- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-756323
- Uitspraakdatum 02 april 1996
- Publicatiedatum 11 juni 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Huur voor bepaalde tijd aangegaan, kan ook tussentijds worden opgezegd.
Uitspraak
Kantonrechter Eerste Kanton
2 april 1996, A.R. 756323
(Mr. E.S. Ombre)
[eiser 1], weduwe van [naam], [eiser 2], [eiser 3], tijdelijk verblijfhoudende te [plaats] in [district 1], gemachtigde: Mr. R.W. van Ritter, advocaat, eisers,
tegen
[gedaagde], wonende te [district 2] aan [adres], gemachtigde: Mr. A.R. Baarh, advocaat, gedaagde,
De Kantonrechter spreekt in naam van de Republiek het navolgende vonnis uit:
Wij, Kantonrechter in het Eerste Kanton;
Gezien de stukken;
Gehoord partijen;
Procesgang
-
- Bij conclusie van eis overeenkomstig het op 31 oktober 1995 ingediende verzoekschrift hebben eisers, voor zoveel hier nog van belang, gevorderd:
- om bij vonnis de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning staande en gelegen te [district 2] aan [adres] te ontbinden althans ontbonden te verklaren;
- om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut gedaagde te veroordelen om binnen twee weken na de uitspraak, althans binnen een door de ’Rechter te bepalen redelijke termijn de woning staande op het perceel gelegen te [district 2] aan [adres] met alle van zijnentwege daarin bevindende personen en goederen te ontruimen en te verlaten en deze ter algehele en vrije beschikking van eisers te stellen, met machtiging aan eisers om ter uitvoering van het vonnis de hulp van de Sterke Arm in te roepen;
- bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagde te veroordelen om zolang hij nog in de woning zal verblijven maandelijks te rekenen van 1 november 1995 aan eisers te betalen de huur ad Nƒ 150,– (EENHONDERD EN VIJFTIG GULDEN NEDERLANDS COURANT) per maand, althans de tegenwaarde daarvan in Surinaams courant tegen de koers van de dag van betaling, met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
De gemachtigde van gedaagde heeft een schriftelijke conclusie van antwoord genomen en heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van eisers, althans tot ontzegging van de vordering.
Er is schriftelijk gerepliceerd en gedupliceerd.
De uitspraak van het vonnis is oorspronkelijk bepaald op 18 juni 1996, maar bij vervroeging op heden,
Motivering
- Op grond van de stellingen van partijen en de inhoud van de overgelegde produkties, een en ander voor zover niet betwist, staat het volgende rechtens vast:
- eisers zijn de enige erfgenamen van [naam], nader te noemen [naam], overleden in [district 1] op 29 januari 1995.
- [naam] heeft op 7 december 1994 schriftelijk aan gedaagde verhuurd de aan hem in eigendom toebehorende woning gelegen te [district] aan [adres] voor de duur van twee jaren ingaande 1 januari 1995, en wel tegen een huurprijs van Nƒ 100,– per maand voor de periode 1 januari 1995 tot en met 30 juni 1995 en tegen een huurprijs van Nƒ 150,– per maand voor de periode 1 juli 1995 tot en met 31 december 1996.
- [naam] was staflid van de [maatschappij] en had een dienstwoning toegewezen gekregen. Na het overlijden van haar man heeft eiseres sub 1 een schrijven van de [maatschappij] ontvangen d.d. 24 februari 1995, waarin zij wordt aangezegd om de dienstwoning uiterlijk 1 april 1995 te ontruimen. Bij schrijven van 25 september 1995 heeft genoemde maatschappij aan eiseres medegedeeld dat zij uiterlijk 31 oktober 1995 de woning zal dienen te ontruimen, aangezien de Maatschappij anders genoodzaakt zal zijn om de nieuwe bewoner op kosten van eiseres elders in [district 2] te huisvesten.
- Bij brief van 23 maart 1995 heeft Mr. R. van Ritter, namens eiseres sub 1, aan gedaagde een fotocopie van de hierboven genoemde brief van de [maatschappij] d.d. 24 februari 1995 doen toekomen en heeft aan gedaagde tot uiterlijk 30 juni 1995 gegund om het door hem gehuurde te ontruimen.
- Als door eisers gesteld en door gedaagde niet betwist staat vast dat in het huurcontract abusievelijk vermeld staat dat de huurovereenkomst op 31 december 1997 eindigt (en niet op 31 december 1996).
- Eisers vorderen thans, kort gezegd, de ontbondenverklaring van de hierboven onder 1.2 vermelde huurovereenkomst en de ontruiming van gedaagde op grond dat de woning aan [adres] het enige onroerend goed is waarover eisers beschikken en dat zij door het plotselinge overlijden van [naam] in een overmachtspositie zijn komen te verkeren en door nood gedwongen voor eigen gebruik over die woning dienen te beschikken.
- Eisers bedoelen met hun stelling dat zij in een overmachtspositie zijn komen te verkeren geen beroep te doen op overmacht, maar hebben daarmee kennelijk niets anders willen zeggen dan datgene wat zij verder op in het verzoekschrift ook stellen, te weten dat zij door het plotselinge overlijden van [naam] en als gevolg daarvan het opeisen van de door hen bewoonde dienstwoning door de [maatschappij], wat hun huisvesting betreft, in een noodsituatie zijn komen te verkeren.
Het verweer van gedaagde dat eisers geen beroep kunnen doen op overmacht gaat aan het voorgaande voorbij en verder dan ook geen bespreking. - Aan de orde is de vraag of eisers, wat hun huisvesting betreft, in een zodanige noodtoestand verkeren dat van gedaagde kan worden gevergd om het gehuurde te hunnen behoeve te ontruimen. Het feit dat eisers de door hen bewoonde dienstwoning moeten ontruimen en geen andere woning bezitten dan die welke aan gedaagde is verhuurd leidt tot de conclusie dat eisers die woning dringend nodig hebben voor eigen gebruik .
De omstandigheden die ertoe hebben geleid dat een verhuurder, wat zijn behoefte aan huisvesting betreft, in een noodtoestand is komen te verkeren kunnen ertoe leiden dat die verhuurder niet te goeder trouw een beroep op die noodtoestand kan doen. De geheel in het algemeen door gedaagde gestelde mogelijkheid van het overlijden van de verhuurder-rechtsvoorganger gedurende de loop van de huurovereenkomst is niet zo een omstandigheid.
De vorderingen van eisers tot ontbondenverklaring van de huurovereenkomst en tot ontruiming van gedaagde kunnen dan ook worden toegewezen. Hieraan doet niet af dat de huur voor bepaalde tijd is aangegaan, omdat gedaagde wordt vermoed ermee bekend te zijn dat ook dergelijke huurovereenkomsten tussentijds kunnen worden opgezegd en hij derhalve, anders dan hij beweert, er niet op mocht rekenen dat hij tot het einde van de overeengekomen huurtermijn het genot van het gehuurde zou hebben.
Ook doet daaraan niet af dat gedaagde het huis en het erf met toestemming van [naam] heeft aangepast “om aan het representatieve doel te voldoen”, aangezien uit gedaagde’s stellingen volgt dat die aanpassing enkel in zijn belang is geschied. - Gelet enerzijds op de ernst van de aanmaning van de [maatschappij] aan gedaagde om de dienstwoning te ontruimen, zoals blijkt uit de brief van 25 september 1995, en anderzijds het feit dat gedaagde reeds langer dan een jaar ervan op de hoogte is dat de [maatschappij] bij eisers aandringt op ontruiming van de dienstwoning en eisers in verband daarmee over het gehuurde willen beschikken, zal de ontruimingstermijn worden bepaald op één maand na de betekening van dit vonnis.
- Er zijn geen feiten gesteld waaruit volgt dat er vrees bestaat dat gedaagde de te vervallen huurtermijnen niet zal voldoen, zodat de vordering om gedaagde te veroordelen die termijnen te voldoen niet kan worden toegewezen.
- De proceskosten zullen als hieronder volgt tussen partijen worden gecompenseerd, nu zij over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld.
Beslissing
- Verklaren voor ontbonden de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan [adres] te [district 2].
- Veroordelen gedaagde om binnen EEN MAAND na de betekening van dit vonnis voormelde woning met alle van zijnentwege zich daarin bevindende personen en goederen te ontruimen en te verlaten en deze ter algehele en vrije beschikking van eisers te stellen.
Machtigen eisers om, indien .gedaagde in gebreke blijft aan voormelde veroordeling gevolg te geven, de ontruiming zelf ter hand te nemen en ter uitvoering van dit vonnis de hulp van de Sterke Arm in te roepen.
Verklaren dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Compenseren de proceskosten tussen partijen in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Wijzen af hetgeen meer of anders is gevorderd.