- Instantie Hof van Justitie
- Zaaknummer nvt
- Uitspraakdatum 20 maart 2024
- Publicatiedatum 03 april 2024
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
De vraag moet worden beantwoord of artikel 22 van de Grondwet (GW) een mogelijkheid schept voor belanghebbende om het beroepschrift in te dienen. Het Hof van Justitie dient te worden aangemerkt als het bevoegd gezag, zoals is aangegeven in artikel 22 GW, en is het indienen van schriftelijke verzoeken op grond van dit artikel in beginsel mogelijk. Belanghebbende heeft bij herhaling gesteld dat schriftelijk verzoek welke hij op 11 januari 2024 heeft ingediend de bedoeling heeft om in beroep te gaan bij de president van het Hof tegen het besluit van de PG. Noch artikel 22 GW noch enig ander wetsartikel wijst de president van het Hof als beroepsinstantie aan tegen een door de PG genomen besluit. Gelet op het voorgaande verklaart het Hof de belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn beroep
Artikel 22 GW
Uitspraak
HET HOF VAN JUSTITIE VAN SURINAME
Beschikking inzake beroep tegen het besluit van de procureur-generaal de dato 10 januari 2024 ten aanzien van Bouterse, Desire Delano, ingediend op donderdag 11 januari 2024;
Gelezen het door BOUTERSE, DESIRE DELANO (hierna ook aangeduid als belanghebbende) ingediend schriftelijk stuk met als opschrift “beroepschrift ex artikel 22 van de Grondwet (GW) juncto artikel 133 lid 1 GW in samenhang met de artikelen 3 en 4 van het Reglement op de Inrichting en Samenstelling van de Surinaamse Rechtelijke Macht (Wet RIS)”, van 11 januari 2024;
Gelet op de beschikking van het Hof van Justitie de dato 16 januari 2024, waarbij de behandeling van het beroepschrift in raadkamer is bepaald voor dinsdag 23 januari 2024;
Gezien de overige zich in het dossier bevindende bescheiden, waaronder de processen-verbaal van het verhandelde ter raadkamerzittingen van het Hof van 23 januari 2024 en 13 februari 2024, waarvan de inhoud hier als geïnsereerd moet worden beschouwd;
Gehoord in raadkamer de dato 23 januari 2024 en 13 februari 2024, de waarnemend Procureur-generaal (PG), mr. A. Niamat, namens het Openbaar Ministerie (OM) en de raadslieden van verzoeker, mr. M. Dubois; mr. M. Castelen; mr. N. Van Dijk, CAMS AMLCA; mr. M. Misiedjan en mr. D. Veira.
Overwegende, dat de raadslieden van belanghebbende, voor zover van belang en kort weergegeven, stellen dat zij bij de president van het Hof van Justitie in beroep komen tegen het besluit van de PG, de dato 10 januari 2024, op het door hen ingediend verzoekschrift, de dato 08 januari 2024, ten einde dat besluit te toetsen aan de bepalingen van het recht en de wet, en bij welk beroepschrift is verzocht:
- primair: te herzien en wel zodanig dat het besluit van de PG wordt herroepen en in de plaats daarvan een nieuw besluit wordt genomen,
- subsidiair: conform art. 4 van de Wet RIS aan de PG het bevel te doen om conform het door de belanghebbende verzochte, de tenuitvoerlegging van het vonnis de dato 20 december 2023, op te schorten c.q. te schorsen c.q. aan te houden, totdat nationaal en internationaal een uitspraak is gedaan over een eerlijk proces.
Belanghebbende heeft, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als grondslag van zijn verzoek het volgende gesteld.
Het OM heeft een besluit genomen om een last tot aanmelden te geven ter uitvoerlegging van het vonnis van het Hof van Justitie van 20 december 2023. Hiertegen heeft hij bezwaar aangetekend en heeft de PG als reactie op het bezwaarschrift gepersisteerd bij het eerder door haar genomen standpunt op het verzoekschrift. Het besluit zou – volgens belanghebbende – onder meer niet c.q. onvoldoende zijn gemotiveerd en is er geen rekening gehouden met zijn belangen. Op grond hiervan is de weg om in beroep te komen bij de bevoegde instantie thans open komen te vallen.
De beoordeling
Overwegende, dat belanghebbende heeft gesteld dat de gevoegde behandeling van dit verzoekschrift en het ook door hem ingediend beroepschrift niet verenigbaar zijn. Belanghebbende is van mening dat de behandeling van deze twee administratieve procedures zich, vanwege het verschil in de aard niet lenen voor een gevoegde behandeling door dezelfde kamersamenstelling.
Overwegende, dat de president van het Hof bevoegd is een kamer samen te stellen – zoals in casu is geschied – die zich buigt over het aan dit Hof gericht verzoek en ter zake een beslissing neemt. De zienswijze dat beide verzoeken niet door één en dezelfde Hof kamer gevoegd, althans gezamenlijk kunnen worden behandeld, deelt het Hof niet, daar niet is gebleken dat daarmede belanghebbende in zijn rechtsproces wordt geschaad. Immers moet er een beslissing worden genomen over twee verschillende soorten vorderingen, namelijk een ingediend beroepschrift en een ingediend verzoekschrift.
Overwegende, dat de PG als meest verstrekkend verweer heeft aangevoerd dat de belanghebbende niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, omdat voor het ingediende beroepschrift geen wettelijke basis bestaat. De wetsartikelen waarop de verdediging het beroep heeft gebaseerd, zouden onjuist zijn. De artikelen 22 GW en 1 van het Wetboek van Strafvordering geven aan dat er een wettelijke grondslag moet zijn voor het indienen van het beroep en die ontbreekt. De wet biedt geen mogelijkheid om een beroepschrift tegen een besluit genomen door de PG in te dienen en wordt in casu oneigenlijk gebruik gemaakt van de wet, aldus de PG.
Overwegende, dat thans de vraag dient te worden beantwoord of artikel 22 GW een mogelijkheid schept voor belanghebbende om het beroepschrift in te dienen.
Voorop wordt het volgende gesteld.
Overwegende, dat eerst de vraag dient te worden beantwoord of artikel 22 GW een mogelijkheid schept voor een burger om een verzoekschrift in te dienen bij het Hof van Justitie. Artikel 22 GW luidt als volgt:
lid 1: Een ieder heeft het recht om verzoeken schriftelijk bij het bevoegde gezag in te dienen.
lid 2: De wet regelt de procedure voor behandeling van de zaak.
Het Hof van Justitie wordt in artikel 139 GW genoemd als hoogste instantie van de rechterlijke macht met rechtspraak belast. Hieruit volgt dat het Hof van Justitie dient te worden aangemerkt als het bevoegd gezag zoals bedoeld in artikel 22 GW en is het indienen van schriftelijke verzoeken op grond van dit artikel in beginsel mogelijk. Het feit dat de wetgever lid 2 van artikel 22 GW niet heeft uitgevoerd doet daaraan niet af. Immers dit laat het recht van de burger toegekend door de GW onverlet. Het Hof overweegt ten aanzien hiervan verder dat in artikel 1.4 GW van 1975 een gelijkluidende tekst als voormeld artikel 22 GW is opgenomen, namelijk dat een ieder het recht heeft verzoeken schriftelijk bij het bevoegd gezag in te dienen. Dit recht, ook wel het petitierecht genoemd, houdt onder meer in de mogelijkheid om schriftelijk de aandacht van het bevoegd gezag te vragen voor bijvoorbeeld een problematiek, een beklag te doen en om grieven, ongemakken en problemen kenbaar te maken. Gebleken is dat burgers in de praktijk bij het Hof reeds gebruik maken van dit recht en dit recht dus al beleven, ondanks het feit dat deze verzoeken nimmer expliciet zijn gebaseerd op artikel 22 GW.
Overwegende, dat de belanghebbende bij herhaling heeft gesteld dat het schriftelijk verzoek welke hij op 11 januari 2024 heeft ingediend de bedoeling heeft om in beroep te gaan bij de president van het Hof tegen het besluit van de PG.
Overwegende, dat noch artikel 22 GW noch enig ander wetsartikel de president van het Hof als beroepsinstantie aanwijst tegen een door de PG genomen besluit.
Overwegende, dat het Hof gelet op het voorgaande, de belanghebbende niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn beroep en het Hof niet meer toekomt aan bespreking van de overige stellingen van partijen.
Gezien de betrekkelijke wetsartikelen.
BESCHIKKENDE
Het Hof:
Verklaart BOUTERSE, DESIRE DELANO niet-ontvankelijk in zijn beroep tegen het besluit van de procureur-generaal 10 januari 2024.
Aldus gegeven te Paramaribo door mr. S.S.S. Wijnhard, fungerend-president, R. Praag, lid en mr. I. Sonai, lid, en uitgesproken door de fungerend president op de openbare zitting van 20 maart 2024, in tegenwoordigheid van de fungerend-griffier, F.G.Z. Chandoe, LLM.
De fungerend-griffier, De fungerend-president,
F.G.Z. Chandoe, LLM mr. S.S.S. Wijnhard
Het lid,
R. M. Praag
Het lid,
I. Sonai