- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-032409
- Uitspraakdatum 30 juli 2003
- Publicatiedatum 07 juni 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Gaat de hoedanigheid van verhuurder over op de verkrijger onder bijzondere titel, wanneer de vorige eigenares geen partij was bij de huurovereenkomst en deze overeenkomst zonder haar medewerking of medeweten tot stand is gekomen? De kantonrechter is van mening dat in casu de regel: “Koop breekt geen huur” niet van toepassing is en dat de advocaten en de notaris de declaritieve werking van de boedelscheiding over het hoofd hebben gezien.
(Artt. 1110 en 1597 BW.)SJB September 2003, p.69
Uitspraak
Kantonrechter Eerste Kanton
30 juli 2003
A.R. no. 032409,
SJB september 2003, p. 69
Surinam Leisure Company A.V.V., rechtspersoon naar het recht van Aruba, gevestigd te Aruba, Sun Plaza, L.G. Smith Boulevard 160 suite 309, Oranjestad, Aruba, mede kantoor houdend te Paramaribo aan de Domineestraat 11, voor wie als gemachtigden optreden, Mr. E. Naarendorp en Mr. E.C.M. Hooplot, advocaten,
eiseres in kort geding,
tegen
De Stichting Dim, rechtspersoon, domicilie gekozen hebbend aan de Koninginnestraat no. 10, voor wie als gemachtigde optreedt, Mr. A.R. Baarh, advokaat, gedaagde in kort geding,
De Kantonrechter in het Eerste Kanton spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis in kort geding uit:
Wij, Kantonrechter in het Eerste Kanton:
Gezien de stukken;
Gehoord partijen;
Overwegende ten aanzien van de feiten
Bij het op 13 juni 2003 ter griffie van dit Kantongerecht ingediend inleidend rekest heeft eiseres, onder overlegging van bijbehorende producties, op te dezer plaatse als ingelast te beschouwen gronden gesteld en gevorderd dat bij vonnis in Kort Geding, uitvoerbaar bij voorraad op de minute:
- Gedaagde zal worden verboden dat door of namens haar enige inbreuk wordt gepleegd op het recht op het volle huurgenot van eiseres.
- Gedaagde voorts meer in het bijzonder zal worden verboden om anders dan na uitdrukkelijke afspraak met eiseres en door de Kantonrechter nader vast te stellen condities het gehuurde te betreden een en ander slechts voor controle door gedaagde op een juist gebruik van het gehuurde door eiseres.
- Gedaagde zal worden verboden om het gehuurde door eiseres te doen betreden tijdens de uren waarop het casino operationeel is.
- Gedaagde zal worden verboden om hetzij mondeling, hetzij middels geschriften bij het publiek de indruk te wekken, althans te doen ontstaan, als zou het casino gesloten zijn, althans niet langer toegankelijk zijn.
- Gedaagde zal worden veroordeeld gemotiveerd betwist – en mede blijkende uit ten processe in beide zaken overgelegde documenten – in zoverre van belang het navolgende tussen partijen rechtens vaststaat:
- dat de eiseres van [bedrijf], een naamloze vennootschap naar Surinaams recht, gehuurd heeft bij schriftelijke overeenkomst van 6 juni 1998 de begane grond en de eerste verdieping van het gebouw staande aan [adres], voor de tijd van 15 jaren, te rekenen van 28 februari 1998;
- dat de gedaagde op de openbare veiling en toewijzing ten aanwijzing van notaris Mr. M.R. Sanrochman, gehouden op 29 mei 2003 krachtens het bepaalde in artikel 1207 lid 2 SBW gehouden door een hypotheekhouder, het pand, waarvan het gehuurde deel uitmaakt, heeft gekocht, waarvan een akte proces-verbaal opgemaakt is, bij afschrift overgeschreven ten hypotheekkantore op 4 juni 2003 in register [nummer];
- dat het pand [adres 1] voormeld kadastraal (in de register ten hypotheekkantore) bekend is als:”I. Het erf, met al hetgeen daarop staat, gelegen te [adres 2], bekend onder [wijk en nummer 1];II. Het erf met al hetgeen daarop staat, gelegen te [adres 3], bekend onder [wijk en nummer 2];
III. Her erf, met al hetgeen daarop staat, gelegen te [adres 3], bekend onder [wijk en nummer 3];”>Allen tezamen een oppervlakte beslaande van negenhonderd zes en veertig, twee en veertig/honderdste vierkante meters”, welke onroerende goederen bij partiële akte scheiding en deling verleden op 1 september 1998 voor notaris Mr. G.H.B. Blom, werden toebedeeld aan Mevrouw [naam 1], welke onroerende goederen hebben behoord tot de door het overlijden van [naam 2] ontbonden huwelijksgemeenschap bestaan hebbende tussen deze [naam 1] en die [naam 2], en deze laatste is te Paramaribo ab intestato overleden op 3 oktober 1991; - dat partijen twisten over de rechtsvraag of de sub 1 genoemde huurovereenkomst aan de verhuurder-zijde overgegaan is op de gedaagde, de veilingverkoper, en nieuwe eigenaar of niet;
Overwegende, dat Mevrouw [naam 1], geacht wordt vanaf 3 october 1991, de dag van het overlijden van haar echtgenoot [naam 2], de eigendom van de drie bovenomschreven onroerende goederen te hebben verkregen, omdat de akte van de scheiding en deling eigendomaanwijzend werkt tot aan de dag van ontbinding van de huwelijksgemeenschap (declaratieve werking van de boedelscheiding) en dit schijnen de advocaten in deze zaak en notaris Mr. M.R. Sanrochman in de veilingsakte over het hoofd te hebben gezien (zie art. l110 BW);
Overwegende, dat de onderhavige huurovereenkomst (zie sub 1) werd gesloten door [bedrijf] als verhuurder, die eigenaar noch mede-eigenaar van die onroerende goederen was en dus door een niet eigenaar en was dus ten opzichte van de eigenaar niet rechtsgeldig tot stand gekomen, zijnde gesteld noch gebleken dat de eigenaar die vennootschap gemachtigd had namens hem die huurovereenkomst aan te gaan, en ook is niet gesteld noch gebleken dat de eigenaar die huurovereenkomst overgenomen heeft, zijnde hiervoor de medewerking van de huurder, in casu de eiseres, vereist, hetgeen gesteld noch gebleken is;
Overwegende, dat het eventueel kennis dragen of dulden van de onderhavige huurovereenkomst door de eigenaar rechtens niet met zich meebrengt dat de eigenaar de hoedanigheid van verhuurder verkrijgt – hetgeen de opvatting van de eiseres in casu is – doch slechts dat hij zich daaraan niet behoeft te storen, en dat niet uitgesloten geacht moet worden dat Mevrouw [naam 1] dat pand ter beschikking van [bedrijf] gesteld heeft om bedrijfsactiviteiten daarin te ontplooien;
Overwegende, dat toen de partijen de onderhavige huurovereenkomst met elkaar aangingen die onroerende goederen ten hypotheekkantore ten name van [naam 2] geboekt stonden en had de huurder door kennisneming van die openbare registers te weten kunnen komen wie de eigenaar of de eigenaren van die goederen was/waren, hetgeen kennelijk niet gebeurd is en de eiseres zonder meer ervan uitgegaan is dat haar verhuurder de rechthebbende tot verhuur was, hetgeen thans, achteraf dus, niet het geval blijkt te zijn;
Overwegende, dat door de veilingkoop en overschrijving van het proces-verbaal van toewijzing en gunning de gedaagde de rechtsopvolger onder bijzondere titel geworden is van Mevrouw [naam 1] voornoemd – en niet van de hypotheekhouder als veilingverkoper, zoals de eiseres stelt, want eigendomsovergang vindt plaats van de vorige op de tegenwoordige eigenaar – en nu deze geen huurovereenkomst heeft met de eiseres, is die overeenkomst niet overgegaan op haar voormelde rechtsopvolger, in casu de gedaagde en is deze daaraan dan ook niet gebonden: art. 1597 SBW (koop breekt geen huur) is dus hier niet van toepassing;
Overwegende, dat ook de stellingen van de eiseres dat verhuurder, in casu [bedrijf], als beheerder van die onroerende goederen van Mevrouw [naam 1] of als haar zaakwaarnemer opgetreden is in deze geen opgeld vermogen te doen omdat deze – door de tegenpartij gemotiveerd weersproken – niet alleen niet aannemelijk gemaakt zijn, doch die hoedanigheden niet met zich meebrengen dat huurovereenkomsten over die goederen met derden, in casu de eiseres, gesloten kunnen worden;
Overwegende, dat de gedaagde derhalve niet in de plaats van de verhuurder getreden is en dit ook gemotiveerd weersproken heeft en is zij dan ook aan de onderhavige huurovereenkomst niet gebonden;
Overwegende, dat aan de eiseres, die dus ten onrechte ervan uitgaat dat de gedaagde thans haar verhuurder is en dus gebonden aan de huurovereenkomst die zij met [bedrijf], aangegaan is, de gevraagde voorzieningen zullen worden geweigerd omdat zij tegenover de gedaagde zonder recht of titel dat pand gebruikt, met haar veroordeling, als de in het ongelijk gestelde partij, in de gedingkosten.
Rechtdoende in kort geding
Weigeren de gevraagde voorzieningen;
Veroordelen eiseres in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op f.
Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op woensdag 30 juli 2003, door de Kantonrechter in het Eerste Kanton, Mr. S. Gangaram Panday, in tegenwoordigheid van de fungerend-griffier, Mr. S. Tika.