suriname, 137 lid 2 en 141 lid 2 van de Kiesregeling, mijn DNA lidmaatschap opzeg. De redenen moeten worden gezocht in de maatschappelijke sfeer.
Onder dankzegging verzoek ik u de nodige handelingen te doen uitvoeren.”
4.5 Akiemboto heeft een kopie van het schrijven aan de President van de Republiek Suriname gezonden aan de voorzitter van De Nationale Assemblée, die het schrijven op 6 januari 2021 heeft ontvangen.
4.6 Bij schrijven van 8 januari 2021, gericht aan de voorzitter van De Nationale Assemblée, heeft de fractievoorzitter van de NDP in De Nationale Assemblée, aan de voorzitter van De Nationale Assemblée het verzoek gedaan het nodige in acht te nemen naar aanleiding van de kennisgeving van Akiemboto.
4.7 Bij schrijven van 21 januari 2021, afkomstig van Akiemboto en gericht aan de President van de Republiek Suriname, met als onderwerp: “Intrekking brief opzegging DNA-lidmaatschap” , heeft Akiemboto het volgende aan de President medegedeeld:
“Na ampele overwegingen, ingegeven door mijn respect voor de oproep van het traditioneel gezag, de achterban en enkele ondersteunende maatschappelijke groeperingen, verzoek ik u beleefd mijn eerder schrijven de dato 5 januari 2020 betreffende opzegging DNA lidmaatschap als niet verzonden te beschouwen. Ik zal mijn termijn als gekozen DNA lid namens het district Brokopondo afmaken.
Ik zal mij nationaal en kritisch blijven opstellen voor een beter Suriname. Samen met u en de overige leden zal ik naar mijn beste vermogen een bijdrage trachten te leveren welke invulling geeft aan de roep om partij overstijgende politiek in nationaal belang.”
4.8 Bij schrijven van 21 januari 2021 met kenmerk secpres/0052/21 afkomstig van de President van de Republiek Suriname en gericht aan de Voorzitter van De Nationale Assemblée, de heer M. Bee. MSc. LL.B., met als onderwerp: “Schrijven van de heer S.F.D. Akiemboto gedateerd 5 januari 2020 en gedateerd 21 januari 2021”, heeft de President van de Republiek Suriname de voorzitter van de Nationale Assemblee alsvolgt medegedeeld:
“ Geachte Voorzitter,
Bijgaand zenden wij u het schrijven dat wij van de heer S.F.D. Akiemboto ontvingen gedateerd 5 januari 2020 alsmede zijn schrijven aan ons gedateerd 21 januari 2021, waarin hij ons verzoekt om zijn schrijven de dato 5 januari 2020 als niet verzonden te beschouwen.
Aangezien de heer Akiemboto per datum 5 januari 2020 geen lid was van de Nationale Assemblee, kunnen wij geen rechtsgevolgen verbinden aan het schrijven d.d. 5 januari 2020.
Wij verzoeken u voorts de behandeling van beiden schrijven integraal over te nemen.
Uw te nemen besluit ter zake zien wij per ommegaande tegemoet.”
4.9 Akiemboto is niet geconvoceerd voor de huishoudelijke vergadering van De Nationale Assemblée van 2 februari 2021. Hierover heeft hij op 1 februari 2021 aan Bee, als voorzitter van De Nationale Assemblée, een schrijven gestuurd waarin hij hem ervan in kennis stelt dat hij nog steeds lid is van De Nationale Assemblée en aanwezig zal zijn op de huishoudelijke vergadering. Ook heeft Akiemboto aan Bee het verzoek gedaan om hem wederom toegang te verschaffen tot het digitaal systeem van De Nationale Assemblée.
4.10 Bee heeft, na de aanvang van de vergadering van 2 februari 2021, de vergadering geschorst en aan Akiemboto het verzoek gedaan de vergadering te verlaten.
4.11 Akiemboto heeft vanaf januari 2021 de schadeloosstelling voor leden van De Nationale Assemblée, met de bijbehorende emolumenten, niet meer ontvangen.
4.12 Akiemboto heeft bij schrijven van 3 februari 2021, betekend bij exploit van deurwaarder N. Linger d.d. 3 februari 2021, De Nationale Assemblée en Bee formeel in gebreke gesteld en hen gesommeerd om binnen één uur na ontvangst van het schrijven, Akiemboto weer toegang te verschaffen tot alle ruimten van De Nationale Assemblée en het webportaal van alle digitale systemen, hem op gelijke wijze als alle andere leden van De Nationale Assemblée te behandelen en te accommoderen, hem uit te nodigen voor de vergaderingen en bijeenkomsten van De Nationale Assemblée en aan hem de schadeloosstelling over januari 2021 uit te betalen.
4.13 Aan de hiervoor bedoelde sommatie hebben De Nationale Assemblée en Bee geen gevolg gegeven.
- De beoordeling
5.1 Bij vonnis van 11 februari 2021 in de onderhavige zaak, is de vordering van Akiemboto afgewezen.
5.2 Akiemboto heeft tegen het vonnis vier grieven aangevoerd, verwoord in de memorie van grieven en herhaald in de pleitnota.
Grief I:
5.3.1 Akiemboto voert in zijn eerste grief aan dat de kantonrechter voorbij is gegaan aan de voordracht van de achterban en de rol van het traditioneel gezag. Het is een recht van de achterban om op Akiemboto het beroep te doen om zijn besluit te herzien.
5.3.2 Bee en de Staat hebben op deze grief gereageerd. Zij voeren daarbij aan dat de vraag die beantwoord moet worden de vraag betreft of het DNA lidmaatschap van Akiemboto door zijn ontslag op eigen verzoek is geëindigd. De rechter dient op grond van de wet een beslissing te nemen en niet op grond van de wil van de achterban van Akiemboto. Het is Akiemboto geweest die geheel vrijwillig zijn ontslag heeft ingediend en dit handelen heeft rechtsgevolgen. Volgens het wettelijk systeem kan hij daarop niet terugkomen, daar het ontslag rechtskracht verkrijgt op het moment dat daartoe de wil wordt geuit. Het gevolg hiervan is dat het DNA-lidmaatschap eindigt. Akiemboto ziet over het hoofd dat hij, gezien de belangrijke rol die het traditioneel gezag inneemt in de besluitvorming dan wel benoeming van een DNA-lid, eerst met zijn achterban contact had moeten opnemen alvorens zijn ontslag te nemen. Het ontslag is ingegaan vanaf de wilsuiting en hiermee is het lidmaatschap beëindigd. Wat de achterban dan wel het traditioneel gezag naderhand van het ontslag vindt, maakt helaas voor het rechtsgevolg niet uit. De oproep van het traditioneel gezag kan het eenmaal ingetreden rechtsgevolg niet ongedaan maken.
5.3.3 Het Hof overweegt dat, gelijk Bee en de Staat stellen, Akiemboto het besluit tot ontslag heeft genomen. Wat zijn achterban na het ontslag van het ontslag vindt, heeft geen invloed op de rechtsgevolgen van de rechtshandeling. De kantonrechter had daarom daarmee geen rekening kunnen houden.
Grief I faalt derhalve.
Grief II:
5.4.1 Akiemboto voert in zijn tweede grief aan dat de kantonrechter ten onrechte overweegt dat door het aanbieden van de ontslagbrief het ontslag een feit is en niet meer ingetrokken kan worden.
Akiemboto zijn standpunt komt neer op het volgende.
Het schrijven van hem van 5 januari 2021 heeft nog geen beëindiging van het lidmaatschap van de DNA tot gevolg. Om dat rechtsgevolg te doen intreden, moet eerst een procedure gevolgd worden. Die procedure is neergelegd in de Wet Beëindiging Lidmaatschap DNA. In die Wet is de procedure opgenomen dat de relevante documenten moeten worden onderzocht. Pas nadat is gebleken dat de relevante documenten rechtsgeldig zijn, is er sprake van beëindiging van het lidmaatschap.
Dat die procedure de juiste is, zo stelt Akiemboto, blijkt ook uit de Memorie van Toelichting op bedoelde wet waarin het volgende is vermeld:
“Er is voor gekozen het lidmaatschap te laten eindigen op het moment van de vaststelling van de geldigheid van de relevante documenten omdat het mogelijk is dat leden functioneren in de Nationale Assemblee ondanks het feit dat, zonder dat dit bekend is, sprake is van bepaalde in de Grondwet genoemde gronden voor beëindiging van het lidmaatschap. Indien anders zou zijn besloten zou het kunnen voorkomen dat terwijl deze personen in feite het lidmaatschap al zouden hebben verloren, meewerken aan parlementaire besluiten, waardoor de rechtsgeldigheid van die besluiten zou kunnen worden betwist.”
Akiemboto stelt dat dit de geest van de wet is en dat met de geest van de wet rekening gehouden moet worden.
Akiemboto stelt voorts dat iedere eenzijdige rechtshandeling mag worden ingetrokken. Om die reden is het niet juist dat hij de ontslagbrief niet zou mogen intrekken.
5.4.2 Bee en de Staat hebben op deze grief alsvolgt gereageerd.
Zij voeren aan dat Akiemboto zelf stelt dat het ontslag op eigen verzoek een eenzijdige rechtshandeling is. Akiemboto stelt zich op het standpunt dat door het schrijven van de ontslagbrief de rechtshandeling nog niet geëffectueerd is. Hij verzuimt echter aan te geven wanneer de rechtshandeling dan wel geëffectueerd zou zijn. Na het indienen van de ontslagbrief treedt de beëindiging van het lidmaatschap gelijk in. Voor het intreden van het rechtsgevolg is geen handeling nodig van de autoriteit waar het schrijven is ingediend. Het ontslag sorteert gelijk effect. Een eenzijdige rechtshandeling kan inderdaad worden ingetrokken, echter is daarvoor een vereiste dat de rechtshandeling nog geen werking heeft gekregen. Het is afhankelijk van het soort rechtshandeling. In casu was de beëindiging van het lidmaatschap gelijk na de wilsuiting ingegaan waardoor intrekking niet meer mogelijk is. Andere eenzijdige rechtshandelingen verkrijgen volgens vaste jurisprudentie werking op het moment dat het de persoon aan wie het gericht is, heeft bereikt. Ook in dit geval zou intrekking niet meer mogelijk zijn. In casu staat vast dat de ontslagbrief geïntimeerden heeft bereikt op 6 januari 2021. Vanaf dat moment zou herroepping of intrekking niet meer mogelijk zijn en was de beëindiging van het lidmaatschap een feit.
Het eenmaal ingetreden rechtsgevolg is onomkeerbaar. De gevolgen daarvan kunnen niet ongedaan gemaakt worden, wanneer de ontslagbrief de persoon aan wie het is gericht eenmaal heeft bereikt. Ook indien de President de intrekking zou hebben geaccepteerd – een handeling welke de wet niet kent en waartoe de President onbevoegd is – sorteert deze onbevoegdelijke handeling van de President geen enkel effect, omdat het ontslag reeds een feit is.
Op de President rust slechts de plicht ingevolge de Kiesregeling het ontslag ter kennis te brengen van het volksvertegenwoordigend lichaam, waartoe degene behoorde die het ontslag heeft ingediend.
5.4.3 Het Hof overweegt met betrekking tot deze grief alsvolgt.
Aan de orde zijn twee rechtsvragen:
- de vraag of door het enkel verzenden van de ontslagbrief door Akiemboto het DNA-lidmaatschap van hem is beëindigd en
- de vraag of hij nog de gelegenheid had om zijn ontslagbrief bij schrijven van 21 januari 2021 in te trekken nadat hij de ontslagbrief op 5 januari 2021 had verzonden.
5.4.4 Het standpunt van Bee en de Staat, zoals hiervoor onder 5.4.2 is verwoord, komt erop neer dat de ontslagbrief als rechtsgevolg heeft dat het lidmaatschap is beëindigd. Op het moment dat de ontslagbrief, wordt verzonden en wordt ontvangen door de President en door de voorzitter van De Nationale Assemblée, is het rechtsgevolg dat het lidmaatschap is beëindigd.
Zij voeren voorts aan dat de procedure genoemd in de Wet Beëindiging Lidmaatschap DNA betrekking heeft op de beëindigingsgronden d, e, f of g of terugroeping. Dat is in artikel 4 geformuleerd. De procedure geldt niet voor de gronden genoemd onder a of b, namelijk overlijden of ontslag op eigen verzoek.
In de memorie van toelichting op de bedoelde wet wordt het onderscheid ook gemaakt. De beëindiging nadat de relevante documenten zijn onderzocht geldt voor de beëindigingsgronden waarvoor een commissie wordt ingesteld, namelijk de gronden genoemd onder d, e, f, g of de terugroeping. Het geldt niet voor de gronden onder a en b van artikel 68 van de Grondwet.
5.4.5 Ingaand op de standpunten van partijen over en weer bezien tegen de achtergrond van het petitum stelt het Hof voorop dat in het geval een wetsbepaling in de Grondwet en in de Kiesregelingen voor onduidelijkheid zorgt voor wat betreft de interpretatie daarvan, zoals in het onderhavig geval aan de orde lijkt te zijn, een oplossing moet worden gezocht die past in het stelsel van wettelijke regelingen en aansluit bij de wel in de wet genoemde gevallen.
5.4.6 Het Hof overweegt dat de volgende wetsbepalingen in het onderhavig geschil aan de orde zijn:
Grondwet artikel 68 lid 1:
“Het lidmaatschap van De Nationale Assemblée eindigt door:
a. overlijden;
b. ontslag op eigen verzoek;
c. terugroeping van het lid op de wijze bij wet te bepalen;
d. het ontstaan van omstandigheden die de verkiesbaarheid uitsluiten;
e. benoeming tot minister of onderminister;
f. afwezigheid gedurende een aaneengesloten periode van vijf maanden;
g. veroordeling wegens misdrijf bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak tot een vrijheidsstraf van tenminste vijf maanden.”
Kiesregeling (SB.1987 no. 62) artikel 141, de leden 1 en 2:
“Lid 1: De leden van de volksvertegenwoordigende lichamen kunnen te allen tijde hun ontslag nemen.
Lid 2: Het wordt door hen ingezonden aan de President, die het ter kennis brengt van het volksvertegenwoordigend lichaam.”
In de Wet Beëindiging Lidmaatschap DNA, wordt in artikel 2 verwezen naar artikel 68 van de Grondwet waarin is opgenomen op welke wijze, naast het verloop van de termijn waarvoor een lid is gekozen, het lidmaatschap van De Nationale Assemblée eindigt.
Wet Beëindiging Lidmaatschap DNA artikel 4 lid 1:
“1. Nadat de Voorzitter, betreffende een lid, door middel van het verkrijgen van tenminste één der in lid 4 van dit artikel genoemde relevante documenten, kennis heeft genomen van het mogelijk bestaan van omstandigheden zoals genoemd in de Grondwet, artikel 68 lid 1 onder:
a. a of b doet deze daarvan mededeling in de eerstvolgende huishoudelijke vergadering en overtuigt zich daarna ervan dat de mededelingen en procedures om te komen tot toelating van een nieuw lid, conform de kiesregeling worden afgehandeld. In geval van overlijden wordt met name gecontroleerd of de akte van overlijden is afgegeven aan het Hoofdstembureau van het kiesdistrict van de overledene.
b. d, e, f of g, of van het ontstaan van één of meer gronden voor terugroeping zoals genoemd in artikel 3 van deze wet, doet de Voorzitter daarvan mededeling aan De Nationale Assemblée, in de eerstvolgende Huishoudelijke vergadering, die niet later dan 30 dagen na de kennisneming wordt uitgeschreven. In deze vergadering wordt een commissie benoemd met de taak om de relevante documenten voor De Nationale Assemblée te verzamelen en te onderzoeken.”
In de leden 2 tot en met 9 van artikel 4 van de Wet Beëindiging Lidmaatschap DNA wordt de procedure beschreven die de hiervoor bedoelde commissie moet volgen en de procedure die De Nationale Assemblée moet volgen nadat de commissie verslag heeft gedaan.
Wet Beëindiging Lidmaatschap DNA artikel 4 lid 6:
“In geval van benoeming tot minister of onderminister, eindigt het lidmaatschap van De Nationale Assemblée op de datum van de benoeming. In gevallen genoemd in artikel 68 van de Grondwet lid 1 onder d, f of g eindigt het lidmaatschap op de dag waarop het besluit, zoals bedoeld in artikel 4 lid 3, is genomen.”
Wet Beëindiging Lidmaatschap DNA artikel 4 lid 9:
“Een politieke organisatie kan, na het bericht van De Nationale Assemblée aan de in lid 7 genoemde instanties betreffene een lid, waarbij het bestaan van één of meer terugroepingsgronden is aangetoond, de terugroeping vorderen van dit lid, conform de in artikel 1 van de wet gedefinieerde terugroepingsprocedure.”
5.4.7 Het Hof overweegt dat uit de redactie van de artikelen 3 en 4 van de Wet Beëindiging Lidmaatschap DNA niet blijkt dat de procedure, waarbij de commissie wordt geïnstalleerd voor het bestuderen van de relevante documenten, ook geldt voor het ontslag op eigen verzoek. De stelling van Akiemboto dat die procedure gevolgd had moeten worden is derhalve niet op de wet gestoeld.
Ook de stelling van Akiemboto dat het lidmaatschap pas eindigt nadat door de commissie de geldigheid van de documenten is vastgesteld, is niet op de wet gebaseerd.
Uit de wetsbepalingen blijkt dat voor wat betreft het ontslag op eigen verzoek, als procedure slechts is opgenomen dat degene die ontslag neemt daarvan bericht stuurt naar de President van de Republiek, die op zijn beurt het ontslagbericht ter kennis brengt van De Nationale Assemblée.
Het Hof overweegt dat, noch in de Grondwet, noch in de Kiesregeling, noch in de Wet Beëindiging Lidmaatschap DNA is voorgeschreven op welk moment het lidmaatschap eindigt na het verzenden van de ontslagbrief en of een dergelijke brief zou kunnen worden ingetrokken. Daardoor is uiteraard ook niet voorgeschreven op welk moment een eventuele intrekking nog mogelijk zou zijn.
5.4.8 Het Hof zoekt voor de beantwoording van de vragen verwoord onder 5.4.3 aansluiting bij het verbintenissenrecht en het arbeidsrecht. Daarbij wordt ook geanticipeerd op het ontwerp Nieuw Burgerlijk Wetboek Boek III. Uitgangspunt is dat het ontslag op eigen verzoek een eenzijdige rechtshandeling is.
5.4.9 In het algemeen verbintenissenrecht is met betrekking tot eenzijdige gerichte rechtshandelingen het volgende geldend:
“Naast de meerzijdige staat de eenzijdige rechtshandeling, die door slechts één persoon tot stand wordt gebracht. Voor de geldigheid van veel van deze eenzijdige rechtshandelingen is vereist, dat de bewuste handeling tot een bepaalde andere persoon wordt gericht. De andere persoon brengt de handeling niet zelf mede tot stand (zijn instemming is niet nodig), maar hij fungeert als ontvanger van de verklaring, als geadresseerde.” (Handboek “Rechtshandeling en Overeenkomst; Prof mr. Jac. Hijma e.a., – 6e druk – 2010 – pagina 5 e.v.).
Over de totstandkoming van het rechtsgevolg is alsvolgt opgenomen:
“Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt. …. Dat betekent in de eerste plaats dat de verklaring die de wederpartij niet … bereikt, nimmer werking verkrijgt. De afzender heeft weliswaar zijn wil verklaard, maar hij heeft dat niet gedaan ten opzichte van de wederpartij. Uit de bepaling volgt bovendien dat het moment van ontvangst beslissend is voor het tijdstip waarop de verklaring haar werking krijgt en waarop derhalve de rechtshandeling tot stand komt (ervan uitgaande dat aan de geldigheid van de rechtshandeling verder niets in de weg staat.). …
De … opvatting dat het moment van ontvangst beslissend is duidt men wel aan als de ontvangsttheorie. Door de wetgever verworpen zijn de uitingstherorie (beslissend is het moment waarop de verklaring wordt verzonden) en de verzendingstheorie (beslissend is het moment waarop de verklaring tot de ontvanger doordringt)(eerder aangehaald werk: pagina 29 e.v.).
5.4.10 In het arbeidsrecht is met betrekking tot wilsverklaringen het volgende geldend:
“Ook als een werknemer duidelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard dat hij opzegt of instemt met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, kan hij zich aan die overeenkomst onttrekken als er bij hem sprake is geweest van een wilsgebrek. Dat kan het geval zijn als de werknemer in een opwelling heeft gehandeld, bijvoorbeeld omdat hij in psychische nood verkeerde, of doordat hem verkeerde informatie was gegeven….
Als er sprake was van een wilsgebrek zal de werknemer zich daar zo snel mogelijk op moeten beroepen, zeker als hij zelf het intitiatief tot beëindiging heeft genomen. Wacht de werknemer te lang, dan loopt hij het risico dat de rechter oordeelt dat de werkgever er inmiddels vanuit mocht gaan dat de werknemer wist wat hij deed en dat voortzetting van het dienstverband een gepasseerd station is. (Arbeidsrecht in de Praktijk – mr. D.M. van Genderen ea. 7e druk – 2010 – pagina 207 e.v.).
5.4.11 Het Hof overweegt dat uit het hiervoor aangehaalde aannemelijk wordt dat het ontslagbericht dat door Akiemboto is verzonden aan de President met een kopie aan de Voorzitter van De Nationale Assemblée, als rechtsgevolg had dat het lidmaatschap van Akiemboto in elk geval op 6 januari 2021 beëindigd was.
Los van de vraag of daarna nog een intrekking van dat schrijven mogelijk zou zijn is het Hof van oordeel dat uit de stellingen en weren en de overgelegde producties aannemelijk wordt dat Akiemboto duidelijk en ondubbelzinnig zijn wil te kennen heeft gegeven en er geen redenen waren om aan te nemen dat er gronden waren om te twijfelen aan zijn wilsuiting, dan wel aan te nemen dat er sprake was van een wilsgebrek.
5.4.12 Het is dan ook aannemelijk dat, gelijk Bee en de Staat stellen, na de ontvangst van het schrijven van Akiemboto, gedateerd 5 januari 2021, het lidmaatschap van Akiemboto beëindigd is. Op het moment van de ontvangst van de brief door de President, was de President op de hoogte van de beëindiging van het lidmaatschap en diende hij, ingevolge artikel 141 lid 2 van de Kiesregeling, de beëindiging van het lidmaatschap ter kennis te brengen van de Voorzitter van De Nationale Assemblée.
Doordat Akiemboto een kopie van het schrijven aan de voorzitter van De Nationale Assemblée heeft gestuurd was deze op 6 januari 2021 op de hoogte van de beëindiging van het lidmaatschap.
Iedere andere interpretatie van de rechtsgevolgen van het schrijven van Akiemboto zijn naar het oordeel van het Hof niet op de wet gebaseerd en vindt zulks geen steun in het recht.
5.4.13 Het Hof is dan ook van oordeel dat aannemelijk is geworden dat het lidmaatschap van de Nationale Assemblée van Akiemboto is beëindigd. Gezien de constitutionele positie van een volksvertegenwoordiger, die slechts lid kan worden van de Nationale Assemblée na daartoe gekozen te zijn tijdens een verkiezing, is het niet mogelijk dat het lidmaatschap herleeft door een tweede brief te schrijven op 21 januari 2021 waarin hij aangeeft toch weer als lid te willen fungeren.
5.4.14 Met betrekking tot de stellingen van Akiemboto betreffende de brief van de President van de Republiek, waarin door de President wordt opgemerkt dat de brieven geen rechtsgevolg hebben, overweegt het Hof dat aan dat schrijven voorbij gegaan moet worden. Immers, het toetreden van een lid tot De Nationale Assemblée geschiedt op grond van de wettelijke procedures en het beëindigen van het lidmaatschap geschiedt ook op grond van wettelijke bepalingen. Een schrijven van de President doet daar niet aan af.
Daarnaast is de stelling van de President in zijn schrijven onjuist daar de vermelding van 5 januari 2020 in de kop van de brief van Akiemboto als dagtekening een evidente verschrijving is, immers dient de President als geen ander op de hoogte te zijn geweest van het feit dat Akiemboto geen lid van de Nationale Assemblée was op 5 januari 2020, hetgeen ook als algemeen bekend mag worden verondersteld. Ook de datum beneden bij de handtekening van Akiemboto laat er geen twijfel over bestaan dat als dagtekening 5 januari 2021 had moeten worden gelezen. In zijn intrekkingsbrief van 21 januari 2021 bevestigt Akiemboto voorts dat 5 januari 2020 gelezen moet worden als 5 januari 2021 .
Het voorgaande brengt met zich dat ook de tweede grief faalt.
Grief III:
5.5.1 In de derde grief beklaagt Akiemboto zich erover dat de kantonrechter geheel voorbij gaat aan de “geest” van de wet, met name de in de wet opgenomen procedure tot het vaststellen van de geldigheid van de relevante documenten. Akiemboto stelt dat, in tegenstelling tot hetgeen door de kantonrechter is overwogen, door de wetgever wel degelijk een procedure is vastgesteld voor het ontslag op eigen verzoek. In de wet is opgenomen dat het moment waarop is vastgesteld dat de “relevante documenten” geldig zijn het lidmaatschap is beëindigd. Door deze procedure te negeren heeft de kantonrechter een constitutioneel probleem veroorzaakt, aldus Akiemboto.
5.5.2 Bee en de Staat hebben op deze grief gereageerd. Zij brachten daarbij onder andere naar voren dat de wetgever in de Wet Beëindiging Lidmaatschap DNA geen wetsbepaling heeft opgenomen waarin is geregeld dat het rechtsgevolg van het ontslag niet terstond intreedt. In bedoelde wet zijn nadere regels opgenomen omtrent het verlies van het lidmaatschap van De Nationale Assemblée in geval van terugroeping. In de toelichting op artikel 2 wordt expliciet verwezen naar de terugroeping. Voor beëindiging van het lidmaatschap door overlijden of ontslag op eigen verzoek heeft de wetgever geen nadere regels gesteld. Slechts de administratieve procedure die gevolgd dient te worden, om te geraken tot invullling van de opengevallen plek, is voorgeschreven.
5.5.3 Akiemboto is in zijn replieknota gebleven bij zijn standpunt.
5.5.4 Het Hof verwijst voor deze grief naar hetgeen is overwogen met betrekking tot de tweede grief.
Het Hof is van oordeel dat inderdaad met betrekking tot de gronden genoemd onder d, e, f, g en de terugroeping in de wet een procedure is opgenomen met betrekking tot de vaststelling of relevante documenten geldig zijn. Echter is deze procedure niet opgenomen voor de gronden genoemd onder a en b, namelijk het overlijden en het ontslag op eigen verzoek. Om die reden kan de procedure niet van toepassing worden verklaard wanneer het de gronden van overlijden en ontslag op eigen verzoek betreft. Het feit dat de wetgever in de memorie van toelichting heeft omschreven waar de wet op gericht is, doet daar niet aan af.
Derhalve faalt ook grief III.
Grief IV:
5.6.1 Akiemboto heeft in zijn vierde grief aangevoerd dat Bee onbevoegdelijk en onrechtmatig heeft gehandeld door zonder meerderheid van stemmen in de door hem gehouden huishoudelijke vergadering de agendapunten ontslag- en opvolgingsprocedure in behandeling te nemen. Alle handelingen door Bee gepleegd zijn onrechtmatig en niet rechtsgeldig.
5.6.2 Bee en de Staat hebben op deze grief gereageerd. Zij brachten daarbij onder andere naar voren dat voor de mededeling van Bee aan de vergadering dat Akiemboto zijn lidmaatschap beëindigd was en dat de opvolgingsprocedure moest worden ingezet, geen stemming noodzakelijk was, immers, er is geen sprake van een besluit bij het doen van een dergelijke mededeling. Volgens het Reglement van Orde wordt alleen over te nemen besluiten gestemd en niet over mededelingen.
5.6.3 Akiemboto is in zijn repliekpleitnota gebleven bij zijn standpunt.
5.6.4 Het Hof overweegt dat, gelijk Bee en de Staat stellen, een mededeling over een ontvangen brief van de President, geen besluit is waarover gestemd moet worden, doch een mededeling, zoals bedoeld in artikel 141 lid 2 van de Kiesregeling. Het standpunt van Akiemboto dat daarover gestemd zou moeten worden is niet op de wet gebaseerd.
Grief IV faalt daarom ook.
5.7 Het Hof komt tot het oordeel dat de grieven niet gegrond zijn waardoor het vonnis, waartegen beroep, zal worden bevestigd.
5.8 Het Hof zal de overige stellingen en weren van partijen niet verder bespreken nu dat niet tot een ander oordeel leidt. Akiemboto zal, als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
- De beslissing
Het Hof
6.1 Bevestigt het vonnis van de kantonrechter in kort geding gewezen en uitgesproken op 11 februari 2021 in de zaak bekend onder A.R. no. 210284;
6.2 Veroordeelt Akiemboto in de proceskosten in hoger beroep begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. I. S. Chhangur-Lachitjaran en mr. A.C. Johanns, leden en uitgesproken door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 18 november 2022 in tegenwoordigheid van de Fungerend-Griffier, mr. S.C. Berenstein BSc.
Bij de uitspraak ter terechtzitting is niemand verschenen.
Voor afschrift
De Griffier van het Hof van Justitie,
mr. M.E. van Genderen-Relyveld