SRU-HvJ-2023-1

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer Artikel 437 Sv.
  • Uitspraakdatum 05 januari 2023
  • Publicatiedatum 06 januari 2023
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft de rechter in zijn reactie voldoende aannemelijk gemaakt dat hij en wijlen Kamperveen, Andre geen volle neven van elkaar zijn, zoals wordt gesuggereerd. Hetgeen de advocaat dienaangaande heeft aangevoerd is op grond van het voorgaande derhalve feitelijk onjuist gebleken en zal de wrakingskamer dat verwerpen.

    In de visie van de wrakingskamer is wel aannemelijk geworden dat de rechter en wijlen Kamperveen, Andre zesde graads neven van elkaar zijn geweest. Het voorgaande staat echter in ver verwijderd verband en vormt derhalve geen beletsel voor de rechter om van de hoofdzaak kennis te nemen, deel uit te maken van de behandelende kamer en te participeren in de oordeelsvorming omtrent de onderhavige hoofdzaak. Ook is niet gebleken dat er een zodanige band bestond casu quo bestaat met het slachtoffer respectievelijk de familie van het slachtoffer, die een beletsel zouden vormen voor de rechter om deel uit te maken van de behandelende kamer in hoger beroep.

    Evenmin is in de visie van de wrakingskamer aannemelijk geworden het door de advocaat opgeworpen vermoeden dat er in familieverband zou zijn gesproken over de hoofdzaak waardoor er bij de rechter een vooringenomenheid zou bestaan. Deze stelling van verzoekers is niet nader onderbouwd en niet geconcretiseerd weshalve de wrakingskamer daaraan zal voorbijgaan.

Uitspraak

HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

Meervoudige wrakingskamer

Parketnummers: 3975/3976/3979/3986/3991

Beslissing van 05 januari 2023

Op het verzoek tot wraking ingediend door:

1. BOUTERSE, DESIRE DELANO,
2. BRONDENSTEIN, BENNY STUART,
3. DENDOE, STEPHANUS,
4. DIJKSTEEEL, IWAN LEENDERT,
5. GEFFERIE, ERNST OTTO,
verzoekers,
advocaat: I.D. Kanhai, BSc.,

Het verzoek is gericht tegen:
Kolonel D. Kamperveen,
hierna te noemen: de rechter,

1. Procesverloop
1.1. Verzoekers hebben op 16 december 2022 ter zitting de wraking verzocht van de rechter in de bij het Hof aanhangige strafzaken met als parketnummers: 3975/3976/3979/3986/3991, hierna te noemen: de hoofdzaak, waarin de rechter als lid van een meervoudige kamer optrad.
1.2. De advocaat van verzoekers heeft het verzoek ter zitting de dato 16 december 2022 toegelicht, zijnde daarvan door de griffier proces-verbaal opgemaakt hetwelk zich onder de processtukken bevindt.
1.3. De rechter heeft zich niet in de wraking berust en heeft bij schrijven de dato 19 december 2022 zijn standpunt toegelicht en op 28 december 2022 zijn reactie mondeling nader uiteengezet ten overstaan van de wrakingskamer, zijnde daarvan door de griffier proces-verbaal opgemaakt hetwelk zich onder de processtukken bevindt.
1.4. De uitspraak van de beslissing is bepaald op heden.

2. Het standpunt van verzoekers
2.1. Verzoekers hebben ter onderbouwing van het verzoek – zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:
2.1.1. Na de eerste behandeling, althans na de laatste zitting, bedoeld wordt de descante (het Hof begrijpt: descente), zijn vrij recent enkele feiten en omstandigheden met betrekking tot de persoon van de rechter bekend geworden, en dat die feiten en omstandigheden ook bestaan, waardoor de eerder genoemden genoodzaakt zijn de rechter te wraken, nu die feiten en omstandigheden de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen toebrengen.
2.1.2. De door verzoekers aangevoerde gronden:
a. De rechter is een volle neef van een van de personen die betrokken zijn geweest in de subversieve activiteiten, te weten Andre Kamperveen. Ter nadere adstructie hiervan het volgende. De moeder van Andre Kamperveen en de vader van de rechter zijn neven en nichten van elkaar. De eerder genoemde Andre Kamperveen en de rechter hebben een gemeenschappelijke grootvader lees stamvader.
b. De rechter heeft tijdens de gehouden descente blijk gegeven hoe nauw het hemd is, immers tijdens de vragenronde was hij slechts geïnteresseerd in waar Andre gezeten zou hebben toen hij de brief schreef en hoe hij verder was.
c. In dit proces kan niet worden uitgesloten dat er tevens sprake is van daadwerkelijke vooringenomenheid van de rechter (subjectieve partijdigheid) en niet slechts de schijn daarvan. De rechter heeft vermoedelijk veel informatie over deze kwestie van zijn familieleden gekregen welke informatie niet beoordeeld kan worden. In ieder geval is er sprake van vooringenomenheid reeds in de voorfase. Het is dan ook niet mogelijk dat informatie verkregen in deze fase geen invloed zal hebben op de oordeelsvorming van de rechter. De aldus – geheel buiten onderhavige rechtsgeding – verkregen wetenschap draagt de rechter immers met zich mee en kan hij die menselijkerwijs niet wegvagen uit zijn geheugen. Verzoekers stellen dan ook met klem vast dat deze uitzonderlijke omstandigheden zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat er sprake is van vooringenomenheid van de rechter.

2.2. Tevens heeft de advocaat van verzoekers de toepasselijke rechtsregels aangehaald in de akte van wraking, te weten artikel 10 van de Grondwet van de Republiek Suriname, artikel 437 van het Surinaams Wetboek van Strafvordering, artikel 8 lid 1 van de Amerikaanse Conventie voor de Rechten van de Mens, artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake Burger- en Politieke Rechten alsmede jurisprudentie van de Hoge Raad der Nederlanden en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

3. De reactie van de rechter
3.1. De rechter heeft betwist partijdig dan wel vooringenomen te zijn, of de schijn te hebben gewekt dat te zijn.
3.2. De rechter heeft, onder overlegging van een schriftelijk stuk waarin de familierelatie tussen de rechter en het slachtoffer Kamperveen Rudie Andre is geschetst, in zijn schriftelijke reactie – voor zover van belang – het navolgende aangegeven (begin citaat): “ Dat in het wrakingsverzoek het vermoeden wordt opgeworpen, dat het lid Kolonel D. Kamperveen een volle neef is van slachtoffer Rudie Andre Kamperveen en de moeder van Rudie Andre Kamperveen en de vader van het lid Kolonel D. Kamperveen neven en nichten van elkaar zijn. Verder dat het slachtoffer Rudie Andre Kamperveen en het lid Kolonel D. Kamperveen een gemeenschappelijke grootvader (lees: stamvader) hebben.
Hierboven vermelde vermoeden van bloedverwantschap tussen het lid Kolonel D. Kamperveen en het slachtoffer Rudie Andre Kamperveen is onjuist.
Het lid Kolonel D. Kamperveen is 6e graads neef van het slachtoffer Rudie Andre Kamperveen en ze hebben dezelfde overgrootvader. De moeder van Rudie Andre Kamperveen en de vader van Dennis Kamperveen hebben dezelfde grootvader maar niet dezelfde grootmoeder (zie bijlage schema bloedverwantschap).
In het wrakingsverzoek verder wordt gesuggereerd dat het lid Kolonel D. Kamperveen tijdens de gehouden openbare strafzitting/descente in het Fort Zeelandia van 29 november 2022 blijk heeft gegeven “hoe nauw het hemd is, immers tijdens de vragenronde was hij slechts geïnteresseerd in waar Rudie Andre Kamperveen gezeten zou hebben, toen hij de brief schreef en hoe hij verder was”.
Hierboven aangehaalde suggestie is onjuist. Voor de strafzitting/descente van 29 november 2022 waren 4 (vier) getuigen á charge opgeroepen, t.w.: 1. Chotkan, Rudy Johan, 2. Djojoatmo, Jatiman, 3. Flohr, Onno Ludwig en 4. Jankipersadsingh Birendresingh. Alle getuigen waren aanwezig met uitzondering van Chotkan, Rudy Johan. Van de fungerend Griffier (f.g.z.)…………. van het Hof heeft het lid Kolonel Kamperveen D. ter bestudering voor deze strafzitting van 29 november 2022 van de 4 getuigen á charge processen-verbaal heeft ontvangen. Na bestudering van de processen-verbaal heeft het lid Kolonel Kamperveen D. tijdens de strafzitting aan de getuigen á charge Jankipersadsingh Birendresingh en Flohr, Onno vragen gesteld. Bij het stellen van de vragen aan de getuige á charge Flohr, Onno heeft het lid Kolonel D. Kamperveen aan de hand van het proces-verbaal de dato 12 december 2002, betreffende zijn verhoor afgenomen door eerste luitenant Ristie, Tjark een alinea geciteerd uit dit proces-verbaal. Daaruit kan geenszins geconcludeerd worden dat er een schijn van partijdigheid zou zijn. Ik verwijs verder naar het proces-verbaal van de gerechtelijke plaats opneming in het Fort Zeelandia no 4 parketnummer: 3975 van dinsdag 29 november 2022.
In het wrakingsverzoek “met betrekking tot de subjectieve partijdigheid van het lid Kolonel Kamperveen D. is aangevoerd dat hij vermoedelijk veel informatie over deze kwestie van familieleden gekregen heeft welke informatie niet beoordeeld kan worden.”
Van een rechter moet uit hoofde van zijn aanstelling worden uitgegaan dat hij onpartijdig is en dat het tegendeel aannemelijk moet worden gemaakt; voorts, waar hier slechts een vermoeden wordt geuit en niet concreet wordt aangegeven om welke informatie het gaat, deze wrakingsgrond onjuist is. Dat bovendien het lid Kolonel Kamperveen D. geen persoonlijk contact heeft met de nabestaanden van wijlen het slachtoffer Rudie Andre Kamperveen.
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat er geen grond is voor het oordeel dat er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden
Uitgaande van het voorgaande berust het lid KOLONEL D. Kamperveen zich niet in de wraking.” (einde citaat).
3.3. Ten overstaan van de wrakingskamer heeft de rechter op 28 december 2022 – zakelijk weergegeven en voor zover van belang – aangegeven dat hij geen band heeft gehad met wijlen Andre Kamperveen en evenmin een band heeft met de nabestaanden van wijlen Andre Kamperveen voornoemd. Voorts heeft de rechter aangegeven dat hij nimmer met enig familielid heeft gesproken over deze zaak.

4. De beoordeling
4.1. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de strafzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (zogenaamde objectieve toets). Het subjectieve oordeel van verzoekers is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2. Ten eerste is aangevoerd dat wijlen Andre Kamperveen en de rechter volle neven van elkaar zijn. Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft de rechter in zijn reactie voldoende aannemelijk gemaakt dat hij en wijlen Kamperveen, Andre geen volle neven van elkaar zijn, zoals wordt gesuggereerd. Hetgeen de advocaat dienaangaande heeft aangevoerd is op grond van het voorgaande derhalve feitelijk onjuist gebleken en zal de wrakingskamer dat verwerpen. In de visie van de wrakingskamer is wel aannemelijk geworden dat de rechter en wijlen Kamperveen, Andre zesde graads neven van elkaar zijn geweest. Het voorgaande staat echter in ver verwijderd verband en vormt derhalve geen beletsel voor de rechter om van de hoofdzaak kennis te nemen, deel uit te maken van de behandelende kamer en te participeren in de oordeelsvorming omtrent de onderhavige hoofdzaak. Ook is niet gebleken dat er een zodanige band bestond casu quo bestaat met het slachtoffer respectievelijk de familie van het slachtoffer, die een beletsel zouden vormen voor de rechter om deel uit te maken van de behandelende kamer in hoger beroep.
4.3. Evenmin is in de visie van de wrakingskamer aannemelijk geworden het door de advocaat opgeworpen vermoeden dat er in familieverband zou zijn gesproken over de hoofdzaak waardoor er bij de rechter een vooringenomenheid zou bestaan. Deze stelling van verzoekers is niet nader onderbouwd en niet geconcretiseerd weshalve de wrakingskamer daaraan zal voorbijgaan.
4.4. De hiervoor geschetste objectieve toets onder 4.1. leidt derhalve tot het oordeel dat er geen feiten en/of omstandigheden zijn gebleken die zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid van de rechter.
4.5. In de visie van de wrakingskamer leidt de hiervoor geschetste subjectieve toets onder 4.1. tot de uitkomst dat de aangevoerde vooringenomenheid zijdens de rechter niet aannemelijk is geworden. Immers heeft de rechter in zijn reactie weersproken het in familieverband te hebben gehad over de dood van wijlen Kamperveen, Rudie Andre en heeft hij ook aangegeven geen nauwe band met wijlen Kamperveen, Rudie Andre en of diens nabestaanden te hebben gehad.
4.6. Ten slotte rest nog de schijn van partijdigheid/vooringenomenheid zijdens de rechter. Immers geldt: “ Justice must not only be done but also seem to be done ”. Dienaangaande is de wrakingskamer van oordeel dat daaromtrent slechts overeind staat het feit dat zowel de rechter als één der slachtoffers dezelfde familienaam dragen en zesde graads neven van elkaar blijken te zijn geweest. In de visie van de wrakingskamer is het voorgaande op zichzelf beschouwd en zonder nadere onderbouwing onvoldoende om de schijn van vooringenomenheid casu quo partijdigheid te kunnen schragen. De aangehaalde gevoelens van onbehagen aan de zijde van verzoekers (althans zo vat de wrakingskamer dat op) omtrent een vermeende vooringenomenheid van de rechter leiden in de visie van de wrakingskamer niet tot de conclusie dat er sprake is van feiten en/of omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing van vooringenomenheid zijdens de rechter opleveren. Ten aanzien van de vraagstelling zijdens de rechter tijdens de gehouden descente de dato 29 november 2022 is de wrakingskamer van oordeel dat na het doornemen van het proces-verbaal daarvan blijkt dat zaken kennelijk uit hun verband zijn gehaald. Het was de waarnemend Procureur-Generaal die het eerst vragen stelde aan de getuigen Jankipersadsingh, Birendresingh en Flohr, Onno Ludwig, die in hun antwoord op de gestelde vragen, onder meer, het slachtoffer Andre Kamperveen hebben genoemd. Hierna hebben de overige leden van de kamer belast met de behandeling van onderhavige zaken vragen gesteld, waaronder de rechter. De rechter was evenwel niet alleen geïnteresseerd in waar Andre Kamperveen gezeten zou hebben toen hij de brief schreef en hoe hij verder was maar heeft nog andere vragen gesteld in verbinding met het proces-verbaal opgemaakt door Ristie, Tjark Eugene de dato 12 december 2002. Hetgeen verzoekers hebben aangevoerd en dat er op neer komt dat de rechter slechts geïnteresseerd was in de toestand van wijlen Kamperveen, Rudie Andre is derhalve feitelijk onjuist gebleken. De daartoe strekkende grondslag van het wrakingsverzoek haalt het derhalve niet in rechte;
4.7. Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de wraking ongegrond dient te worden verklaard en dat dientengevolge de behandeling van de hoofdzaak wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

5. De beslissing

5.1. Verklaart de wraking ongegrond.

5.2. Bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.

Aldus gegeven te Paramaribo in raadkamer van het Hof van Justitie op donderdag 05 januari 2023 door mr. D.D. Sewratan, Fungerend-President, mr. A. Charan en mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, leden, en door de fungerend-president voornoemd in het openbaar uitgesproken op de terechtzitting van donderdag 05 januari 2023, in tegenwoordigheid van mevrouw F.G.Z. Chandoe, LLM, Fungerend-Griffier.

w.g. F.G.Z. Chandoe w.g. D.D. Sewratan
w.g. A. Charan
w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran

Voor eensluidend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
Namens deze,

(mr. E.M. Ommen-Dors, Substituut-Griffier)