SRU-K1-2004-1

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-042036
  • Uitspraakdatum 02 december 2004
  • Publicatiedatum 07 juni 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Verbintenissenrecht. Ontruimingsvordering. Onrechtmatige bewoning van èèn jaar.

Uitspraak

02 december 2004,
A.R. 42036

(Mr. E.S Ombre)

Stichting Itom Ameer, kantoorhoudende aan Brokopondolaan no 72, te Paramaribo, gemachtigde: Mr. M. G.A. Vos. advocaat, eiseres in kort geding,

tegen

[gedaagde], wonende aan [adres], te [district 1],

gemachtigde: Mr. E.A. Glunder, advocaat, gedaagde in kort geding,

De Kantonrechter in het Eerste Kanton heeft in naam van de Republiek het volgende vonnis uitgesproken.

Procesgang

Overeenkomstig het op 13 mei 2004 ter griffie ingediende verzoekschrift, heeft eiseres gevorderd om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en op alle dagen en uren:

  • gedaagde te gelasten de litigieuze woning staande en gelegen aan [adres] te [district 1] onmiddellijk, althans binnen een door de Kantonrechter in goede justitie vast te stellen termijn, te ontruimen en deze ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen, met machtiging van alle van harentwege aldaar bevindende personen en goederen.
  • tevens eiseres te machtigen om de hulp van de Sterke Arm te mogen inroepen, indien en voorzover gedaagde mocht weigeren aan het te wijzen vonnis gevolg te geven.
  • voorts gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding.

Kosten rechtens.

Op de eerstdienende dag heeft advocaat Mr. E.A. Glunder zich als gemachtigde van de gedaagde gesteld. Vervolgens zijn de volgende conclusies genomen.

– een schriftelijke conclusie van antwoord, waaraan gehecht enkele produkties waarbij is geconcludeerd tot afwijzing van de vordering;
– een schriftelijke conclusie van repliek, waaraan gehecht enkele produkties,
– een schriftelijke conclusie van dupliek, waaraan gehecht een produktie,
– een schriftelijke conclusie tot uitlating produktie zijdens eiseres.

De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

Motivering

1. Op grond van de stellingen van partijen en de inhoud van de overgelegde bescheiden, een en ander voor zover niet betwist, staat het volgende vast:

1.1. Gedaagde heeft van de stichting Vijantimonica gelden geleend en heeft terzake van de geldleningen hypotheek gevestigd op het in het inleidend rekest nader omschreven perceelland, groot 528.52 m2 en gelegen in [district 2] en bekend als [adres].

1.2. Genoemde stichting heeft bovenvermeld perceelland op 27 juni 2002 in het openbaar doen verkopen, alwaar dit perceelland is gekocht door de eiseres. Het betreffende proces-verbaal van veiling en toewijzing is in de daartoe bestemde openbare registers overgeschreven op 22 november 2002.

1.3. Eiseres heeft een gedeelte van het onder 1.1 vermeld perceelland aan [naam 1] verkocht en op 29 december 2003 overgedragen.

1.4. Het aan genoemde [naam 1] verkochte gedeelte van het onder 1.1 vermelde perceelland is groot 223.5 m2 en ligt aan [straat 1]. Het resterend gedeelte van genoemd perceelland ligt aan [straat 2]. Gedaagde woont in een op het resterend gedeelte – nader aangeduid als perceel[straat 2] -staande woning.

1.5. Eiseres heeft de gedaagde herhaalde malen aangezegd de woning te ontruimen. Laatstelijk is dit geschied bij een per deurwaardersexploit uitgereikte brief dd. 12 september 2003.

2.1. De vordering, zoals gecorrigeerd, strekt, kort gezegd, ertoe gedaagde te veroordelen om perceel [straat 2] en de daarop staande woning te ontruimen. Gelet op haar stellingen heeft eiseres een spoedeisend belang bij die vordering.

2.2. De grondslag van de vordering komt op het volgende neer. Eiseres is eigenaar van het door de gedaagde bewoond pand. Gedaagde verblijft aldaar zonder recht of titel en onderhoudt het pand niet naar behoren. Zij, gedaagde, weigert het pand te ontruimen en handelt onrechtmatig jegens eiseres. Gedaagde heeft tegen de vordering verweer gevoerd. Op het gevoerde verweer wordt, voor zover relevant, hieronder teruggekomen.

3.1. Bij inleidend rekest heeft eiseres gesteld eigenaar te zijn van het onder 1.1 vermelde perceelland. Nadat gedaagde had aangevoerd dat dit perceelland aan bovengenoemde [naam 1] was verkocht, heeft eiseres voormelde stelling gecorrigeerd in dier voege dat zij thans eigenaar is van meergenoemd perceelland, met uitzondering van het aan bovengenoemde [naam 1], bij in de openbare registers onder C 1677 [nummer 1] overgeschreven, akte verkochte en overgedragen gedeelte. Volgens gedaagde zou het feit dat thans vaststaat dat eiseres geen eigenaar is van het onder 1.1 vermelde perceelland meebrengen dat zij onbevoegdelijk procedeert. Dit verweer wordt verworpen, nu niet gesteld of gebleken is dat gedaagde door de correctie onredelijk in haar verweer is benadeeld of dat het geding door de correctie onredelijk is vertraagd.

3.2.1. Gedaagde heeft verder een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 172 lid 1 juncto lid 3 BW. Naar zij, zakelijk weergegeven, stelt kwam haar echtgenoot in februari 2002 op de hoogte van de geldleningen en de hypotheek. Verder stelt zij, gedaagde, dat haar echtgenoot bij de Kantonrechter een vordering (AR 034348) aanhangig heeft gemaakt om de geldleenovereenkomst te vernietigen of nietig te verklaren. De stichting Vijantimonica en de stichting Itom Ameer hebben beide één en dezelfde voorzitter en daarom moet het aan hen bekend zijn dat er een bodemprocedure terzake van de geldleenovereenkomst en de executie van het pand loopt, hetgeen betekent – aldus gedaagde – dat eiseres te kwader trouw handelt door de ontruiming van de gedaagde te vorderen met het kennelijk doel de eventuele teruglevering casu quo herstel in de oude toestand te frustreren.

3.2.2. Eiseres heeft niet betwist dat gedaagde is gehuwd met [naam 2] en wel sedert 11 april 1993 en in algehele gemeenschap van goederen; Als door eiseres gesteld en door gedaagde niet betwist staat vast dat bovenvermelde vordering op 29 mei 2003 is ingediend. Eiseres beroept zich er op dat de vordering niet binnen de wettelijke termijn is ingediend; verder ontkent zij te kwader trouw te hebben gehandeld.

3.2.2. Ingevolge artikel 172 lid 3 BW is, voor zoveel hier van belang, voor de bezwaring van de aldaar bedoelde registergoederen de medewerking van beide echtgenoten vereist. Het gaat dus hier om de zakenrechtelijke rechtshandeling, in casu de hypotheekverlening. Het is deze handeling die ingevolge artikel 173 lid 1 BW door de andere echtgenoot middels een tot de wederpartij gerichte verklaring kan worden vernietigd. Er bestaat derhalve een gerede kans dat de hierboven vermelde vordering van gedaagde’s echtgenoot tot vernietiging, althans nietigverklaring van de geldleenovereenkomst op grond van het bepaalde in artikel 172 lid 1 juncto lid 3 BW. niet tot het gewenste resultaat zal leiden. Hierbij komt dat de vernietiging dient te geschieden door een tot de wederpartij gerichte verklaring en niet gesteld of gebleken is dat gedaagde’s echtgenoot, los van het inleidend verzoekschrift, een dergelijke verklaring tot de stichting Vijantimonica heeft gericht. Bij de conclusie van antwoord is een verzoekschrift gehecht dat, gelet op de inhoud, het inleidend rekest in de zaak AR 034348 betreft. Dit verzoekschrift bevat niet een verklaring waarin met zoveel woorden de hypotheekverlening wordt vernietigd en de inhoud daarvan kan, ook in zijn geheel genomen, niet als een dergelijke verklaring worden aangemerkt.

3.2.3. Gelet op hetgeen onder 3.2.2 is overwogen behoeft niet verder te worden ingegaan op hetgeen gedaagde verder met betrekking tot haar beroep op het bepaalde in artikel 172 lid 1 juncto lid 3 RW heeft gesteld. Dat beroep dient te worden verworpen.

3.3. Gedaagde heeft zich ook erop beroepen dat zij en haar gezin zijn benadeeld, omdat eiseres in een klap meer dan viermaal het geleende bedrag van US$ 11.500 heeft terugverdient, aangezien het pand was getaxeerd voor € 43.000. Gedaagde heeft voormelde taxatie, tegen eiseresses betwisting daarvan, niet aannemelijk gemaakt, zodat daaraan verder wordt voorbijgegaan.

4. Er is voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde zich zonder recht of titel op perceel [straat 2] bevindt. Gelet op feit dat het hier een woonhuis betreft, welke door de gedaagde met haar gezin wordt bewoond, het feit dat de gedaagde nu langer dan een jaar bekend is dat eiseres verlangd dat zij dat woonhuis ontruimt en het belang van de eiseres om over de woning te kunnen beschikken, wordt de ontruimingstermijn bepaald als in het dictum is vermeld.

5. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.

Beslissing

A. Veroordeelt de gedaagde om binnen 6 (zes) maanden na de betekening van dit vonnis het perceelland, groot 528,52 m2, gelegen nabij [district], bekend als [adres] aangeduid op de kaart van de landmeter F. Emanuels de dato twee mei negentienhonderd vier en zestig met de letters ABCD en op diens verzamelkaart van een mei negentienhonderd vier en zestig aangeduid met het [nummer 2], benevens de langs de grenslijn met de letters Abba, een en ander nader deel uitmakende van de noordelijke helft van een perceelland groot twee hectaren, een en vijftig aren en zestien centiaren, gelegen nabij [plaats] in [district 2], aangeduid op de daarvan vervaardigde kaart van de landmeter J.C. de la Parra de dato zestien november negentienhonderd drie en dertig door figuur BCEF, gedeelte van de [plantage], met uitzondering van het bij in de openbare registers onder C 1677 [nummer 1] overgeschreven, akte verkochte en overgedragen gedeelte, te ontruimen en ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen, met medeneming van alle van harentwege zich aldaar bevindende personen en goederen.

B. Machtigt de eiseres om, indien gedaagde mocht blijven te ontruimen, de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de Sterke Arm,

Verklaart dit vonnis tot zover vermeld sub A en B uitvoerbaar bij voorraad.

Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van de eiseres gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 70,70 ( zeventig 70/100 Surinaamse dollar)

Weigert voor het overige de gevraagde voorziening.