SRU-HvJ-2023-2

  • Instantie Hof van Justitie
  • Zaaknummer Art. 437 Sv.
  • Uitspraakdatum 06 januari 2023
  • Publicatiedatum 23 januari 2023
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Uit de inhoud van de akte van uitreiking blijkt dat met uitzondering van het nummer van het schrijven de overige vereiste gegevens zijn vermeld op de akte van uitreiking. De vraag rijst thans of aan deze omissie het gevolg vermeld in lid 6 van artikel 517 Sv verbonden dient te worden.

    Aan de vaste rechtspraak over de verschillende rechtsgevolgen bij vormverzuimen ligt als uitgangspunt ten grondslag dat het rechtsgevolg in verhouding moet staan tot de aard en de ernst van het vormverzuim en het door de verdachte als gevolg van het vormverzuim geleden nadeel. Dat betekent tevens dat, waar mogelijk, wordt volstaan met het – vanuit het perspectief van de met vervolging en berechting van strafbare feiten gemoeide belangen bezien – minst verstrekkende rechtsgevolg, welk rechtsgevolg, mede afhankelijk is van de aard en de ernst van dat verzuim of die handeling.

    Tegen de achtergrond van het hiervoor geschetst kader is het hof van oordeel dat in casu de gewraakte rechter terecht tot het oordeel kon komen dat het niet vermelden van het nummer van de akte van uitreiking ingevolge het bepaalde in artikel 517 Sv. niet zo ernstig is dat de strafdreiging opgenomen in artikel 517 Sv. lid 6 toegepast zal worden en voorts dat het geen vaste jurisprudentie is dat in dergelijke gevallen de nietigheid van de dagvaarding wordt uitgesproken. Dit oordeel leidt niet tot feiten en omstandigheden waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (artikel 437 Sv).

Uitspraak

HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME

Beschikking op het verzoek tot wraking ex artikel 437
van het Wetboek van Strafvordering (Sv.)

Beschikkingno.: 02/2023
Parketnummer: 060/21

In de zaak van
[Naam],
verzoeker tot wraking,
raadslieden I.D. Kanhai BSc. en mr. B.A.H. Pick, advocaten

welk verzoek strekt tot wraking van
• mr. A. Charan, president van de Krijgsraad,

tezamen met kolonel G. Cooper en majoor J. Jones, leden van de Krijgsraad, belast met de behandeling van de tegen verzoeker bij de Krijgsraad aanhangige strafzaak, geeft het Hof van Justitie, in Naam van de Republiek, de navolgende beschikking.

1. Verloop van de procedure
Ter zitting van 14 oktober 2022 hebben de raadslieden namens verzoeker een schriftelijk verzoek tot wraking van mr. A. Charan, wnd. president van de Krijgsraad, ingediend en is dit verzoek vervolgens kort toegelicht door de raadsman I.D. Kanhai BSc. De inhoud van genoemde akte van wraking wordt als hier letterlijk herhaald en ingelast beschouwd. Het onderzoek is vervolgens geschorst tot de zitting van 11 november 2022 teneinde het besluit van mr. A. Charan ten aanzien van de wraking kenbaar te maken.
Op laatstvermelde zittingsdag is door mr. Charan, wnd. president aangegeven dat hij zich niet berust in de voorgedragen wraking.
Hierna is de behandeling van de zaak geschorst en is de zaak ingevolge artikel 439 lid 3 Sv. verwezen naar het Hof voor een beslissing op de wraking.

2. De grondslag van het verzoek
Voorafgaand aan onderhavige wraking
2.1.1 Verzoeker heeft – zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd aan zijn verzoek tot (eerste wraking).
Op de dag van de eerste behandeling van de zaak is er een exceptie opgeworpen betrekking hebbende op het niet voldoen aan de wettelijke vereisten van de dagvaarding, althans de akte van uitreiking ingevolge het bepaalde in artikel 517 Sv. De Krijgsraad – bestaande uit mr. A. Charan (wnd. President) en kolonel G. Cooper en majoor J. Jones, leden van de Krijgsraad – heeft het verweer verworpen. Door de Krijgsraad is daartoe geoordeeld dat het niet voldaan hebben aan de dwingende bepaling niet zo ernstig is dat de strafdreiging opgenomen in artikel 517 Sv. toegepast zal worden. Ook zou het geen vaste jurisprudentie zijn volgens de Krijgsraad dat in dergelijke gevallen de nietigheid van de dagvaarding wordt uitgesproken. Volgens verzoeker is deze beslissing van de Krijgsraad niet op de wet gestoeld en is hij van mening dat hij hierdoor aan het lot van de rechters wordt gelaten, die de wet verlaten en een beslissing hebben genomen niet overeenkomstig hetgeen de wet voorschrijft en hetgeen vaste jurisprudentie is.
Verzoeker stelt dat, het zich niet houden aan de wet door een rechter, een inbreuk is op de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Daarnaast heeft hij, verzoeker, gebruik gemaakt van Surinaamse en Nederlandse jurisprudentie ter staving van zijn stellingen en voorts aangevoerd dat de beslissing van de Krijgsraad in strijd is met de Grondwet en verdragen. Dit is reden geweest voor verzoeker om de president en alle leden van de Krijgsraad te wraken en is daartoe door de raadsman van verzoeker I.D. Kanhai BSc. een akte van wraking d.d. 8 juli 2022 overgelegd. De Krijgsraad heeft zich niet berust in deze wraking en is deze wraking ingevolge het bepaalde in artikel 439 lid 3 Sv. voorgelegd aan het Hof van justitie.

2.1.2 Op deze wraking heeft de wrakingskamer van het Hof bij beslissing d.d. 16 september 2022 verzoeker niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat in artikel 438 lid 1 Sv. is voorgeschreven dat – “zo redenen van wraking ten aanzien van meer dan één rechter bestaan – een verdere wraking niet kan worden voorgedragen, dan nadat over de vroegere wraking is beslist”; en dat nu de wraking zich richt tegen de drie rechters tezamen, het Hof van oordeel is dat dit in strijd is met het bepaalde in artikel 438 lid 1 Sv.

De huidige wraking van mr. A. Charan, wnd. president van de Krijgraad.
2.2 Door de raadsman van verzoeker I.D. Kanhai BSc. wordt onder overlegging van wrakingsakte d.d. 14 oktober 2022 gesteld dat de beslissing van de wrakingskamer van het Hof van justitie d.d. 16 september 2022 waarbij verzoeker niet ontvankelijk is verklaard hem thans de ruimte biedt de wraking te doen van de leden van de Krijgsraad, nu één voor één zoals dat in artikel 438 Sv. is voorgeschreven. Hetgeen als grond in de eerste wrakingsakte is gesteld geldt ook bij deze wraking.

2.3 Mr. A. Charan, wnd. president van de Krijgsraad heeft ter terechtzitting van 11 november 2022 kenbaar gemaakt dat hij zich niet berust in deze wraking.

3. De beoordeling van de voorliggende wraking
3.1 Door de Krijgsraad voorgezeten door mr. A. Charan, wnd. President in de zaak tegen verzoeker is op het namens verzoeker opgeworpen excepties beslist dat het niet voldoen aan de wettelijke vereisten van de dagvaarding, althans de akte van uitreiking ingevolge het bepaalde in artikel 517 Sv. niet zo ernstig is dat de strafdreiging opgenomen in artikel 517 Sv. toegepast zal worden en voorts dat het geen vaste jurisprudentie is dat in dergelijke gevallen de nietigheid van de dagvaarding wordt uitgesproken.

3.2 Thans ligt de vraag ter beantwoording in hoeverre deze beslissing van de Krijgsraad op de opgeworpen excepties, tegen de achtergrond van hetgeen door verzoeker is aangevoerd, leidt tot feiten en omstandigheden waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (artikel 437 Sv.) In het licht van het voorgaande is van belang te begrijpen wat het doel is geweest van na te noemen strafvorderlijke bepalingen te weten de artikelen 515 Sv. tot en met 519 Sv. Deze luiden als volgt te weergeven, te weten:

Artikel 515
“In alle gevallen waarin dit Wetboek niet uitdrukkelijk een andere wijze van mededeling toelaat of voorschrijft, ge¬schieden de daarbij voorgeschreven betekeningen, dagvaardin¬gen, oproepin¬gen, kennisgevingen, aanzeggingen of andere mededelingen door uitreiking van een gerechtelijk schrijven.

Artikel 516
De uitreiking van het gerechtelijk schrijven geschiedt door een deurwaarder of een dienaar van de openbare macht.

Artikel 517
1. De uitreiking geschiedt:
a. aan hen die in verzekerde bewaring zijn: in persoon;
b. aan alle anderen: in persoon of, te hunner woonplaats hier te lande of is deze niet bekend te hunner verblijfplaats hier te lande, aan een huisgenoot.

2. Is in het geval bedoeld in het voorgaande lid onder b, ook de verblijfplaats niet bekend, dan geschiedt de uitreiking ter griffie van het gerecht dat van de zaak moet kennisnemen dan wel het laatst kennisgenomen heeft; betreft het een mede¬deling omtrent een aangewend rechtsmiddel dan steeds ter griffie waar dit middel werd aangewend. Van de uitreiking wordt in deze gevallen door of vanwege de griffier, onder vermelding van de persoon voor wie het schrijven bestemd is, aan het gerechtsge-bouw aanplak¬king gedaan. Het uitgereikte schrijven wordt deze persoon zodra dit mogelijk is overgegaan of toegezonden.

3. Wordt in het geval bedoeld in het eerste lid onder b, noch de persoon voor wie het schrijven bestemd is, noch iemand van diens huisgenoten aan zijn woon- of verblijfplaats aangetroffen, of zijn deze personen niet bereid het schrijven in ontvangst te nemen, zo geschiedt de uitreiking aan het hoofd van het plaatse¬lijk bestuur of een door deze aangewezen ambtenaar, die het schrijven zo mogelijk alsnog aan de persoon voor wie het bestemd is, doet toekomen, zonder dat van dit laatste echter in rechte zal behoe¬ven te blijken.

4. Van iedere uitreiking wordt een akte van uitreiking opgemaakt, vermeldende:
1° de autoriteit van welke het gerechtelijk schrijven uitgaat;
2° het nummer van het schrijven;
3° de persoon voor wie het schrijven bestemd is;
4° de persoon aan wie het is uitgereikt;
5° de plaats van uitreiking;
6° de dag en het uur van uitreiking.

5. De akte wordt door hem die de uitreiking bewerkstel¬ligde, zo spoedig moge¬lijk en persoonlijk op de eed afgelegd bij de aanvaarding zijner bediening, opgemaakt en terstond ondertekend. Is uitgereikt overeenkomstig het tweede of derde lid zo wordt in de akte vermeld, dat uitreiking overeenkomstig het eerste lid onder b niet mogelijk was.
6. Alles op straffe van nietigheid.

7. In de gevallen bedoeld in het tweede en derde lid, wordt bij bekende verblijf¬plaats buitenlands, tevens door de autoriteit van welke het gerechtelijk schrijven uitgaat, een afschrift van de mededeling welke het schrijven bevat, bij aangetekende brief verzon-den aan hem voor wie het schrijven bestemd is.

Artikel 518
De nietigheid bij het voorgaande artikel gesteld, wordt door vrijwillige verschij¬ning gedekt.

Artikel 519
In de gevallen waarin dit Wetboek voorschrijft dat een oproeping, kennisgeving of andere mededeling schriftelijk ge¬schiedt kan deze plaatshebben:
a. bij gewone of aangetekende brief over de post;
b. per telegram;
c. door uitreiking van het stuk op andere wijze, doch dan aan de betrokkene in persoon of op andere voldoende wijze.”

3.3 Voor wat betreft de strekking van hiervoor opgesomde bepalingen overweegt het Hof dat uit de wetshistorie blijkt dat de ratio van het voorschrift in artikel 517 leden 4 en 5 is een waarborg te bieden dat de betrokken stukken tijdens de overbrenging niet verloren gaan en voorts te dienen als controlemiddel voor de rechter bij eventuele niet-verschijning van de verdachte, waarbij door de rechter, aan de hand van de akte van uitreiking, getoetst wordt of de mededeling conform de artikelen 515 Sv. e.v. is uitgereikt.
De akte van uitreiking vormt het bewijsstuk dat het stuk op de voorgeschreven wijze is uitgereikt.

3.4 In casu blijkt uit de akte van uitreiking opgemaakt op ambtsbelofte opgemaakt door de Korporaal der 1ste klasse der Militaire Politie [verbalisant] d.d. vrijdag 18 februari 2022 dat genoemde korporaal der 1ste klasse op vrijdag 18 februari 2022 de dagvaarding van de Auditeur-Militair bij de Krijgsraad te Paramaribo d.d. 18 februari 2022 voor de Krijgsraadzitting van vrijdag 25 februari 2022, in de zaak van de Auditeur-Militair contra de verdachte [naam], bestemd voor de verdachte [naam] voornoemd, wonende aan de [adres] te [plaats], heeft uitgereikt aan hem in persoon op het Centraal Penitentiaire Inrichting te Santo Boma. De verdachte heeft tevens toegestemd in de verkorting van de dagvaarding zoals bedoeld in artikel 246 Sv. en heeft ten blijke daarvan deze verklaring zijnerzijds ondertekend. Uit de akte van uitreiking blijkt dat de verdachte/verzoeker die heeft ondertekend.

3.5.1 Uit de inhoud van de akte van uitreiking zoals in 3.4. weergegeven blijkt dat met uitzondering van het nummer van het schrijven de overige vereiste gegevens zijn vermeld op de akte van uitreiking. Vaststaat dat het nummer van het schrijven ontbreekt. De vraag rijst thans of aan deze omissie het gevolg vermeld in lid 6 van artikel 517 Sv verbonden dient te worden.

3.5.2 Het hof overweegt daartoe dat in het strafproces centraal staat dat de rechter, met inachtneming van de regels van een eerlijk proces, zoveel mogelijk een inhoudelijk oordeel velt over de beschuldiging die jegens de verdachte wordt geuit en zo recht spreekt in de concrete zaak.

3.5.3 Daarnaast berust de beantwoording van de vraag of een rechtsgevolg aan een vormverzuim moet worden verbonden, en zo ja de wijze waarop dat gebeurt, in de kern op een afweging van belangen. Daarbij gaat het om de met vervolging en berechting van strafbare feiten gemoeide belangen – waaronder de belangen van waarheidsvinding en van de bestraffing van de daders van strafbare feiten – en de belangen die verband houden met de handhaving van grondrechten en de bevordering van een normconform verloop van het voorbereidend onderzoek.

3.5.4 Aan de vaste rechtspraak over de verschillende rechtsgevolgen bij vormverzuimen ligt als uitgangspunt ten grondslag dat het rechtsgevolg in verhouding moet staan tot de aard en de ernst van het vormverzuim en het door de verdachte als gevolg van het vormverzuim geleden nadeel. Dat betekent tevens dat, waar mogelijk, wordt volstaan met het – vanuit het perspectief van de met vervolging en berechting van strafbare feiten gemoeide belangen bezien – minst verstrekkende rechtsgevolg, welk rechtsgevolg, mede afhankelijk is van de aard en de ernst van dat verzuim of die handeling.
3.5.5 Tegen de achtergrond van het hiervoor geschetst kader is het hof van oordeel dat in casu de gewraakte rechter terecht tot het oordeel kon komen dat het niet vermelden van het nummer van de akte van uitreiking ingevolge het bepaalde in artikel 517 Sv. niet zo ernstig is dat de strafdreiging opgenomen in artikel 517 Sv. lid 6 toegepast zal worden en voorts dat het geen vaste jurisprudentie is dat in dergelijke gevallen de nietigheid van de dagvaarding wordt uitgesproken.
Dit oordeel leidt niet tot feiten en omstandigheden waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (artikel 437 Sv).

3.5.6 Een en ander brengt met zich dat onderhavige wraking van mr. A. Charan in diens hoedanigheid van wnd. president van de Krijgsraad als na te melden ongegrond dient te worden verklaard.

4. Beslissing
Het Hof:
4.1 verklaart de onderhavige wraking van mr. A. Charan in diens hoedanigheid van wnd. president van de Krijgsraad ongegrond;

4.2 bepaalt dat de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van indiening van onderhavige wrakingsverzoek.

Aldus gegeven door mr. D.D. Sewratan, fungerend-president, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran en kolonel D. Kamperveen, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof van Justitie van vrijdag 6 januari 2023 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.E. Van Genderen-Relyveld.

w.g. M.E. Van Genderen-Relyveld. w.g. D.D. Sewratan
w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran
w.g. D. Kamperveen

Voor afschrift,
De Griffier van het Hof van Justitie,

mr. M.E. van Genderen-Relyveld