SRU-K1-1998-3

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-982104
  • Uitspraakdatum 31 juli 1998
  • Publicatiedatum 14 juni 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Van een goede werkgever kan en mag worden verwacht dat deze, alvorens over te gaan tot ontslag wegens dringende redenen, eerst nagaat waarom een werknemer die reeds geruime tijd in dienst is, na ziekte niet op de afgesproken datum het werk hervat.

    De mogelijkheid de rechter te adiëren blijft voor een werknemer bestaan, ook indien de Arbeidsinspectie geen bezwaar heeft aangetekend tegen de opgegeven dringende redenen voor ontslag.

Uitspraak

Kantonrechter Eerste Kanton
31 juli 1998, A.R. 982104
(Mr. S. Gangaram Panday)

[eiseres], wonende te [district] aan [adres], voor wie als gemachtigde optreedt, Mr. A.W. van der San, advokaat, eiseres in Kort Geding,

tegen

ABN-AMRO N.V., rechtspersoon, kantoorhoudende in Suriname aan het Kerkplein no. 1 te Paramaribo, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr. F. Kruisland, advokaat, gedaagde in Kort Geding,

De Kantonrechter spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis in Kort Geding uit:

Wij, Kantonrechter in het Eerste Kanton;

Gezien de stukken;
Gehoord partijen;

Ten aanzien van de feiten

Overwegende, dat eiseres bij het inleidend rekest op te dezer plaatse als ingelast te beschouwen gronden heeft gevorderd:

dat bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad:

  • De werking van het aan eiseres verleend ontslag zal worden geschorst althans zal worden opgeschort totdat door de rechter in de procedure in bodemgeschil daaromtrent onherroepelijk is beslist.
  • Gedaagde zal worden veroordeeld om aan eiseres maandelijks aan het einde van de maand aanvangende en terugwerkend vanaf de maand maart 1998 het bedrag van het maandsalaris van eiseres te betalen totdat in de bodemprocedure onherroepelijk over de rechtsgeldigheid van bedoeld ontslag zal zijn beslist.
  • Gedaagde zal worden bevolen te gehengen en gedogen dat eiseres gebruik maakt van de voorzieningen waarop zij aanspraak maakt krachtens de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst.
  • Gedaagde zal worden veroordeeld tot betaling van een dwangsom van Sf.100.000,– voor iedere dag of keer dat zij in strijd handelt met de in punt III gestelde veroordeling.

Kosten rechtens.

Overwegende, dat te dienende dage, partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden, advokaten, Mr. A.W. van der San en Mr. B.A. Halfhide namens de gemachtigde van gedaagde ter terechtzitting zijn verschenen, op welke terechtzitting de gemachtigde van eiseres voor eis overeenkomstig vermeld verzoekschrift heeft geconcludeerd;

Overwegende, dat de gemachtigde van gedaagde een schriftelijke conclusie van antwoord heeft genomen, waarvan de inhoud hier als ingelast moet worden beschouwd;

Overwegende, dat gemachtigde van partijen hierna nadere stukken hebben gewisseld, waarvan de inhoud eveneens hier als ingelast moet worden beschouwd;

Overwegende, dat Wij hierna vonnis hebben bepaald op heden.

Ten aanzien van het recht
Overwegende, dat het spoedeisend belang van de eiseres bij de vordering uit de stellingen van het inleidend rekest blijkt;

Overwegende, dat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans als niet danwel onvoldoende gemotiveerd weersproken het navolgende tussen partijen rechtens vaststaat:

  1. dat de eiseres op 28 juli 1969 in dienst getreden is van de gedaagde en dat zij laatstelijk een salaris genoot van f.212.062,– (tweehonderd twaalfduizend en twee en zestig gulden) per maand;
  2. dat de eiseres op 23 december 1997 verlof heeft verkregen van de gedaagde, welk verlof zij in [land 1] heeft doorgebracht en dat zij op 23 januari 1998 zich weer op het werk diende aan te melden;
  3. dat zij wegens ziekte in [land 1] verlenging van het vakantieverlof van de gedaagde heeft verkregen en moest zij zich op 9 februari 1998 bij de gedaagde voor werkhervatting aanmelden, hetgeen echter niet plaatsgevonden heeft, hebbende zij zich pas op 23 februari 1998 daarvoor aangemeld met als opgave van redenen: ziekte in [land 1], blijkende hiervan uit een schrijven van M. v/d Weide, arts, gedagtekend [plaats] 23 februari 1998;
  4. dat de gedaagde bij schrijven d.d. 17 februari 1998 de eiseres wegens het niet tijdig aanmelden op het werk met onmiddellijke ingang (wegens dringende reden dus) ontslagen heeft, van welk schrijven zij een copie naar de Arbeidsinspectie verzonden heeft, terwijl van een reactie van deze dienst niet is gebleken;

Overwegende, dat de eiseres als reden voor de te late aanmelding voor de werkhervatting aangeeft dat zij ernstig ziek was en niet heeft kunnen afreizen naar [land 2] en dat aan ene [naam], ook in dienst bij de gedaagde, bericht heeft, doch ook als dit onjuist zou zijn en had de eiseres de mogelijkheid in kontakt met de direktie van de gedaagde te treden om haar van het voorgaande in kennis te stellen, dan nog is het middel van ontslag wegens dringende reden i.c. een veels te zware gelet op het ruim 27 jarig dienstverband van de eiseres met de gedaagde en uit het bekend zijn bij de gedaagde met het feit dat de eiseres wegens ziekte verhinderd was haar werkzaamheden op 23 januari 1998 te hervatten;

Overwegende, dat onder deze omstandigheden van een goede werkgeefster, als de gedaagde is, verlangd kan en mag worden dat zij eerst nagaat welke de redenen zijn dat de eiseres het werk niet als afgesproken hervat heeft en dan pas het ontslagbesluit neemt, hetgeen de gedaagde nagelaten heeft en nu de eiseres (achteraf) een verklaring van de medicus overgelegd heeft, waaruit blijkt dat zij ziek was, blijkt dat van een dringende reden voor het ontslag niet kan worden gesproken, terwijl een werknemer tijdens een ziekte niet zonder meer mag worden ontslagen;

Overwegende, dat ook al zou het hoofd van de Arbeidsinspektie geen bezwaren tegen de opgegeven ontslagreden i.c. hebben gemaakt door bijvoorbeeld binnen 14 dagen op de ontslagmelding niet te reageren, dan nog heeft de eiseres de mogelijkheid de rechter te adiëren (zie de toelichting op de decreten E 39 en E 39A, SB 1983, no. 10 en SB 1984, no. 102), omdat deze voor het geven van een oordeel niet uitgesloten is;

Overwegende, dat nu i.c. van de dringendheid van de dringende reden niet gebleken is, heeft de gedaagde de eiseres ten onrechte ontslagen en zal recht als na te melden worden gedaan, met veroordeling van de gedaagde, als de in het ongelijk gestelde partij, in de gedingkosten;

Rechtdoende in kort geding

  • Schorsen het ontslag dat wegens dringende reden bij schrijven van 17 februari 1998 door de gedaagde aan de eiseres is verleend;
  • Veroordelen de gedaagde vanaf de maand maart 1998 het salaris aan de eiseres bij wege van voorschot te voldoen en dit te blijven doen totdat door de gewone rechter over de rechtsgeldigheid van het ontslag definitief is beslist;
  • Veroordelen gedaagde voorts om alle secundaire voorzieningen waarop de eiseres als werkneemster aanspraak maakt(e) ter hare beschikking te (doen) stellen;
  • Veroordelen gedaagde tot betaling van een dwangsom van f.100.000,– voor iedere dag of keer dat zij in strijd handelt met de in punt III genoemde veroordeling.

Verklaren dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

Verwijzen gedaagde in de kosten van dit proces, aan eiseres haar zijde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op f.4.981,– (vierduizend negenhonderd een en tachtig gulden).