- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-972251
- Uitspraakdatum 02 oktober 1997
- Publicatiedatum 11 juni 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Onze wet kent geen algemene bepaling dat de verhuurder eigenaar of zakelijk of persoonlijk tot de zaak gerechtigd moet zijn. Een geheel onbevoegde kan als verhuurder optreden, maar in een dergelijk geval hoeft de eigenaar zich niet aan de huurovereenkomst te storen; echter blijft de huurovereenkomst geldig. Ten opzichte van de eigenaar verblijft de huurder zonder recht of titel in het gehuurde.
Uitspraak
Kantonrechter Eerste Kanton
2 oktober 1997, A.R. 972251
(Mr. J.R. von Niesewand)
[eiser], wonende aan [adres 1] te [district 1], voor wie als gemachtigde optreedt, Mr. E.C.M. Hooplot, advokaat, eiser in kort geding,
tegen
[gedaagde], wonende aan [adres 2] in [district 1], gedaagde in kort geding,
De Kantonrechter spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis in Kort Geding uit:
Wij, Kantonrechter in het Eerste Kanton;
Gezien de stukken;
Gehoord partijen;
Ten aanzien van de feiten
Overwegende, dat eiser bij het inleidend rekest op te dezer plaatse als ingelast te beschouwen gronden heeft gevorderd:
dat bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad gedaagde zal worden veroordeeld binnen 1 (één) week na de uitspraak van het in deze te wijzen vonnis, althans binnen een door Ons in goede justitie vast te stellen termijn de woning te [district 1] aan [adres 2], te ontruimen en te verlaten met al wie of wat zich van zijnentwege daarin mocht bevinden onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking te stellen van eiser;
Voorts eiser zal worden gemachtigd de ontruiming zelf uit te voeren indien gedaagde daarmede in gebreke blijft, desnoods met behulp van de Sterke Arm;
Kosten rechtens.
Overwegende, dat te dienende dage eiser vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, advokaat Mr. Marica namens de gemachtigde van eiser en de gedaagde in persoon ter terechtzitting zijn verschenen, op welke terechtzitting Mr. Marica namens de gemachtigde van eiser overeenkomstig vermeld verzoekschrift voor eis heeft geconcludeerd.
Overwegende, dat gedaagde bij wege van mondelinge conclusie van antwoord heeft verklaard:
dat hij een halfbroer is van eiser;
dat hetgeen in het 3e “dat” van het verzoekschrift is gesteld niet juist is;
dat hij in december 1995 met [naam 1] een overeenkomst van huur en verhuur heeft gesloten betreffende de woning aan de [adres 2];
dat eiser bij het sluiten van de overeenkomst van huur en verhuur nog geen eigenaar was van de woning;
dat de woning niet grondig behoeft te worden gerepareerd;
Overwegende dat de proces gemachtigde van eiser een schriftelijke conclusie van repliek heeft genomen waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat Wij bij rolbeschikking de dato 14 augustus 1997 een comparitie van partijen hebben gelast;
Overwegende, dat Wij hierna bij rolbeschikking comparitie van partijen hebben bevolen, welke op 21 augustus 1997 is gehouden, ter welke comparitie zijn verschenen eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en de gedaagde in persoon door Ons opgemaakt proces-verbaal staat gerelateerd, waarvan de inhoud als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat Wij hierna vonnis hebben bepaald op heden.
Ten aanzien van het recht
Overwegende, dat Wij op grond van de zich in het proces-dossier bevindende notariële akte de dato 2 mei 1996 gevoegd bij de aan Ons ter terechtzitting van 21 en 29 augustus 1997 verstrekte informaties, bewezen achten en als tussen partijen rechtens vaststaand aannemen, dat [naam 2], bij beschikking van de Minister van Natuurlijke Hulpbronnen de dato 15 maart 1984, [nummer], van welke beschikking een afschrift is overgeschreven ten hypoheekkantore op 5 april 1984 in register C927 onder [nummer], is verleend het recht van grondhuur – vervallende 5 april 2024 – op het perceelland groot 513,57 m2 gelegen in [district 2], thans [district 1] aan [adres 3] , van het zogenaamde [projekt], en nader aangeduid op de in viervoud overgelegde uitmetingskaart van de landmeter G.R. Liesdek de dato 28 november 1983, met de letters ABCD, voor de tijd van 40 jaren, gerekend vanaf 5 april 1984;
Overwegende, dat naar Wij veronderstellenderwijs van uitgaan, eiseres, nadat vorenomschreven perceelland haar in grondhuur was afgestaan, op dat perceelland heeft gebouwd althans laten bouwen een woning;
Overwegende, dat, naar voorts blijkt uit de zich in het procesdossier bevindende akte de dato 26 december 1995, [naam 1], zoon van [naam 2], de woning en het perceelland met ingang van 1 januari 1996 voor een periode van twee jaar en voor de prijs van ƒ 5000,– per maand aan gedaagde heeft verhuurd;
Overwegende, dat, naar wijders uit de eerder aangehaalde notarië1e akte blijkt, eiser door koop van en levering aan hem door [naam 2], op 20 september 1996 eigenaar is geworden van het recht van grondhuur op vorenomschreven perceelland met daaropstaande woning;
Overwegende, dat eiser stellend (7e “dat” van het verzoekschrift) dat gedaagde thans zonder recht of titel in de woning verblijft, heeft gevorderd, dat bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad gedaagde te veroordelen, binnen 1 (één) week na de uitspraak van het in deze te wijzen, vonnis, althans binnen een door Ons in goede justitie vast te stellen termijn de woning aan de [adres 2] te [district 1], te ontruimen en te verlaten met al wie of wat zich van zijnentwege daarin mocht bevinden onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking te stellen van eiser; voorts eiser te machtigen de ontruiming zelf uit te voeren indien gedaagde daarmede in gebreke blijft, desnoods met behulp van de Sterke Arm;
Overwegende, dat Wij, uitgaande van de door Ons als tussen partijen rechtens vaststaand aangenomen feiten, opmerken, dat een algemene bepaling, dat de verhuurder eigenaar, of zakelijk of persoonlijk tot de zaak gerechtigd zou moeten zijn, onze wet niet kent;
dat de verhuurder geen eigenaar behoeft te zijn; niet alleen, dat een voorschrift als dat van artikel 1492 BW ten aanzien van de huur ontbreekt maar artikel 1580 BW duidelijk doet uitkomen, dat ook de niet eigenaar kan verhuren;
dat voorts ook een geheel onbevoegde als verhuurder kan optreden; wel behoeft in een dergelijk geval de eigenaar zich natuurlijk aan de huurovereenkomst niet te storen, maar deze laatste blijft alszodanig geldig en de huurder verhaal heeft op de verhuurder;
Overwegende, dat Wij wijders opmerken, dat de wetgever echter in enkele gevallen de bevoegdheid om te verhuren beperkt of uitgesloten heeft, doch dat nu geen van die gevallen zich in casu voordoet bespreking van die gevallen in dit proces achterwege behoort te blijven;
Overwegende, dat Wij, gegeven de door Ons als tussen partijen rechtens vaststaand aangenomen feiten, van oordeel zijn, dat ofschoon [naam 1] geheel onbevoegd was de woning aan de [adres 2] te [district 1] aan gedaagde te verhuren, die tussen hem en gedaagde gesloten huurovereenkomst als zodanig geldig is gebleven;
Overwegende evenwel, dat [naam 2], de vorige eigenares van het zakelijk recht van grondhuur op vorenomschreven perceelland met daaropstaande woning, zich in een dergelijk geval natuurlijk niet aan die huurovereenkomst behoefde te storen en eiser als rechtsverkrijger onder bijzondere titel van genoemde [naam 2] in casu evenmin, omdat artikel 1597 BW (vervreemding breekt geen huur) hier toepassing mist;
Overwegende, dat eiser dan ook terecht aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd dat gedaagde thans zonder recht of titel in de woning verblijft;
Overwegende, dat gedaagde door te weigeren de litigieuze woning te ontruimen, inbreuk maakt op eisers eigendomsrecht op het zakelijk recht van grondhuur op vorenomschreven perceelland met daaropstaande woning en zich jegens eiser schuldig maakt aan een onrechtmatige daad met zijn schuld daaraan als gevolg waarvan eiser schade lijdt, ziende Wij in het instellen van de onderhavige vordering door eiser tegen gedaagde een door eiser getroffen maatregel die schade te beperken;
Overwegende dat Wij de van Ons verlangde voorziening verlenend, gedaagde desondanks een ontruimingstermijn zullen toestaan van twee maanden na dagtekening van deze uitspraak waarbij onder meer rekening gehouden is met de heersende woningnood hier te lande die hoe langer hoe hoger aan het worden is en er geen zicht op verbetering van deze situatie, ook niet op lange termijn, naar Ons voorkomt te verwachten is;
Overwegende, dat Wij gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van dit proces zullen laten dragen;
Rechtdoende in Kort Geding:
Veroordelen gedaagde binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak de woning (en perceelland) aan [adres 2] te [district 1] met medeneming van alle van zijnentwege zich daarin bevindende personen en/of goederen, te ontruimen en te verlaten en door afgifte der sleutels daarvan ter vrije en algehele beschikking van de eiser te stellen; met machtiging op eiser om, indien gedaagde weigeren mocht te ontruimen, daartoe zelf over te gaan, desnoods met behulp van de Sterke Arm;
Verklaren dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren;
Verwijzen gedaagde in de kosten van dit proces, aan eisers zijde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op ƒ 7.280,50 (zeven duizend tweehonderd en tachtig 50/100 gulden).
Weigeren het meer of anders gevorderde.