- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-053054
- Uitspraakdatum 07 juni 2006
- Publicatiedatum 19 maart 2020
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Toepasselijk erfrecht op de vererving van nalatenschap van de erflater, het Surinaamse of Nederlandse?
In dit geding is namelijk sprake van collisie van rechtregels nu onroerend goed zich bevindt op een andere plaats (in Suriame) dan de rest van de nalatenschap (in Nederland), weshalve er sprake is van een botsing tussen de “lex rei sitae” en de “lex causae”
SJB
Uitspraak
[eiseres] , wonende aan [adres 1] , [land] , voor wie als gemachtigde optreedt, Mr. M.G.A. Vos, advokaat,
Eiseres in kort geding
tegen
[gedaagde], wonende aan de [adres 2], in het [district 1] , voor wie als gemachtigde optreedt, Mr. L.H.R. Rogers, advokaat,
Gedaagde in kort geding,
De Plaatsvervangend-Kantonrechter in het Eerste Kanton heeft, in naam van de Republiek, het navolgende vonnis in kort geding uitgesproken;
1. De loop van het geding
Bij het op 22 juli 2005 ter griffie van dit kantongerecht ingediend verzoekschrift heeft eiseres, onder overlegging van bijbehorende producties, gevorderd dat bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren:
A. Gedaagde zal worden gelast de litigieuze woning, staande en gelegen aan de [adres 2] in het [district 1] onmiddellijk, althans binnen een door de Kantonrechter in goede justitia vast te stellen termijn, te ontruimen en deze ter beschikking van eiseres te stellen, met medeneming van alle van zijnentwege aldaar bevindende personen en goederen.
B. Eiseres zal worden gemachtigd om de hulp van de Sterke Arm te mogen inroepen, indien gedaagde mocht weigeren aan het wijzen vonnis gevolg te geven.
C. Gedaagde zal worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Kosten rechtens.
Op de eerst dienende dag heeft advokaat Mr. L.H.R. Rogers verklaard dat hij zich als gemachtigde van gedaagde aan de zaak stelt.
Vervolgens zijn de navolgende conclusies genomen:
- een schriftelijke conclusie van antwoord, met bijbehorende producties, waarbij is geconcludeerd dat de vordering eiseres ontzegd dient te worden als zijnde ongegrond en niet bewezen;
- een schriftelijke conclusie van repliek met bijbehorende producties;
- een schriftelijke conclusie van dupliek met bijbehorende producties;
- een schriftelijke conclusie tot uitlating producties d.d. 17 november 2005;
Hierna had de Kantonrechter aanvankelijk vonnis bepaald op 19 januari 2006, doch is ambtshalve bij rolbeschikking de dato 16 maart 2006 een comparitie van partijen gelast welke op 24 maart daaraanvolgend is gehouden, zijnde daarvan proces-verbaal opgemaakt hetwelk zich onder de processtukken bevindt;
Vervolgens heeft de gemachtigde van eiseres een schriftelijke conclusie tot uitlating genomen, waarna aanvankelijk de rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis was bepaald op 13 april 2006 doch nader op heden.
2. Het geschil
2.1 In dit kort geding kan van het navolgende worden uitgegaan:
2.1.1 dat [erflater] op 17 juli 2004 te [land], is overleden, latende ingevolge de wet tot zijn naaste bloedverwanten:
- zijn echtgenote, [eiseres] ,
- zijn afstammelingen (kinderen):
a) [naam 1]
b) [gedaagde],
c) [naam 2],
2.1.2 dat de erflater, wijlen [erflater] , bij testament de dato 06 april 2004 over zijn nalatenschap heeft beschikt, waarbij, onder andere, de volgende beschikkingen zijn opgenomen:
- de erflater heeft de wettelijke verdeling (afdeling 1 van titel 3 van Boek 4 NBW) van toepassing verklaard;
- de erflater heeft tot zijn erfgenamen benoemd zijn echtgenote en zijn kinderen: [naam 1] en [naam 2],
2.1.3. Tot de nalatenschap van de erflater behoren o.a. de twee in Suriname gelegen onroerende goederen, te weten:
- een perceel met woning gelegen aan [adres 3] te [district 2];
- een perceel met woning met woning gelegen aan de [adres 2] in het [district 1];
2.2 Eiseres stelt dat nu de erflater ingezetene was van Nederland (en de Nederlandse nationaliteit bezat) voor de vererving het Nederlands erfrecht van toepassing is. De erflater heeft vervolgend bij testament de wettelijke verdeling zoals geregeld in de Nederlandse wet van toepassing verklaard.
Voorts stelt eiseres dat wijlen [erflater] tijdens zijn leven de litigieuze woning gelegen aan de [adres 2] aan gedaagde in gebruik had afgestaan vanwege persoonlijke problemen die deze (gedaagde) had. Teneinde in haar levensonderhoud te voorzien en omdat de woning aan de [adres 3] voornoemd dringende reparaties behoeft, wenst zij het onroerend goed aan de [adres 2] in het [district 1] te verkopen. Nu gedaagde in de daarop bevindende woning woonachtig is, heeft eiseres hem de eerste keuze tot koop van het onroerend goed geboden en hem dit bij deurwaardersexploit van deurwaarder R. Sontono d.d. 21 mei 2005 onder no. 160 medegedeeld, waarop gedaagde evenwel niet heeft gereageerd. Ondanks herhaalde verzoeken weigert gedaagde om de litigieuze woning te ontruimen en weigert hij de erfgenamen (w.o. eiseres) elke toegang tot het perceel en weigert eveneens zijn medewerking dat eiseres alvast delen van het perceel kan verkopen aan derden; Nadat gedaagde niet heeft gereageerd op de koopoptie heeft eiseres hem wederom aangeschreven om de woning te ontruimen, weshalve hij zich thans zonder recht of titel in de woning bevindt.
2.3 Gedaagde doet ten verwere het navolgende aanvoeren:
De onterving van gedaagde bij voormeld testament conflicteert met het bepaalde in het Surinaams recht als bepaald in het S.B.W. artikel 1150 en 1151, op welke artikelen gedaagde een dringend beroep doet en in bodemgeschilprocedure deze dan ook zal aanvechten, nog daargelaten dat de onroerende goederen waarover eiseres in rechte opkomt zich in Suriname bevinden en ingevolge de bepalingen van de Wet Algemene Bepalingen, de scheiding en deling naar Surinaams recht dient te worden afgewikkeld. Voorts voert hij aan dat het in 1980 tussen de erflater en gedaagde tot een compromis is gekomen dat gedaagde het [adres 2] aan de erflater verkocht voor een luttel bedrag van Sf. 6.000,— (Zesduizend Surinaamse Gulden) hetwelk als en schijnkoop kan worden gezien omdat gedaagde toen in een echtscheidingsprocedure was verwikkeld en vooral dit goed waarop hij hard gezwoegd had, voor zich wilde reserveren. Gedaagde heeft als toen, hoewel vermeld, geen koopsom bekomen en het is altijd de bedoeling geweest dat de erflater na de woelige echtscheidingstijd dit onroerend goed aan gedaagde terug zou leveren.
Daarnevens voert gedaagde aan dat het overigens te zeer de vraag is of eiseres zich niet van de exequatur procedure diende te bedienen en de kantonrechter een voorziening te vragen tot uitvoering van het Nederlands testament in Suriname.
3. De beoordeling van het geschil
3.1 Het spoedeisend belang van eiseres bij de ingesteld vordering blijkt genoegzaam uit de stellingen van het inleidend rekest.
3.2 De belangrijkste vraag die partijen in casu verdeeld houdt, betreft de vraag omtrent het toepasselijk recht op de vererving van de nalatenschap van de erflater, wijlen [erflater]. Te dien aanzien is de eiseres van mening dat in casu het Nederlands erfrecht van toepassing is terwijl de gedaagde van het standpunt uitgaat dat in casu het Surinaams erfrecht van toepassing is. Met eiseres is de kantonrechter van oordeel dat in casu het Nederlands erfrecht het toepasselijk recht is. In dit geding is namelijk sprake van collisie van rechtsregels nu het onroerend goed zich bevindt op een andere plaats (in Suriname) dan de rest van de nalatenschap (in Nederland), weshalve er sprake is van een botsing tussen de “lex rei sitae” en de “lex causae”. Blijkens de literatuur en rechtspraak zijn zowel de erfopvolging als de realisering van de erfopvolging onderworpen aan twee ongeschreven verwijzingsregels, t.w.:
1) de erfopvolging wordt beheerst door de nationale wet van de erflater en
2) de realisering van de erfopvolging wordt beheerst door de wet van de laatste woonplaats van de erflater.
Voormelde verwijzingsregels leiden tot het oordeel dat in casu het Nederlands recht toepasselijk dient te worden geacht, hetgeen bovendien uitdrukkelijk de wens van de erflater was (zie het testament d.d. 06 april 2004). Immers is tussen partijen in confesso dat de erflater tot aan zijn dood de Nederlandse nationaliteit bezat en hij voor het laatst eveneens in Nederland heeft gewoond (vide arrest van de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 21 maart 1947, N.J. 1947, 382 Estlandse nalatenschap).
3.3. Gelet op al het voorgaande zal de Kantonrechter voorbijgaan aan het verweer van gedaagde betrekking hebbende op het toepasselijk recht in casu.
Voorzover gedaagde heeft betoogd dat voor de tenuitvoerlegging van een in Nederland opgemaakt testament hier te lande eiseres zich diende te bedienen van de exequatorprocedure komt de kantonrechter tot de slotsom dat het in casu niet betreft de ten uitvoerlegging van het litigieus testament als zodanig doch de uitoefening van bevoegdheden betreft die eiseres rechtstreeks aan het internationaal privaatrecht ontleent. Aan voormeld verweer van gedaagde zal de kantonrechter derhalve eveneens voorbij gaan.
3.4. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat eiseres, als langstlevende echtgenote op grond van het bepaalde in artikel 4.2A. 1.1 lid 2 en 3, NBW boek 3, van rechtswege eigenares is van al de goederen die in de nalatenschap van de erflater zijn gevallen en derhalve eveneens eigenares is van het litigieus perceelland met daaropstaande woning aan de [adres 2] in het [district 1] . Nu tussen partijen voorts in confesso is dat gedaagde niet gereageerd heeft op de optie tot koop van het litigieus pand, ligt het gevorderde voor toewijzing gereed. Aan het emotioneel verweer van partijen betreffende, onder andere de bestaand hebbende verstandhouding tussen de erflater en gedaagde enerzijds alsmede de verslechterde relatie tussen eiseres en gedaagde anderzijds evenals de inhoud van de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door gedaagde – buiten diens raadsman om – ten processe overgelegde producties, zal de kantonrechter als irrelevant voorbijgaan. De familierelatie tussen partijen in ogenschouw nemend alsmede het feit dat gedaagde sinds jaar en dag aldaar verblijf houdt, zal de kantonrechter terzake de ontruimingstermijn een voor korte gedingen “ruime” termijn vaststellen, met name zes maanden na deze uitspraak.
3.5. De proceskosten zal de Kantonrechter compenseren tussen partijen, die bloedverwanten van elkaar zijn, in dier voege dat ieder hunner de eigen kosten dragen en betalen.
3.6 Een laatste opmerking. De Kantonrechter heeft nog getwijfeld of hij de medegevorderde machtiging tot het inroepen van de hulp van de Sterke Arm zou toewijzen. Dat stuitte, gelet op de familierelatie tussen partijen (moeder-zoon), de Kantonrechter tegen de borst. Evenwel heeft de verslechterde relatie tussen partijen, zoals gebleken uit de processtukken en geëtaleerd ter gelegenheid van de comparitie van partijen, de doorslag gegeven en geleid tot toewijzing daarvan.
4. De beslissing
De Kantonrechter:
A. Gelast gedaagde de litigieuze woning, staande en gelegen aan de[ adres 2] in het [district 1] , binnen zes maanden na deze uitspraak, te ontruimen en deze ter beschikking van eiseres te stellen, met medeneming van alle zijnentwege aldaar bevindende personen en goederen.
B. Machtigt eiseres om de hulp van de Sterke Arm te mogen inroepen, indien gedaagde mocht weigeren aan het bepaalde in dit vonnis gevolg te geven.
C. Verklaart dit vonnis tot zover vermeld uitvoerbaar bij voorraad.
D. Compenseert dé proceskosten tussen partijen in dier voege dat ieder hunner de eigen kosten draagt en betaalt.
E. Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus gewezen door Mr. A. Charan, Plaatsvervangend-Kantonrechter in het Eerste Kanton en op dinsdag 7 juni 2006 in het openbaar uitgesproken te Paramaribo door de Kantonrechter in het Eerste Kanton, Mr. J.R. Von Niesewand, in tegenwoordigheid van de Griffier.
w.g. S. Tika
w.g. A Charan
w.g. J.R. Von Niesewand