SRU-HvJ-2022-7

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer Art. 24 WvSv.
  • Uitspraakdatum 20 juli 2022
  • Publicatiedatum 22 januari 2023
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Overwegende, dat bij de inhoudelijke beoordeling van het bezwaar, naar het oordeel van het Hof de vervolging in casu voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in het belang van het onderzoek en van de waarheidsvinding en mede gelet op de fase waarin het onderzoek zich thans bevindt, afgezet tegen de aard en ernst van de beschuldigingen aan het adres van klager, de genomen beslissing door de vervolging tot het (gedeeltelijk) onthouden van processtukken aan de verdediging gerechtvaardigd is. Het daartoe strekkend bezwaar zijdens de verdediging is derhalve naar het oordeel van het Hof ongegrond gebleken. Immers betreft het ingevolge het bepaalde in artikel 22 lid 2 Sv een schriftelijke mededeling aan de verdediging en behoeft dat in de visie van het Hof niet nader gemotiveerd te worden.
    Daarnaast heeft de klager aangevoerd dat er vertrouwen bij hem is gewekt dat hij over alle processtukken zou kunnen beschikken nu er alleen een beperking ex artikel 40 lid 4 Sv was opgelegd. Naar het oordeel van het Hof dient voormeld vertrouwen als ongerechtvaardigd gekwalificeerd te worden aangezien een beperking ex artikel 40 lid 4 Sv een beslissing ex artikel 22 Sv niet uitsluit. Het Hof acht voormelde grondslag voor het bezwaar ongegrond;

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

BESCHIKKING EX ARTIKEL 24 VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING

Gelezen het bezwaarschrift met bijagen d.d. 11 juli 2022 afkomstig van de advocaat van de klager, mr. B.A.H. Pick, namens de klager [naam] en gericht aan het Hof van Justitie (hierna: het Hof) en ertoe strekkende om op grond van het bepaalde in artikel 24 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) de beslissing d.d. 07 juli 2022 van de officier van justitie te vernietigen en te bevelen dat aan de verdachte casu quo zijn raadsman volledige afschriften van alle op de zaak betrekking hebbende stukken worden verstrekt;

Gelezen de schriftelijke reactie van de vervolgingsambtenaar d.d. 15 juli 2022 waarin die primair concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van klager en secundair concludeert tot afwijzing van het beklag/verzoek van de advocaat van de verdachte Bilici, Mehmet (die illegaal in het land vertoeft);

Overwegende, dat uit het bezwaarschrift en uit de door de klager overgelegde documenten het volgende is gebleken:

1. klager is op 23 juni 2022 in verzekering gesteld;

2. op 24 juni 2022 heeft de raadsman van klager zich schriftelijk als raadsman gesteld en tevens het verzoek gedaan om te kunnen beschikken over volledige afschriften van alle op de zaak betrekking hebbende stukken, waarop niet is gereageerd door de vervolging;

3. op 04 juli 2022 is een rappelschrijven naar de vervolging verzonden met het dringend verzoek de volledige afschriften alsnog op te sturen;

4. Bij schrijven d.d. 07 juli 2022 heeft de vervolgingsambtenaar ex artikel 22 Sv aan klager en zijn raadsman aangegeven dat in het belang van het onderzoek de aan de raadsman verstrekte stukken niet volledig zijn;

Overwegende, dat bovenvermeld bezwaar is gebaseerd op het bepaalde in artikel 24 Sv. en de vervolgingsambtenaar heeft in haar schriftelijke reactie primair aangegeven dat klager niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek omdat hij de beroepstermijn van 3 dagen, zoals vastgelegd in artikel 24 Sv heeft overschreden. Secundair heeft de vervolging geconcludeerd tot afwijzing van het beklag/verzoek van klager;

Overwegende, dat het Hof met betrekking tot het niet-ontvankelijkheidsverweer van de vervolging tot de slotsom komt dat door de vervolging niet middels verificatoiren is onderbouwd dat de advocaat van klager op 07 juli 2022 reeds over de beslissing ex artikel 22 Sv beschikte. De advocaat daarentegen heeft aangevoerd dat hij op 08 juli 2022 de beslissing heeft ontvangen. In casu zal het Hof het ervoor houden dat de advocaat van klager op 08 juli 2022 de beslissing ex artikel 22 Sv heeft ontvangen nu er geen indicaties voor het bewijs van het tegendeel aanwezig zijn dan een blote mededeling zijdens de vervolging. Met de indiening van het bezwaarschrift op 11 juli daaraanvolgend is klager derhalve ontvankelijk in zijn bezwaar. Het daartoe strekkend verweer van de vervolging zal worden verworpen;

Overwegende, dat bij de inhoudelijke beoordeling van het bezwaar, naar het oordeel van het Hof de vervolging in casu voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in het belang van het onderzoek en van de waarheidsvinding en mede gelet op de fase waarin het onderzoek zich thans bevindt, afgezet tegen de aard en ernst van de beschuldigingen aan het adres van klager, de genomen beslissing door de vervolging tot het (gedeeltelijk) onthouden van processtukken aan de verdediging gerechtvaardigd is. Het daartoe strekkend bezwaar zijdens de verdediging is derhalve naar het oordeel van het Hof ongegrond gebleken. Immers betreft het ingevolge het bepaalde in artikel 22 lid 2 Sv een schriftelijke mededeling aan de verdediging en behoeft dat in de visie van het Hof niet nader gemotiveerd te worden. Daarnaast heeft de klager aangevoerd dat er vertrouwen bij hem is gewekt dat hij over alle processtukken zou kunnen beschikken nu er alleen een beperking ex artikel 40 lid 4 Sv was opgelegd. Naar het oordeel van het Hof dient voormeld vertrouwen als ongerechtvaardigd gekwalificeerd te worden aangezien een beperking ex artikel 40 lid 4 Sv een beslissing ex artikel 22 Sv niet uitsluit. Het Hof acht voormelde grondslag voor het bezwaar ongegrond;

Gezien de betrekkelijke wetsartikelen, met name artikel 24 Sv;

BESCHIKKENDE:

Verklaart het bezwaar van klager ongegrond;

Aldus gegeven te Paramaribo in Raadkamer van het Hof van Justitie van Suriname op woensdag 20 juli 2022 door mr. A. Charan, fungerend-president, mr. S. Punwasi en mr. J. Kasdipowidjojo, leden-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van de fungerend-griffier, mr. M. Behari.

w.g. M. Behari w.g. A. Charan
w.g. S. Punwasi
w.g. J. Kasdipowidjojo

 

Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,

(mr. M.E. van Genderen – Relyveld)