- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer Art. 475 lid 2 WvSv.
- Uitspraakdatum 13 juni 2022
- Publicatiedatum 22 januari 2023
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
Naar het oordeel van het Hof is het onderhavige rechtshulpverzoek voor inwilliging vatbaar, aangezien nòch verdragsrechtelijk (art. 10 lid 2 Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende de uitlevering en rechtshulp in strafzaken), nòch volgens de nationale wetgeving (art. 471 Wetboek van Strafvordering), er sprake is van een (imperatieve) weigeringsgrond.
Uitlevering en rechtshulp in strafzaken; rechtshulpverzoek; Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende uitlevering en rechtshulp in strafzaken (‘s-Gravenhage, 27 augustus 1976); het Protocol houdende bijzondere voorzieningen inzake de op 27 augustus 1976 te ‘s-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende de uitlevering en rechtshulp in strafzaken (‘s-Gravenhage,18 mei 1993).
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
BESCHIKKING EX ARTIKEL 475 LID 2 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING
Gelezen het verzoek d.d. 06 juni 2022 afkomstig van de Rechter-Commissaris en gericht aan het Hof van Justitie (hierna: het Hof) om op grond van het bepaalde in artikel 475 lid 2 Wetboek van Strafvordering en het bepaalde in artikel 9 van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende uitlevering en rechtshulp in strafzaken (‘s-Gravenhage, 27 augustus 1976) betreffende de uitlevering en rechtshulp in strafzaken, verlof te verlenen tot het ter beschikking stellen van in beslag genomen stukken van overtuiging en/of gegevensdragers, als vermeld in het verzoek, (het Hof begrijpt: aan de Procureur-Generaal) ter beschikking te stellen ten behoeve van de overdracht daarvan aan de Nederlandse autoriteiten.
Overwegende, dat uit de door de Rechter-Commissaris overgelegde stukken het volgende is gebleken:
– Op 13 mei 2022 is op het kabinet van de Rechter-Commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij de Kantongerechten een vordering van de Surinaamse vervolgingsambtenaar mr. M. van Dijk d.d. 12 mei 2022 ingekomen.
De vervolgingsambtenaar heeft daarbij, onder overlegging van het rechtshulpverzoek d.d. 22 maart 2022, afkomstig van mr. B.S. van Unnik, officier van justitie van het Landelijk parket te Rotterdam, Lurisnummer [nummer], gevorderd dat de Rechter-Commissaris zal overgaan tot het verrichten van de doorzoekingen (huiszoekingen) in de strafzaak tegen de verdachte [naam], in de panden op de navolgende adressen, te weten: [adres 1] en [adres 2];
Overwegende, dat bovenvermeld rechtshulpverzoek d.d. 22 maart 2022 is gegrond op:
– de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende uitlevering en rechtshulp in strafzaken (‘s-Gravenhage, 27 augustus 1976) en
– het Protocol houdende bijzondere voorzieningen inzake de op 27 augustus 1976 te ‘s-Gravenhage tot stand gekomen Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende de uitlevering en rechtshulp in strafzaken (‘s-Gravenhage,18 mei 1993);
Overwegende, dat voormelde doorzoekingen op 16 mei 2022 zijn verricht door de Rechters-Commissarisen mr. R.H. Elgin en mr. I. Sonai, zijnde daarvan processen-verbaal opgemaakt;
Overwegende, dat daarbij met toestemming van de Rechter-Commissaris goederen, documenten en gegevensdragers in beslag zijn genomen, één en ander zoals is verwoord in de bijgevoegde kopie(en) van proces(sen)-verbaal van inbeslagname;
Overwegende, dat naar het oordeel van het Hof het onderhavige rechtshulpverzoek voor inwilliging vatbaar is, aangezien nòch verdragsrechtelijk (art. 10 lid 2 Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname betreffende de uitlevering en rechtshulp in strafzaken), nòch volgens de nationale wetgeving (art. 471 Wetboek van Strafvordering), er sprake is van een (imperatieve) weigeringsgrond;
Overwegende, dat de Rechter-Commissaris ingevolge het bepaalde in artikel 474 Wetboek van Strafvordering, op grond van de vordering van de vervolgingsambtenaar mr. M. van Dijk, bevoegd is tot het doen van doorzoekingen (huiszoekingen) en het in beslag nemen van goederen, documenten en gegevensdragers;
Overwegende, dat in casu ook voldaan is aan het bepaalde in artikel 474 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering;
Overwegende, dat er naar het oordeel van het Hof geen bezwaar bestaat tegen inwilliging van het verzoek van de Rechter-Commissaris tot het verlenen van verlof om de door de Rechter-Commissaris in beslag genomen stukken van overtuiging en/of gegevensdragers ter beschikking van de Procureur-Generaal te stellen ten behoeve van de overdracht daarvan aan de Nederlandse autoriteiten. Het voorgaande zal echter geschieden onder het uitdrukkelijke voorbehoud dat bij de afgifte aan de Nederlandse autoriteiten zal worden bedongen dat de documenten zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt;
Gezien de betrekkelijke wetsartikelen, met name artikel 475 van het Wetboek van Strafvordering;
BESCHIKKENDE:
1. Verleent verlof aan de Rechter-Commissaris om de hieronder vermelde in beslag genomen stukken van overtuiging en/of gegevensdragers ter beschikking van de Procureur-Generaal te stellen ten behoeve van de overdracht daarvan aan de Nederlandse autoriteiten:
– De op het adres [adres 1] in beslag genomen goederen en/of gegevensdragers, te weten:
a. BB Q10 toestel (11.1);
b. BB P9983 toestel (11.5);
c. BB P9983 toestel (11.6);
d. BB Z30 toestel (11.7);
e. BB P9982 toestel (11.8);
f. BB Z10 toestel (11.9A);
g. BB Z10 toestel (11.9B);
h. 1 x Ipad-PRO gsm 12 inch 1e generatie (11.13);
2. Bepaalt dat voormeld verlof slechts wordt verleend onder het uitdrukkelijke voorbehoud dat bij de afgifte aan de Nederlandse autoriteiten wordt bedongen dat de documenten zullen worden teruggezonden zodra daarvan het voor de strafvordering nodige gebruik is gemaakt.
Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie van Suriname op maandag 13 juni 2022 door mr. A. Charan, fungerend-president, mr. D. Nanhoe en mr. J. Kasdipowidjojo, leden-plaatsvervangers, in tegenwoordigheid van de fungerend-griffier, mr. M. Behari.
w.g. M. Behari w.g. A. Charan
w.g. D. Nanhoe
w.g. J. Kasdipowidjojo
Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
(mr. M.E. van Genderen – Relyveld)