SRU-K1-1998-2

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-981537
  • Uitspraakdatum 20 augustus 1998
  • Publicatiedatum 13 juni 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Verbintenissenrecht. Verzet tegen verstekvonnis. Ontruiming. Nietigverklaring hypotheekakte bij verstekvonnis onjuist.
    Artikel 1893 BW en artikel 128;3 Rv.

Uitspraak

Kantonrechter Eerste Kanton
20 augustus 1998, A.R. 981537
(mr. J.R. von Niesewand)

Stichting R.K.S. rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo aan de Kwattaweg no. 97, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr. F.F.P. Truideman, advokaat, eiseres in kort geding,

tegen

[gedaagde sub. a.] en

[gedaagde sub. b.] gehuwd [naam 1], wonende aan [adres] te [district], voor wie beide als gemachtigde optreedt, Mr. R.U.F. Truideman, advokaat, gedaagde in kort geding,

De kantonrechter spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis in Kort geding uit:

Wij, kantonrechter in het Eerste Kanton;
Gezien de stukken, waaronder meer bepaald afschriften van d.d. 23 juli 1998 tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis;

Ten aanzien van de feiten

Overwegende, dat Wij hier overnemen, hetgeen daaromtrent in vermeld vonnis is overwogen;

Overwegende, dat ter terechtzitting van 23 juli 1998 ten dage voor overlegging produktie zijdens gedaagden bepaald, heeft de gemachtigde van gedaagden de van gedaagden gevraagde produktie overgelegd;

Overwegende, dat de gemachtigde van gedaagden zich ten aanzien van de overgelegde produktie aan Ons oordeel refereerd;

Overwegende, dat Wij hierna vonnis hebben bepaald op heden;

Ten aanzien van het recht

Overwegende, dat gedaagden, zich tegen verlening van de door eiseres van Ons verlangde voorziening verzettend, hebben aangevoerd, daarbij verwijzend naar het verstekvonnis dd. 14 december 1997 in de zaak tussen gedaagde sub.a als eiseres en [naam 2] en [naam 3] als gedaagden (AR No. 97/1025), welk vonnis door eiseres in het onderhavige geding is gebracht, dat bij dat vonnis voor recht is verklaard, dat de hypotheekakte dd. 29 november 1995 tussen gedaagden en eiser verleden ten overstaan van [notaris], althans diens waarneemster, nietig is;

Overwegende, dat gedaagden, op vermeld verweer nader ingaande, dat door eerder gemelde uitspraak zijn komen te vallen en de hypotheekakte dd. 29 november 1995 en de daarop gevolgde openbare verkoop van de in het tweede “dat” van het verzoekschrift omschreven onroerende goederen, eertijds aan gedaagden toebehoord hebbend;

Overwegende, dat als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken zijdens gedaagde, rechtens vaststaat, dat eiseres op de op 17 februari 1998 ten overstaan van de te [district] residerende [notaris], heeft gekocht de in het 2e “dat” van het verzoekschrift omschreven onroerende goederen eiseres de eigendom verkreeg door overschrijving op 17 februari 1998 in [register deel en nummer 1] van het proces-verbaal van toewijzing;

Overwegende, dat de openbare verkoop plaatsgevonden heeft ten verzoek van [naam 2], ten behoeve van wie gedaagden een eerste hypotheek hadden doen vestigen op de in het 2e “dat” van het verzoekschrift omschreven onroerende goederen bij akte dd. 29 november 1995, verleden ten overstaan van de te [district] residerende [notaris],;

Overwegende, dat gedaagde sub.a, optredende in het proces, bekend onder A.R. No. 97/1025, als eiser, in dat proces aan zijn vordering- voor zover ten deze van belang- ten grondslag heeft gelegd dat de hypotheekakte dd. 29 november 1995 intellectueel vals is c.q. nietig;

Overwegende, dat gedaagde sub.a met betrekking tot zijn bewering, dat de hypotheekakte dd. 29 november 1995 nietig is naar Ons gebleken is, niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, hebbende hij immers zijn bewering terzake niet met feiten onderbouwd en zo in wezen elke mogelijkheid een onderzoek naar de juistheid van die bewering in te stellen, heeft uitgesloten; aan zijn stelplicht heeft gedaagde derhalve niet voldaan;

Overwegende, dat op grond van het zo juist overwogene het door gedaagde sub a alstoen gevorderde te weten voor recht te verklaren, dat de hypotheekakte nietig is, dan ook niet toegewezen had mogen worden;

Overwegende, dat gedaagde sub. a zijn bewering met betrekking tot de gestelde valsheid nader adstruerend heeft aangevoerd, dat het niet juist is dat hij [naam 2] en [naam 3] een bedrag van Nf. 200.000, — ter leen heeft gevraagd en/of van hen ter leen heeft ontvangen dan wel aan hen een dergelijk bedrag verschuldigd is; dat hij slechts weet dat hij van [naam 4] een hoeveelheid geld vreemde valuta heeft ontvangen, doch dat hij zich niet meer herinneren kon hoeveel dat precies was en in welke valuta en dat derhalve de hypotheekakte van 29 november 1995 intellectueel vals is; hebbende hij op grond van het zojuist overwogende gevorderd, dat voor recht zal worden verklaard, dat de hypotheekakte van 29 november 1995 tussen gedaagden en eiser verleden te overstaan van [notaris], althans dienswaarneemster, intellectueel vals is;

Overwegende, dat de Kantonrechter in het Eerste Kanton bij verstekvonnis, dd. 14 oktober 1997 (A.R. No. 97/1025) in ieder geval voor recht heeft verklaard, dat de hypotheekakte van 29 november 1995 tussen gedaagden en eiser verleden ten overstaan van [notaris], althans diens waarneemster, nietig is;

Overwegende, dat, naar als onweersproken tussen partijen rechtens vaststaat, tegen het verstekvonnis dd. 14 oktober 1997 verzet is aangetekend;

Overwegende, dat blijkens de literatuur onder een declaratoir vonnis, als door de Kantonrechter uitgesproken, wordt verstaan het vonnis waarin de rechter verklaart wat rechtens is;

Overwegende, dat opgemerkt zij, dat in artikel 1893 BW en in artikel 128;3 Rv. Het woord “vals” gebruikt wordt in tegenstelling tot “echt” en dat de bewering dat de in een akte opgenomen, verklaring onjuist is, de echtheid van de akte onaangetast laat (vgl. H.R. NJ 1953 No.3);

Overwegende, dat nu de bewering van gedaagde sub.a in het proces, bekend onder A.R. No. 97/1025, waarin hij als eiser is opgetreden, dat de notariële akte van geldlening met hypotheekstelling dd. 29 november 1995 intellectueel vals is, in navolging van gemeld arrest de echtheid van die akte onaangetast liet en laat, heeft de Kantonrechter bij verstekvonnis dd. 14 oktober 1997 eveneens geheel ten onrechte voor recht verklaard dat gemelde akte nietig is;

Overwegende, dat Wij, anticiperend op de beslissing in de verzetprocedure, er dan ook van uit zullen gaan, dat in die procedure, naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, het verstekvonnis dd. 14 oktober 1997 zal worden vernietigd en gedaagde sub. a. zijn vordering alsnog met een niet ontvankelijkheid zal worden begroet;

Overwegende, dat het zijdens gedaagden in het onderhavige proces terzake gevoerd verweer Ons dan ook voorkomt als te zijn ongegrond;

Overwegende, dat nu de aan eiseres haar vordering ten grondslag gelegde feiten, naar gebleken is onweersproken zijn gelaten en mitsdien rechtens tussen partijen zijn komen vast te staan, dient verlening van de van Ons verlangde voorziening te volgen als in het dictum van dit vonnis te melden, onder veroordeling van gedaagden als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit proces;

Rechtdoende in kort geding

Gelasten gedaagden binnen twee maanden na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met medeneming van alle van hunnentwege zich daarop bevindende personen en goederen: het erf, met daarop staande gebouwen, gelegen te [district] aan [adres] bekend onder [wijk] letter A [nummer 2] en het hierachter gelegen en daarachter grenzend erf, met de daaropstaande gebouwen gelegen te [district] bekend onder [wijk] Letter A [nummer 3], welke beide percelen vermoedelijk groot zijn éénduizend zeshonderd vierkante meter thans bekend als [adres]; met machtiging op eiseres om, indien gedaagden ingebreke mochten blijven bedoelde woning en perceel c.q. onroerende goederen te ontruimen, daartoe zelf over te gaan, desnoods met behulp van de Sterke Arm;

Verklaren dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren;

Verwijzen gedaagden in de kosten van dit proces, aan eisers haar zijde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Sf 5.786, =

Weigeren het meer of anders gevorderde;