SRU-HvJ-2023-13

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer Art. 437 WvSV.
  • Uitspraakdatum 25 oktober 2023
  • Publicatiedatum 07 december 2023
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Uit de door verzoekers opgesomde feiten, concludeert het Hof dat verzoekers het niet eens zijn met de beslissing van de rechter ten aanzien van de door hen opgeworpen excepties met betrekking tot de dagvaarding.
    Naar het oordeel van het Hof kan uit deze feiten geenszins worden geconcludeerd dat er twijfels zijn over de rechterlijke onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Het niet eens zijn met de beslissing van de rechter kan in de visie van het Hof geenszins leiden tot wraking van de rechter. Verzoekers hebben hiertoe het rechtsmiddel van hoger beroep aan te wenden na de einduitspraak in de strafzaken.

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
Beschikking op het verzoek tot wraking
ex artikel 437 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.)

In de zaak van
Martinus, Joel Timotheus en
Jongaman, Clifton
verzoekers tot wraking,
raadsman: I.D. Kanhai BSc., advocaat

welk verzoek strekt tot wraking van [naam], kantonrechter,
hierna te noemen de rechter,

geeft het Hof van Justitie, in Naam van de Republiek, de navolgende beschikking.

1. Verloop van de procedure
Ter zitting van 17 juli 2023 heeft de raadsman namens verzoekers een schriftelijk verzoek tot wraking van de rechter gedaan.
De rechter heeft zich beraden over de wraking en heeft de wraking bij beschikking van 16 augustus 2023 ongegrond verklaard en voorts bepaald dat de behandeling van de strafzaken tegen verzoekers zal worden hervat op 6 november 2023 en wel in de stand waarin deze strafzaken zich bevonden ten tijde van de indiening van de wrakingsverzoeken.
Verzoekers zijn tegen laatstgemelde beslissing van de rechter in beroep gegaan.

Hierna is de behandeling van de zaak geschorst en is de zaak ingevolge artikel 439 lid 3 Wetboek van Strafvordering (Sv.) verwezen naar het Hof voor een beslissing op de wraking in hoger beroep.

2. De grondslag van het verzoek
2.1 Verzoekers hebben – zakelijk weergegeven – geconcludeerd dat er redenen zijn tot twijfelen aan de rechterlijke onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Verzoeker heeft daartoe enkele feiten opgesomd.
Het Hof komt – zover nodig – terug hierop in de beoordeling.

3. De beoordeling
3.1 Naar het Hof begrijpt, heeft de raadsman namens verzoekers ter terechtzitting een exceptie opgeworpen tegen de dagvaarding, met de conclusie dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard.
De rechter heeft op deze exceptie beslist en deze exceptie verworpen.

3.2 Hierna hebben verzoekers de rechter gewraakt. Volgens hen zijn er redenen tot twijfelen aan de rechterlijke onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Verzoekers hebben -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat er bij hen een opgewekte schijn en gerechtvaardigde vrees voor subjectieve partijdigheid is ontstaan, omdat de volledige neutraliteit van de rechter niet is gegarandeerd. Verzoekers voeren verder aan dat de rechter, eerder in haar loopbaan officier van justitie was en er bestond toen tussen haar en de behandelende officier van justitie die de strafzaken thans voorbrengt een werkrelatie. Hierdoor is de rechter vooringenomen, aldus de verzoekers, door tussenkomst van hun raadsman.

3.2.1 Om deze vooringenomenheid te onderbouwen, heeft de raadsman aangevoerd dat de rechter:

  • de exceptie over de dagvaarding op onjuiste gronden heeft verworpen;
  • opzettelijk de akte van uitreiking anders heeft gelezen dan is geschreven;
  • opzettelijk en kennelijk met de bedoeling verdachte (lees verzoeker) te veroordelen, in strijd heeft gehandeld met artikel 1 van het Wetboek van Strafvordering. De dagvaarding is in plaats van aan de substituut-griffier, uitgereikt aan de griffier en er is geen aanplakking van de dagvaarding geweest;
  • het beginsel van een eerlijk proces heeft geschonden en er gegronde vrees daarvoor bestaat.

3.2.2. In de wrakingszaken van verzoekers heeft de rechter bij uitvoerig gemotiveerde beschikkingen gewezen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2023, welker inhoud hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, de wrakingen ongegrond verklaard.

3.2.3. Als grief tegen voormelde beslissingen hebben verzoekers het volgende aangevoerd, te weten “De beschikking vermeld, dat de uitreikingen rechtsgeldig zijn geschied, terwijl in de akte van uitreiking uitgebreid is beschreven dat zulks niet het geval is weshalve de appellanten er belang bij hebben dat het Hof van Justitie de wraking zal toestaan nu de Kantonrechter [naam] zich niet heeft berust in de wraking.

3.3 Uit de hiervoor door verzoekers opgesomde feiten, concludeert het Hof dat verzoekers het niet eens zijn met de beslissing van de rechter ten aanzien van de door hen opgeworpen excepties met betrekking tot de dagvaarding.
Naar het oordeel van het Hof kan uit deze feiten geenszins worden geconcludeerd dat er twijfels zijn over de rechterlijke onpartijdigheid en onafhankelijkheid.
Het niet eens zijn met de beslissing van de rechter kan in de visie van het Hof geenszins leiden tot wraking van de rechter. Verzoekers hebben hiertoe het rechtsmiddel van hoger beroep aan te wenden na de einduitspraak in de strafzaken.

3.4 Het Hof komt op grond van al het vorenoverwogene tot de slotsom dat het ingesteld hoger beroep tegen de beschikkingen van de rechter ongegrond is en zullen de beroepen beschikkingen derhalve worden bevestigd.

4. Beslissing
Het Hof:

4.1 Bevestigt de beslissingen van de rechter neergelegd in de beschikkingen gewezen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 augustus 2023 op de gedane wrakingsverzoeken van verzoekers;

4.2 Bepaalt dat de behandeling van de strafzaken tegen verzoekers wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van indiening van onderhavige wrakingsverzoeken op 17 juli 2023.

Aldus gegeven door mr. D.D. Sewratan, fungerend-president, mr. A. Charan en
mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van woensdag 25 oktober 2023 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van mr. E. Ommen-Dors, substituut-griffier.

w.g. E.Ommen-Dors        w.g. D.D. Sewratan
                                         w.g. A. Charan
                                         w.g. I. S. Chhangur-Lachitjaran

Voor eensluitend afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,
namens deze,
mr. E. Ommen-Dors