SRU-K1-1998-5

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-982402
  • Uitspraakdatum 29 juni 1998
  • Publicatiedatum 27 juni 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Arbeidsrecht.
    Er is sprake van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in art.1613a BW ingeval van een directeur ener n.v. Derhalve is de wet Ontslagverguning van toepassing. Echter is er geen vergunning verleend waardoor ontslag van rechtswege nietig is. Eveneens is niet in acht genomen de meldingsplicht bij ontslag wegens dringende reden.
    Verplichting welke rust op werkgever in hoedanigheid van “goed werkgever” om werknemer in staat te stellen overeengekomen arbeid te verrichten afhankelijk van aard dienstbetrekking,van overeengekomen arbeid, alsmede bijzondere omstandigheden. In casu geen relevante feiten en omstandigheden die belang werkgever zwaarder doen wegen dan belang werknemer.
    (1613a; 1614ij BW; 103K; 109K; wet Ontslagvergunning)

Uitspraak

Kantonrechter Eerste Kanton
29 juni 1998, A.R. 982402
(Mr. J.R. von Niesewand)

[eiser],
wonende aan [adres] te [district]
voor wie als gemachtigde optreedt, Mr. F. Kruisland, advocaat, eiser in kort geding,

tegen

De Staatsolie Maatschappij Suriname N.V.,
gevestigd te Paramaribo en kantoorhoudende aldaar aan de Ir. Adhinstraat (Flora, Industrieterrein no. 21),
voor wie als gemachtigden optreden, Mr. J. Kraag en Mr. H.P. Boldewijn, advokaten, gedaagde in kort geding,

De Kantonrechter spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis in Kort Geding uit:

Wij, Kantonrechter in het Eerste Kanton;

Gezien de stukken;
Gehoord partijen;

Ten aanzien van de feiten
Overwegende, dat eiser bij het inleidend rekest op te dezer plaatse als ingelast te beschouwen gronden heeft gevorderd:
dat bij vonnis in Kort Geding uitvoerbaar bij voorraad:

I.
Primair
Gedaagde zal worden bevolen om binnen een uur na de uitspraak van het in deze te wijzen vonnis, althans de betekening daarvan, althans binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn, eiser in de gelegenheid te stellen zijn functie als algemeen direkteur uit te oefenen, overeenkomstig de terzake relevante wettelijke en statutaire bepalingen, en zich te onthouden van elke handeling, welke eiser zulks zou beletten of zulks zou verstoren.

Subsidiair

A. Het besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van gedaagde d.d. 4 juni 1998, waarbij eiser als algemeen direkteur van gedaagde werd ontslagen, zal worden geschorst, althans in haar werking zal worden opgeschort, totdat de rechter omtrent de rechtsgeldigheid van voormeld besluit uiteindelijk en definitief heeft beslist.
B. Gedaagde zal worden bevolen om binnen een uur na de uitspraak van het in deze te wijzen vonnis, althans de betekening daarvan, althans binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn, eiser in de gelegenheid te stellen zijn functie als algemeen direkteur uit te oefenen, overeenkomstig de terzake relevante wettelijke en statutaire bepalingen, en zich te onthouden van elke handeling, welke eiser zulks zou beletten of zulks zou verstoren.

II.
Gedaagde zal worden veroordeeld om voor elke dag en/of elke keer, dat zij het sub I onder primair, danwel het sub I onder subsidiair sub B te geven bevel niet nakomt, aan eiser ten titel van dwangsom te betalen het bedrag van F.5.000.000,– (vijf miljoen gulden).

Kosten Rechtens.

Overwegende, dat te dienende dage partijen, vertegenwoordigd door hun respectieve gemachtigden, de advokaten Mr. F. Kruisland, Mr. J. Kraag en Mr. H.P. Boldewijn ter terechtzitting zijn verschenen, op welke terechtzitting de gemachtigde van eiser overeenkomstig het verzoekschrift voor eis heeft geconcludeerd.

Overwegende, dat de gemachtigden van partijen ter terechtzitting van 15 juni en 22 juni 1998 hun standpunten mondeling hebben toegelicht gelijk in de daarvan door Ons opgemaakte, hier als ingelast te beschouwen, processen-verbaal staat gerelateerd;

Overwegende, dat Wij hierna vonnis hebben bepaald op heden.

Ten aanzien van het recht
Overwegende, dat het spoedeisend karakter der vordering genoegzaam uit de daaraan ten grondslag gelegde feiten blijkt;

Overwegende, dat eiser primair onder I van het petitum heeft gevorderd, dat gedaagde zal worden bevolen binnen een uur na de uitspraak van dit vonnis, althans de betekening daarvan, althans binnen een door Ons te bepalen termijn, hem – eiser – in de gelegenheid te stellen zijn functie als algemeen direkteur uit te oefenen, overeenkomstig de terzake relevante wettelijke en statutaire bepalingen, en zich te onthouden van elke handeling, welke hem – eiser – zulks zou beletten of zulks zou verstoren; en onder II gedaagde te veroordelen voor elke dag en/of elke keer, dat zij het sub I onder primair, danwel het sub I onder subsidiair sub B te geven bevel niet nakomt, aan eiser ten titel van dwangsom te betalen het bedrag van f.5.000.000,– (vijf miljoen gulden).

Overwegende, dat eiser onder meer aan zijn primaire vordering ten grondslag heeft gelegd, dat de relatie tussen hem en gedaagde een arbeidsovereenkomst is, als bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek en wel voor onbepaalde tijd; dat ingevolge artikel 1 van het Decreet Ontslagvergunning ook de bepalingen daarvan van toepassing zijn op voormelde relatie; dat ingevolge artikel 2 van voormeld decreet mitsdien voor het ontslag van hem eiser althans de beëindiging van voormelde relatie, een vergunning van de Minister van Arbeid vereist was; dat een dergelijke vergunning echter niet is verleend; dat het aan eiser gegeven ontslag ingevolge art. 7 van voormeld decreet van rechtswege nietig is;

Overwegende, dat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet c.q. niet gemotiveerd betwist tussen partijen rechtens in confesso is, dat eiser, overeenkomstig artikel 109 van het Wetboek van Koophandel, bij de akte van oprichting van gedaagde verleden voor de te Paramaribo residerende notaris R.S. Hirasing op 13 december 1980 voor onbepaalde tijd benoemd is tot direkteur van gedaagde; dat voormelde akte van oprichting, die naderhand gewijzigd werd bij onderhandse akte de dato 1 augustus 1987, tevens inhoudt de statuten van gedaagde; dat naderhand de arbeidsvoorwaarden van hem, eiser, als direkteur van gedaagde schriftelijk zijn vastgelegd in een onderhandse akte, verleden door eiser en het ingevolge artikel 7 lid 3 van voormelde statuten daartoe bevoegde orgaan van gedaagde, de Raad van Commissarissen; dat uit die akte blijkt dat tussen eiser en gedaagde een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan; dat ingevolge artikel 103 van het Wetboek van Koophandel het bestuur van een naamloze vennootschap, zoals gedaagde is, belast is met het besturen van de vennootschap; dat in de praktijk en ook in de statuten van gedaagde (artikel 6) het bestuur van een naamloze vennootschap wordt aangeduid als ”direktie” en de leden daarvan als ”direkteur”, waarbij nog nadere aanduiding van de direkteursfunctie kan worden gegeven zoals ”algemeen direkteur”, ”hoofddirekteur”, ”president-direkteur”, zoals in artikel 7 van de statuten van gedaagde is geschied; dat eiser bij gedaagde de vennootschappelijke functie van ”algemeen-direkteur” bekleedde en hij als zodanig op grond van artikel 7 lid 1 van de statuten van gedaagde tevens voorzitter van de direktie van gedaagde was;

Overwegende, dat als erkend althans niet c.q. niet gemotiveerd betwist, tussen partijen rechtens in confesso is, dat eiser bij besluit van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders de dato 4 juni 1998, als algemeen-direkteur van gedaagde met onmiddellijke ingang, i.e. 4 juni 1998, is ontslagen;

Overwegende, dat eiser voormeld besluit aanvechtend, wijders gesteld heeft dat het non-existent, althans nietig en van onwaarde is en elk rechtsgevolg ontbeert, althans dat voormeld besluit vernietigbaar is, onder meer op grond van eerder aangehaalde in het 14e ”sustenu” van het verzoekschrift gestelde feiten;

Overwegende, dat Wij in casu er van uit zullen gaan dat de Staat Suriname, rechtspersoon, de enige aandeelhouder is in gedaagde, nu de eiser op generlei wijze aannemelijk heeft kunnen maken, dat de Stichting Planburo Suriname mede-aandeelhouder is in gedaagde,

Overwegende, dat Wij de vraag of het ontslagdecreet waar eiser zich uitdrukkelijk op beroepen heeft in casu inachtgenomen had moeten worden, bevestigend beantwoorden blijkende immers uit de zich in het procesdossier bevindende niet betwiste arbeidsovereenkomst de dato 13 maart 1987 tussen eiser en gedaagde, dat eiser tegen loon werkzaam was en dat hij dientengevolge arbeider in dienst van gedaagde was en dat deze rechtsbetrekking tot gedaagde onder meer betekende, dat de artikelen 1613a e.v. van het Burgerlijk Wetboek van toepassing waren nu daarvan in het Wetboek van Koophandel niet blijkt te zijn afgeweken;

Overwegende, dat gedaagde in casu, niet in acht blijkt te hebben genomen het bepaalde in artikel 3 lid 2 van het decreet E-39A (S.B. 1984 No. 102) luidende: ”Indien ontslag wordt verleend wegens een dringende reden als bedoeld in artikel 1615p van het Burgerlijk Wetboek, is de werkgever verplicht dit binnen vier dagen schriftelijk te melden bij het Hoofd der Arbeidsinspectie onder opgave van de dringende reden”;

Overwegende, dat als niet althans niet gemotiveerd weersproken tussen partijen rechtens vaststaat, dat gedaagde voormelde wettelijke bepaling heeft veronachtzaamd althans niet inachtgenomen heeft, wat zij juist had moeten doen;

Overwegende, dat de consequentie van deze omissie is, dat het aan eiser als algemeen direkteur van gedaagde op 4 juni 1998 met onmiddellijke ingang verleend ontslag bij besluit van de Algemene Vergadering, welk besluit, naar de eiser terecht heeft gesteld een besluit is van gedaagde zelf, als in strijd met de wet c.q. voormeld decreet van rechtswege nietig is en elk rechtsgevolg ontbeert;

Overwegende, dat eiser mitsdien algemeen direkteur gebleven is;

Overwegende, dat Wij in verband met het onder I van het primair gevorderde opmerken, dat het antwoord op de vraag of de werkgever verplicht is de werknemer in staat te stellen de overeengekomen arbeid te verrichten in het kader van de in artikel 1614ij van het Burgerlijk Wetboek omschreven verplichting van de werkgever zich als een ”goed werkgever” te gedragen, van de aard van de dienstbetrekking, van de overeengekomen arbeid, alsmede van de bijzondere omstandigheden afhangt;

Overwegende, dat nu gedaagde naar Ons gebleken is, geen rechtens relevante feiten en omstandigheden heeft aangedragen, die indien genoegzaam aannemelijk gemaakt, Ons tot het oordeel zouden doen komen dat het belang van de eiser bij het hem in de gelegenheid stellen zijn functie als algemeen directeur uit te oefenen overeenkomstig de ter zake relevante wettelijke en statutaire bepalingen in het onderhavige geval wijken moet voor het belang van gedaagde bij handhaving van haar, overigens beslist niet genoegzaam met feiten onderbouwd en bovendien zowel in wettelijk als in statutair opzicht volkomen onjuist, standpunt met betrekking tot het binnen haar bedrijf te voeren c.q. gevoerde beleid aangaande versnelde ontwikkeling c.q. productieverhoging als in het 4e ”Dat” van de conclusie van antwoord weergegeven, dient te worden beslist als in het dictum van dit vonnis te melden, onder verwijzing van gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit proces;

Rechtdoende in kort geding
Bevelen gedaagde binnen een uur na deze uitspraak, eiser in de gelegenheid te stellen zijn funktie als algemeen direkteur uit te oefenen, overeenkomstig de terzake relevante wettelijke en statutaire bepalingen, en zich te onthouden van elke handeling, welke eiser zulks zou beletten of zulks zou verstoren.

Veroordelen gedaagde om voor elke dag, dat zij voormeld bevel niet nakomt, aan eiser ten titel van dwangsom te betalen het bedrag van f.5.000.000,– (vijf miljoen gulden) per dag;

Verklaren dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren;

Verwijzen gedaagde in de kosten van dit proces aan eisers zijde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op f.7.781,– (zevenduizend zevenhonderd en een en tachtig gulden);

Weigeren het meer of anders gevorderde.