- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-043331
- Uitspraakdatum 26 augustus 2004
- Publicatiedatum 07 juni 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Vragen executoriale titel voor ontruiming.
Uitspraak
Kantonrechter Eerste Kanton
26 augustus 2004
A.R. 043331
(Mr. E.S. Ombre)
[eiser], wonende te [district]. eiser in kort geding,
tegen
[gedaagde], wonende te [district], gemachtigde: Mr. H. P. Boldewijn, advocaat, gedaagde in kort geding,
De Kantonrechter in het Eerste Kanton heeft in naam van de Republiek het volgende vonnis uitgesproken.
Procesgang
Overeenkomstig het op 12 augustus 2004 ter griffie ingediende verzoekschrift, heeft eiser gevorderd om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en op alle dagen en uren:
De executie van de door de Kantonrechter in het Eerste Kanton op donderdag 22 april 2004 verleende grosse beschikking in de zaak bekend onder het Algemeen Register nummer 041586, zoals eiser op 7 augustus 2004 aangezegd bij exploit nummer 355 van de deurwaarder bij het Hof van Justitie stop te zetten althans op te schorten, in ieder geval gedaagde te verbieden hiervan gebruik te maken, zolang in bodemprocedure de echtscheiding tussen partijen nog niet is uitgesproken een en ander op straffe van een dwangsom van SRD. 50,- (Vijftig Surinaamse Dollar) per dag voor iedere keer dat gedaagde mocht weigeren, althans in gebreke blijft om aan het door de Kantonrechter te wijzen vonnis te voldoen.
Het door de deurwaarder bij het Hof van Justitie H.B. Blijd- Verwey op 7 augustus 2004 uitgebrachte exploit met het nummer 355 inhoudende de betekening aan eiser van de door de Kantonrechter in het Eerste Kanton aan gedaagde verleende beschikking d.d. 22 april in de zaak bekend onder A.R. nr. 041586, nietig te verklaren althans te vernietigen, althans te niet te doen, in ieder geval ongedaan te maken het daarin door bedoelde deurwaarder aan eiser gedane bevel om binnen twee dagen bereids genoemde beschikking na te komen.
Op de eerstdienende dag heeft advocaat Mr. H. P. Boldewijn zich als gemachtigde van de gedaagde gesteld en heeft vervolgens een schriftelijke conclusie van antwoord, waaraan gehecht enkele produkties genomen en waarbij is geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de eiser, althans tot ontzegging van de vordering.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
Motivering
1.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of niet gemotiveerd betwist staat vast dat partijen op 17 maart 1989 zijn gehuwd; dat gedaagde een vordering tot echtscheiding heeft ingesteld; dat de Kantonrechter in het Eerste Kanton bij beschikking d.d. 22 april 2004, onder andere, de gedaagde heeft gemachtigd om bij voorbaat haar intrek te nemen aan de [adres] te [district], zonder verplicht te zijn haar echtgenoot aldaar toe te laten; dat op verzoek van gedaagde een grosse van voormelde beschikking bij exploit van deurwaarder H. B. Blijd-Verwey d.d. 7 augustus 2003 aan de eiser is betekend, met bevel om het bepaalde in de beschikking binnen twee dagen na genoemde datum na te komen en met aanzegging dat bij niet voldoening aan het bevel de grosse aan ”requirante” de bevoegdheid geeft ”gerequireerde” tot naleving te noodzaken, ”desnoods met behulp van de Sterke Arm”; dat eiser op 14 augustus 2004 door genoemde deurwaarder uit de woning is gezet.
1.2. Uit de overgelegde bescheiden blijkt verder dat uit partijen huwelijk is geboren [naam] thans 15 jaar oud.
2. Eiser heeft gevorderd zoals hierboven onder het hoofd Procesgang is vermeld. Gedaagde heeft verweer gevoerd.
3. De vordering is ingediend op 12 augustus 2004 en was klaarblijkelijk gericht op de situatie die was ontstaan door de betekening van de gewraakte beschikking op 7 augustus 2004. Toen was er sprake van een dreigende executie. Aan gedaagde kan voorshands worden toegegeven dat van een dergelijke situatie thans – de daadwerkelijke ontruiming vond op 14 augustus 2004 plaats – geen sprake meer is.
4. Hetgeen onder 3 is overwogen betekent echter niet noodzakelijkerwijs dat eiser, zoals gedaagde meent, geen enkel belang heeft bij zijn vordering. Eiser, die in persoon procedeert, heeft hetgeen hij vordert weliswaar niet aangepast aan de sinds 14 augustus 2004 bestaande situatie, maar in zijn vordering om, kort gezegd, de executie van de gewraakte beschikking stop te zetten, althans op te schorten, in ieder geval de gedaagde te verbieden hiervan gebruik te maken zolang in bodemprocedure de echtscheiding tussen partijen niet is uitgesproken, ligt besloten een bevel om hem voorlopig weder tot de woning toe te laten en eiser zou bij het geven van een dergelijk bevel wel belang kunnen hebben.
5.1. Uit de gewraakte beschikking blijkt dat eiser en de gedaagde op de verzoeningscomparitie, voorafgaande aan de gewraakte beschikking, zijn verschenen. Gedaagde heeft, onder opsomming van een aantal feiten en omstandigheden, kort gezegd, aangevoerd dat in casu sprake is van een verregaande onbillijkheid en door hem niet aan meergenoemde beschikking kan worden geconformeerd. Uit eiser’s stellingen is op te maken dat vorenbedoelde feiten en omstandigheden zich reeds hadden voorgedaan en aan hem, eiser, bekend waren voordat het verzoek tot echtscheiding van de gedaagde, naar aanleiding waarvan de gewraakte beschikking is gegeven, werd ingediend. Eiser kan zich dus nu niet op deze feiten beroepen.
5.2. Bij de gewraakte beschikking is, voor zoveel hier van belang, de gedaagde gemachtigd om bij voorbaat haar intrek te nemen aan de [adres] te [district] zonder verplicht te zijn haar echtgenoot aldaar toe te laten. Een dergelijke beschikking levert naar dezerzijds voorlopig óórdeel geen executoriale titel op om de eiser uit de echtelijke woning, in casu de woning aan de [adres], te verwijderen. De ontruiming van de gedaagde geschiedde naar dezerzijds voorlopig oordeel danook ten onrechte.
5.3.1. Als niet betwist staat vast dat eiser, nadat hij uit de echtelijke woning is verwijderd, onderdak heeft gevonden bij een tante; voorts, dat, aangezien de schoolvakantie was begonnen, eiser [naam] bij zijn, eisers, moeder aan het [gebied] heeft ondergebracht. Sinds 18 augustus 2004 verblijft ook de eiser bij zijn moeder. Ook staat, als door eiser gesteld en door gedaagde niet betwist, vast dat eiser bij de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij aan de Mr. J. Lachmonstraat werkt; dat zijn werkplek zich op een rij-afstand van 10 minuten van de echtelijke woning bevindt en dat eiser hierdoor in staat is overwerk te verrichten, soms zelfs op zondag, teneinde het hoofd te kunnen bieden aan de steeds stijgende kosten van levensonderhoud; voorts, dat gedaagde teneinde de echtelijke woning te verbouwen deze met een hypotheek heeft bezwaard.
5.3.2. De Kantonrechter begrijpt dat eiser niet in staat zal zijn over te werken indien hij aan de [adres] blijft wonen. Verder begrijpt de Kantonrechter dat eiser zijn overwerkvergoeding mede besteedt aan de afbetaling van de hypothecaire lening. Eiser heeft dus belang om in de echtelijke woning terug te keren. Als niet betwist staat vast dat gedaagde enkele maanden voordat zij haar echtscheidingsvordering indiende de echtelijke woning heeft verlaten en bij haar ouders was ingetrokken. Volgens gedaagde is dit geschied omdat gedaagde haar vanwege drankmisbruik ettelijke malen heeft mishandeld en zij de woning voor haar eigen veiligheid heeft verlaten. Eiser heeft het beweerde drankmisbruik en de beweerde mishandelingen ontkend en gedaagde heeft haar beweringen niet aannemelijk gemaakt. Andere feiten en omstandigheden, waaruit een belang van gedaagde volgt dat eiser niet in de echtelijke woning kan terugkeren zijn niet gesteld of gebleken.
5.3.3. Hetgeen onder 5.2 tot en met 5.3.2 is overwogen brengt met zich dat gedaagde kan worden bevolen om eiser weder in de woning toe te laten. Het moet niet uitgesloten worden geacht dat gedaagde, voordat over de echtscheidingsvordering is beslist, alsnog een executoriale titel verwerft om de eiser uit de woning te verwijderen. Met het oog op het voorgaande zal het bevel -als hieronder volgt worden verleend.
6. Eiser is van oordeel dat het exploit van deurwaarder H. B. Blijd-Verwey d.d. 7 augustus 2003 nietig of vernietigbaar is. omdat daarin gewag wordt gemaakt van het inroepen van de hulp van de Sterke Arm en gedaagde niet om het inroepen van die hulp heeft verzocht en de rechter daarover niet had beslist. Dit oordeel wordt voorshands onjuist geacht, omdat de beweerde nietigheid of vernietigbaarheid niet berust op een uitdrukkelijke wetsbepaling. Hetgeen in de twee alinea van het petitum is gevorderd kan dus niet worden toegewezen.
7. Partijen zijn echtgenoten en daarom zullen de proceskosten tussen hen als hieronder volgt worden gecompenseerd.
Beslissing
Beveelt de gedaagde om de eiser binnen 24 uren na de uitspraak tot de woning toe te laten en wel totdat zij op grond van een executoriale titel aan het verblijf van de gedaagde in de woning een einde kan maken.
Veroordeelt de gedaagde om aan eiser ten titel van dwangsom te betalen de som van SRD 50.- (Vijftig Surinaamse Dollar) voor iedere dag waarmee zij in gebreke blijft aan voormelde veroordeling te voldoen.
Verklaart dit vonnis tot zover vermeld uitvoerbaar bij voorraad.
Compenseert de proceskosten tussen partijen in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Weigert voor het overige de gevraagde voorziening.