- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-060596
- Uitspraakdatum 16 mei 2006
- Publicatiedatum 14 juni 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
De Kantonrechter weigert de gevraagde voorziening op grond dat herstel van de rekeningrelatie die tussen partijen heeft bestaan neer zou komen op veroordeling van gedaagde tot het aangaan van een nieuwe rekeningrelatie met eiseres, hetgeen in strijd is met het beginsel van contractsvrijheid.
(Artt.1254 e.v.BW, art 2 Bankwet 1956).SJB
Uitspraak
16 mei 2006
A.R. No. 060596
CENTRAL MONEY EXCHANGE N.V., rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo aan de Dr. Sophie Redmondstraat/Saramaccastraat 2, voor wie als gemachtigde optreedt, mr. A.R. Baarh, advocaat,
eiseres in kort geding,
tegen
CENTRALE BANK VAN SURINAME, rechtspersoon, kantoorhoudende te Paramaribo aan de Waterkant 20, voor wie als gemachtigde optreedt, mr. F. Kruisland, advocaat,
gedaagde in kort geding,
De Kantonrechter spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit:
Wij, Kantonrechter in het Eerste Kanton;
Gezien de stukken;
Gehoord partijen;
Ten aanzien van de feiten:
Overwegende, dat eiseres bij het inleidend rekest op te dezer plaatse als ingelast te beschouwen gronden heeft gevorderd: dat bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren, gedaagde ter zake voorschreven zal worden veroordeeld om binnen 1 (één) uur na het te dezen te wijzen vonnis de rekeningrelatie die tussen partijen heeft bestaan in haar volle omvang en werking te herstellen althans de opgelegde beperkingen volledig ongedaan te maken onder verbeurte van een dwangsom van SRD. 100.000,= (EEN HONDERD DUIZEND SURINAAMSE DOLLAR) voor elk uur dat gedaagde met de uitvoering van het te dezen te wijzen vonnis in gebreke mocht blijven met veroordeling van gedaagde in de kosten van het process.
Overwegende, dat te dienende dage partijen vertegenwoordigd door hun respectieve gemachtigden, mr. A.R. Baarh en mr. F. Kruisland ter terechtzitting zijn verschenen, op welke terechtzitting de gemachtigde van eiseres van eis overeenkomstig het verzoekschrift heeft geconcludeerd;
Overwegende, dat de gemachtigde van gedaagde een mondelinge conclusie van antwoord heeft genomen onder overlegging van een productie, waarvan de inhoud alsmede van de overgelegde productie hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat de gemachtigde van eiser een schriftelijke conclusie van repliek heeft genomen, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat de gemachtigde van gedaagde een mondelinge conclusie van dupliek heeft genomen, waarvan is opgemaakt een process-verbaal welke hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat ten dage voor uitlating productie zijdens eiseres bepaald, de gemachtigde van eiseres een schriftelijke conclusie heeft genomen, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat ter comparitiezitting, welke op 12 april 2006 is gehouden, waarbij zijn verschenen de gemachtigden van partijen en de heer A. Telting die hebben verklaard gelijk in het – door Ons opgemaakte – en hier als ingelast te beschouwen proces-verbaal staat gerelateerd;
Overwegende, dat ten dage voor uitlating zijdens eiseres bepaald, de gemachtigde van eiseres een schriftelijke conclusie heeft genomen onder overlegging van productie, waarvan de inhoud alsmede van de overgelegde productie hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende dat ten dage voor uitlating productie zijdens gedaagde bepaald, de gemachtigde van gedaagde een schriftelijke conclusie heeft genomen, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat Wij hierna vonnis hebben bepaald op heden.
Ten aanzien van het recht:
Overwegende, dat anders dan gedaagde heeft aangevoerd, het spoedeisend karakter van eiseres haar vordering uit de aard der daaraan ten grondslag gelegde feiten, meer in het bijzonder uit het in het 10e “sustenu” van het verzoekschrift gestelde, blijkt;
Overwegende, dat Wij met betrekking tot het zijdens eiseres ter zake gestelde, opmerken, dat gedaagde rechtspersoon is krachtens artikel 2 van de Bankwet 1956 aan welke wet zij – gedaagde – bevoegdheden ontleent, welke bevoegdheden gebonden zijn aan voorwaarden;
Overwegende, dat als niet althans gemotiveerd weersproken door gedaagde tussen partijen in rechte vaststaat hetgeen gesteld is in het 3e tot en met het 7e “sustenu” van het verzoekschrift;
Overwegende, dat eiseres gedaagde naar aanleiding van het besluit, vervat in het aan haar – eiseres – gericht schrijven van de dato 24 januari 2006 Ref.[nummer 1], luidende: De Bank heeft besloten zonder opgaaf van reden de rekeningsrelatie met uw vennootschap te descontinueren en te beeindigen. Mitsdien worden met onmiddellijke ingang onderstaande rekeningen in haar boeken afgesloten en opgeheven:
Rekening [nummer 2] saldo per heden USD nihil
Rekening [nummer 3] saldo per heden NLG nihil
Rekening [nummer 4] saldo per heden FFR nihil
Rekening [nummer 5] saldo per heden EURO 2.024,03
Vanwege haar hoedanigheid van staatskassier wordt de rekening [nummer 4] gehandhaafd, met de beperking dat vanuit de rekening uitsluitend en alleen betalingen aan de staatskas mogen worden gedaan bestemd voor directe of indirecte belastingen, of voor andere verplichtingen aan de Fiscus of de staat. Het saldo op deze rekening bedraagt per heden SRD. 1.236.174,67 CR. Als er in een kwartaal geen betalingen vanuit deze rekening zijn gedaan, zal ook deze rekening worden gesloten en opgeheven. U wordt verzocht de nog in uw bezit zijnde chequeboekjes van de opgeheven rekeningen te laten inleveren bij de afdeling Binnenland van de Bank.
Hoogachtend,
w.g. Andre E. Telting
Governor
het verwijt maakt, dat zij – gedaagde – in strijd gehandeld heeft met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name:
– het rechtszekerheidsbeginsel
– het motiveringsbeginsel
– het beginsel van fair play
– het zorgvuldigheidsbeginsel
– het onpartijdigheidsbeginsel
– het beginsel van openbaarheid van bestuur en
– het beginsel van zuiverheid van oogmerk;
Overwegende, dat Wij, naar aanleiding van voormeld verwijt, opmerken, dat toepassing van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, neerkomt op een vergaande vorm van rechtsbescherming van de burger tegenover het gehele optreden van de overheid, waarbij dan de rechtspraak dit optreden van de overheid behalve aan de wet, ook aan andere normen van ongeschreven recht toetst (zie C.D. Ooft, Surinaams Administratiefrecht. Kort begrip. December 2004, 3e druk p. 81 e.v.);
Overwegende, dat Wij een onderzoek naar de vraag of eiseres voormeld verwijt al dan niet terecht aan gedaagde maakt, achterwege zullen laten nu, naar Ons gebleken is, eiseres daar geen consequenties aan verbonden heeft;
Overwegende immers, dat het hebben gehandeld in strijd met voormelde algemene beginselen van behoorlijk bestuur als door eiseres gesteld, niet tot gevolg heeft dat het besluit, vastgelegd in het schrijven de dato 24 januari 2006, van rechtswege nietig is;
Overwegende, dat Wij voorts van oordeel zijn, dat de rekeningrelatie, tussen partijen vanaf 24 januari 2005 rechtens niet meer bestaat, in verband waarmede verwezen wordt naar het petitum, onder meer luidende: “de rekeningrelatie die tussen partijen heeft bestaan”;
Overwegende, dat veroordeling van gedaagde tot herstel van de rekeningrelatie die tussen partijen heeft bestaan, in haar volle omvang en werking althans de opgelegde beperkingen volledig ongedaan te maken als is gevorderd, naar Ons voorlopig oordeel, neer zou komen op veroordeling van gedaagde tot het aangaan van een nieuwe rekeningrelatie c.q. rechtsverhouding althans contractuele relatie met eiseres waartoe Wij niet zouden kunnen overgaan zonder in strijd te handelen met het beginsel van de contractsvrijheid, hierop neerkomend dat men in het algemeen naar vrije verkiezing overeenkomsten mag aangaan;
Overwegende, dat Wij, bespreking van de overige stellingen van partijen als irrelevant geheel in het midden latend, de van Ons verlangde voorziening dan ook zullen weigeren en eiseres de proceskosten laten dragen als zijnde in het ongelijk gestelde partij;
Rechtdoende in kort geding:
Weigeren de gevraagde voorziening;
Verwijzen eiseres in de proceskosten, aan gedaagdes zijde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen en uitgesproken ter Openbare Terechtzitting van het Kantongerecht in het Eerste Kanton te Paramaribo van dinsdag, 16 mei 2006, door de Kantonrechter in het Eerste Kanton, mr. J.R. von Niesewand, in tegenwoordigheid van de Fungerend Griffier, mr. S. Tika.
w.g. S. Tika w.g. J. von Niesewand