SRU-K1-1970-2

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer onbekend
  • Uitspraakdatum 21 april 1970
  • Publicatiedatum 19 september 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    De mededeling door de werknemer in het bijzijn van andere arbeiders aan de werkgever, dat deze hem had bestolen en het antwoord van de werknemer op de vraag van de werkgever of hij een dief is, luidende: „Als U het zegt zal het wel zo zijn”, voor de werkgever zo grof beledigend, kwetsend en sfeerbedervend geacht, dat redelijkerwijs geen voortzetting van de arbeidsverhouding kan worden verlangd en ontslag op staande voet wegens dringende redenen gerechtvaardigd is.
    (artt 1615 o en p Sur. Burg. Wetb.)

Uitspraak

KANTONGERECHT EERSTE KANTON, 21 april 1970.

[eiser], wonende te [district], eiser, adv. E.A. Hoost,

TEGEN :

[gedaagde], wonende te [district], gedaagde, adv. J.M. Theunissen.

TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Eiser, stellende sedert 1933 in dienst van gedaagde en diens rechtsvoorganger werkzaam te zijn geweest en op 13 maart 1969 op staande voet zonder wettige reden te zijn ontslagen, vorderde bij de Kantonrechter in het Eerste Kanton een schadevergoeding van ƒ 1027.— met rente en kosten. Gedaagde voerde als reden van het ontslag aan, dat eiser hem grovelijk had beledigd. Na een comparitie van partijen in persoon te hebben gehouden, overwoog de Kantonrechter:

TEN AANZIEN VAN HET RECHT :
Ten processe staan als enerzijds gesteld en anderzijds erkend de navolgende feiten vast:

  1. Eiser was sinds 30 september 1933 in dienst van gedaagde, respectievelijk zijn rechtsvoorganger tegen een weekloon van ƒ 33,—;
  2. Op 13 maart 1969 heeft eiser, nadat hem een uur vrij was geweigerd, tegen gedaagde gezegd dat hij, gedaagde, hem, eiser, had bestolen, zulks klaarblijkelijk in verband met het feit, dat hij niet de verplichte 50% uitkeerde voor snipperdagen. Nadat gedaagde hem toen vroeg: ,,Ben ik dan een dief?” heeft eiser geantwoord: ,, Als u het zegt, zal ’t wel zo zijn”;
  3. Op grond hiervan en onder mededeling van deze reden is eiser op gemelde datum op staande voet door gedaagde ontslagen;

Wij zijn van oordeel dat de woorden door eiser geuit, sub 2 als vaststaand aangenomen, een dringende reden tot ontslag opleveren;
Wij achten een dergelijke uiting grof beledigend en nu deze blijkens het niet van valsheid betichte rapport van het Departement van Arbeid en Sociale Zaken in het bijzijn van andere arbeiders in dienst van gedaagde zijn gezegd, zijn Wij van oordeel dat zij voor gedaagde zo kwetsend zijn en bovendien een zo ernstige aantasting van zijn goede naam en zijn gezag in het bedrijf opleveren en bovendien zo sfeer bedervend, dat van gedaagde — ondanks de lange duur van de dienstverhouding — redelijkerwijs geen voortzetting van de arbeidsovereenkomst kan worden verlangd;

Het bovenstaande brengt met zich dat eisers vordering hem zal worden ontzegd, met zijn veroordeling in de kosten van het geding als de in het ongelijk gestelde partij.

RECHTDOENDE:
Ontzeggen eiser diens vordering; enz. (Geen Hoger Beroep ingesteld).