- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-983652
- Uitspraakdatum 20 augustus 1998
- Publicatiedatum 25 juni 2020
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
Maakt het Openbaar Ministerie door het niet uitvoeren van een bevel van de Rechter-Commissaris tot onmiddellijke invrijheidstelling van M, zich schuldig aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van die M? De Kantonrechter oordeelde dat de eiser over tijd gevangen gehouden werd, omdat de Vervolgingsambtenaar één dag te laat, en wel op de 31ste dag, gevorderd heeft tegen eiser een bevel tot bewaring te verlenen, met als gevolg dat de verdachte (eiser) onrechtmatig casi quo wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd wordt gehouden.
Uitspraak
JURISPRUDENTIE
A.R. No. 983652, 20 AUGUSTUS 1998
[eiser], wonende in [district]
thans in verzekering gesteld in het cellenhuis te Nieuwe Haven,
voor wie als gemachtigde optreedt, Mr. I. D. KANHAI, advocaat, eiser in kort geding,
tegen
DE STAAT SURINAME met name het Ministerie van Justitie en Politie, rechtspersoon,
vertegenwoordigd door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr. A.R. Baarh, advocaat/ gedaagde in kort geding,
De Kantonrechter spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis in Kort Geding uit:
Wij, Kantonrechter in het Eerste Kanton;
Gezien de stukken;
Gehoord partijen;
TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:
Overwegende, dat eiser bij het inleidend rekest op te dezer plaatse als ingelast te beschouwen gronden heeft gevorderd:
dat bij vonnis in kort geding uitvoerbaar verklaard bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren gedaagde zal worden veroordeeld om binnen twee uren na uitspraak de vrijheidstelling van eiser te gelasten;
voorts gedaagde zal worden veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van Sf. 5.000.000,= (vijf miljoen gulden) voor ieder uur waarin zij in gebreke mocht blijven te voldoen aan de door de Rechter gegeven beslissing en voorts gedaagde zal worden veroordeeld in de kosten van het geding;
Overwegende, dat te dienende dage, partijen vertegenwoordigd door hun procesgemachtigden, advocaten, Mr. I.D. KANHAI en Mr. A. R. BAARH, ter terechtzitting zijn verschenen, op welke terechtzitting de gemachtigde van eiser voor eiser overeenkomstig vermeld verzoekschrift heeft geconcludeerd;
Overwegende, dat de partijen mondeling hun standpunten hebben toegelicht gelijk in het daarvan door ons opgemaakt – en hier als ingelast te beschouwen – proces-verbaal staat gerelateerd;
Overwegende, dat wij hierna terstond vonnis hebben gewezen en uitgesproken;
TEN AANZIEN VAN HET RECHT:
Overwegende, dat het spoedeisend karakter der vordering uit de aard der daaraan een grondslag gelegde feiten blijkt;
Overwegende, dat eiser op te dezer plaatse als ingelast te beschouwen gronden heeft gevorderd dat bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren gedaagde te veroordelen binnen twee uren na deze uitspraak de vrijheidstelling van hem, eiser, te gelasten onder veroordeling van gedaagde tot betaling van een dwangsom van Sf 5.000.000,= per uur voor iedere uur dat gedaagde in gebreke mocht blijven te voldoen aan de door Ons te geven beslissing;
Overwegende, dat, naar zowel uit het procesdossier als uit het strafdossier blijkt, de eiser door de hulpofficier van justitie de Inspecteur der politie eerste klasse [naam], op 26 juni 1998 met ingang van 29 juni 1998 voor de tijd van veertien dagen in verzekering werd gesteld in het cellenhuis verbonden aan het politiebureau te Nieuwe Haven op verdenking van het feit zich te hebben schuldig gemaakt aan overtreding van de artikelen 278, 381 en 382 van het Wetboek van Strafrecht voor welke strafbare feiten ingevolge artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering de voorlopige hechtenis is toegelaten;
Overwegende, dat eiser zijn inverzekeringstelling op 7 juli 1998 met ingang van 13 juli 1998 op bevel van de Vervolgingsambtenaar werd verlengd met 30 dagen;
Overwegende, dat de Vervolgingsambtenaar op 5 augustus 1998 gevorderd heeft en wel onder overlegging van de op de zaak betrekking hebbende stukken de bewaring van de eiser ingaande 12 augustus 1998;
Overwegende, dat de Rechter commissaris het strafdossier ten name van de eiser onbehandeld teruggestuurd heeft naar de Vervolgingsambtenaar bij schrijven d.d. 5 augustus 1998 naar de inhoud waarvan dezerzijds wordt verwezen;
Overwegende, dat de Vervolgingsambtenaar op 12 augustus 1998 bij de Rechter-Commissaris belast met de behandeling van strafzaken bij de Kantongerechten, gevorderd heeft dat tegen eiser zal worden verleend een bevel tot bewaring ingaande 12 augustus 1998 onder wederaanbieding aan de Rechter-Commissaris van het strafdossier ten name van de eiser, dat de Rechter-Commissaris op 13 augustus 1998 het strafdossier ten name van de eiser teruggestuurd heeft naar de Vervolgingsambtenaar daarbij aanvoerend dat de verdachte over tijd zat;
Overwegende, dat, naar voorts uit het strafdossier blijkt, de Rechter- Commissaris bij diens beschikking d. d. 14 augustus 1998 de onmiddellijke invrijheidstelling van de eiser heeft bevolen;
Overwegende, dat, naar tussen partijen rechtens vaststaat, de eiser door het Openbaar Ministerie casu quo de Vervolgingsambtenaar niet in vrijheid is gesteld;
Overwegende, dat, naar uit al het hiervoren overwogenen blijkt de Rechter-Commissaris, naar Ons voorlopig oordeel er terecht van is uitgegaan dat, toen op 12 augustus 1998 door de Vervolgingsambtenaar werd verzocht tegen eiser te verlenen een bevel tot bewaring ingaande 12 augustus 1998, de eiser over tijd zat, hebbende de Vervolgingsambtenaar, naar Ons voorlopig oordeel, één dag te laat en wel op de 31ste dag gevorderd tegen eiser te verlenen een bevel tot bewaring ingaande genoemde datum;
Overwegende, dat nu de verdachte sedert 12 augustus 1998, naar Ons voorlopig oordeel, onrechtmatig casi quo wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en beroofd gehouden bij de uitspraak ter terechtzitting zijn verschenen.wordt, dient de van Ons verlangde voorziening te worden verleend als in het dictum van dit vonnis te melden onder verwijzing van gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit proces;
RECHTDOENDE IN KORT GEDING:
Veroordelen gedaagde binnen 1 x 24 uur na deze uitspraak de eiser in vrijheid te stellen;
Veroordelen gedaagde om indien hij in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen hij ten titel van dwangsom aan de eiser zal verbeuren een bedrag van Sf 5.000.000,= (VIJF MILJOEN GULDEN) per uur;
Verklaren dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op oo alle dagen en uren;
Verwijzen gedaagde in de kosten van dit proces, aan eisers zijde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Sf. 4.905,25 (Vierduizend Negenhonderd en vijf 25/100 gulden);
Aldus gewezen en uitgesproken ter Openbare Terechtzitting van het kantongerecht in het Eerste Kanton te Paramaribo van DONDERDAG, 20 AUGUSTUS 1998 door de Kantonrechter in het Eerste Kanton, Mr. J.R. VON NIESEWAND, in tegenwoor-digheid van de Substituut-Griffier, Mr. M. Pitti.
w.g. M. PITTI
w.g. J.R. VON NIESEWAND.
Partijen vertegenwoordigd door hun respectieve gemachtigden, advocaten, I.D. KANHAI en Mr. A. R. BAARH