- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-073724
- Uitspraakdatum 04 oktober 2007
- Publicatiedatum 03 juni 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Verbintenissenrecht. Kort geding. Onrechtmatige overheidsdaad. Voorzover een constitutieve beslissing een definitief karakter draagt, of door de wet alleen aan de gewone rechter is opgedragen ontbreekt de bevoegdheid hieromtrent in kort geding te beslissen. In kort geding mag een constitutieve beslissing slechts worden genomen, wanneer dringende noodzaak noopt tot een voorlopige schorsing van de bestaande rechtsbetrekking; dit toch is te zien als een voorziening bij voorraad.
Uitspraak
Kantonrechter Eerste Kanton
4 oktober 2007, A.R. 073724
(mr. H.E. Struiken)
[eiseres], wonende aan [adres], te [district], voor wie als gemachtigde optreedt, mr. S. Marica, advocaat, eiseres in kort geding,
tegen
A. Naamloze Vennootschap Luchthavenbeheer, rechtspersoon, gevestigd en kantoorhoudende aan de Wayambostraat no.5 te Paramaribo, voor wie als gemachtigde optreedt, mr. J. Kraag, advocaat,
B. De Staat Suriname, rechtspersoon, met name het Ministerie van Arbeid en Technologische Ontwikkeling en Milieu, gevestigd en kantoorhoudende aan de Wagenwegstraat no. 22, te Paramaribo, voor wie als gemachtigde optreedt, mr. E.Y. Braam- Jordan, advocaat, gedaagden in kort geding,
De Kantonrechter in het Eerste Kanton spreekt in deze zaak in Naam van de Republiek het navolgende vonnis uit:
Wij, Kantonrechter in het Eerste Kanton;
Gezien de stukken;
Gehoord partijen;
Ten aanzien van de feiten
Overwegende, dat eiseres bij het inleidende rekest op te dezer plaatse als ingelast te beschouwen gronden heeft gevorderd bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad:
A. De beschikking, met als kenmerk: OC [nummer 1] d.d. 13 juni 2007, te schorsen, althans op te schorten totdat in bodem procedure over rechtsgeldigheid daaromtrent zal zijn beslist;
B. Het ontslag besluit van de gedaagde sub A, met als kenmerk: Int. [nummer 2]/DIR/AI/am, d.d. 19 juni 2007, te schorsen, althans op te schorten totdat in bodem procedure over de rechtsgeldigheid daaromtrent zal zijn beslist;
C. Gedaagde sub A te verbieden zich in de beschikking, met als kenmerk: OC [nummer 1] d.d. 13 juni 2007, te volharden totdat in bodem procedure over de rechtsgeldigheid al zijn beslist.
D. Gedaagde sub A te veroordelen aan eiseres te betalen het bedrag groot SRD. 724,65 (ZEVENHONDERD VIERENTWINTIG EN 65/100 SURINAAMSE DOLLAR) zijnde dit het loon vanaf de maand juli 2007 vermeerderd met 25% interest ex artikel 1614q en vervolgens iedere maand totdat in bodem procedure over de rechtsgeldigheid van het ontslag zal zijn beslist.
Kosten rechtens
Overwegende, dat te dienende dage eiseres vertegenwoordigd door haar gematigde advocaat, S. Marica ter terechtzitting is verschenen en de gedaagden vertegenwoordigd door hun respectieve gemachtigden advocaten, Mr. J. Kraag en mr. E.Y. Jordan ter terechtzitting zijn verschenen, op welke terechtzitting de gemachtigde van eiseres van eis overeenkomstig vermeld verzoekschrift heeft geconcludeerd;
Overwegende, dat de gemachtigden van gedaagden schriftelijke conclusies van antwoord hebben genomen, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat de gemachtigden van partijen hierna nadere stukken hebben gewisseld, waarvan de inhoud eveneens hier als ingelast dient te worden beschouwd;
Overwegende, dat Wij hierna vonnis hebben bepaald op heden.
Ten aanzien van het recht
Overwegende, dat Wij naar aanleiding van het gevorderde in onderdeel A van het petitum luidende: schorsing althans opschorting van de beschikking de dato 13 juni 2007 en in onderdeel B daarvan luidende: schorsing althans opschorting van het ontslagbesluit de dato 19 juni 2007, opmerken, dat voor zover een constitutieve beslissing een definitief karakter draagt, of door de wet alleen aan de gewone rechter is opgedragen, hetgeen al geldt bij maatregelen van tijdelijke aard, als surséance van betaling (Meyers, Kort Geding, nr. 38, 2e druk, nr. 40) ontbreekt de bevoegdheid hieromtrent in kort geding te beslissen (Meyers, i.c.) slechts dan mag in kort geding een constitutieve beslissing worden genomen, wanneer dringende noodzaak noopt tot een voorlopige schorsing van de bestaande rechtsbetrekking; dit toch is te zien als een voorziening bij voorraad (Meyers, o.c.nr.40, 2e druk, nr. 42);
Overwegende, dat opgemerkt zij, dat rechtsbetrekking niet te vereenzelvigen is met beschikking in onderdeel A van het petitum, noch met besluit in onderdeel B daarvan;
Overwegende , dat de consequentie van het vorenoverwogene is, dat zowel de in onderdeel A als de in onderdeel B van het petitum gevraagde voorziening zullen worden geweigerd, bespreking van de aan elk van die voorzieningen ten grondslag gelegde feiten als niet langer relevant geheel in het midden latend;
Overwegende, dat het gevolg van het zojuist overwogene tevens is, dat Wij zowel de in onderdeel C van het petitum als de in onderdeel D daarvan gevraagde voorziening als sequeel van de te geven beslissing omtrent de voorzieningen in zowel onderdeel A als in onderdeel B, eveneens zullen weigeren;
Overwegende, dat Wij – zij het ten overvloede – met betrekking tot het verwijt van eiseres aan gedaagde sub B, de in het 5e “sustenu” van het verzoekschrift aangegeven algemene beginselen van behoorlijk bestuur te hebben veronachtzaamd, op grond van de daarbij gestelde feiten, opmerken, dat het, nog afgezien van de vraag of die feiten al dan niet juist zijn, zeer de vraag is of de in het administratief recht aanvaarde normen – de in het algemeen rechtsbewustzijn levende beginselen van behoorlijk bestuur (dat zijn ongeschreven gedragsregels voor de overheid) als gevolg waarvan strijd daarmee beroepsgrond oplevert bij administratieve rechtspraak), het beginsel van willekeur, het vertrouwensbeginsel, het beginsel van materiële zorgvuldigheid, het evenredigheidsbeginsel, het beginsel van rechtszekerheid, het beginsel van fairplay en het motiveringsbeginsel – in het burgerlijk recht op dezelfde wijze zijn aanvaard en ingeburgerd als in het administratief recht. Bij het leerstuk van de onrechtmatige overheidsdaad gaat het erom, of een redelijk denkende overheid tot een dergelijke beslissing had kunnen komen of kennelijk onredelijk heeft gehandeld. Ons is – anders dan eiseres terzake gesteld heeft – uit de zijdens gedaagde sub B overgelegde niet door eiseres betwiste bescheiden, in ieder geval niet gebleken dat gedaagde sub B met de rechtmatige belangen van eiseres geen rekening gehouden heeft;
Overwegende, dat eiseres als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten zal hebben te dragen;
Rechtdoende in kortgeding
Weigeren de gevraagde voorzieningen;
Verwijzen eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD nihil.
Aldus gewezen door mr. H.E. Struiken Kantonrechter in het Eerste Kanton en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Kantongerecht in het Eerste Kanton te Paramaribo van donderdag 4 oktober 2007 door de Kantonrechter in het Eerste Kanton, mr. E.S. Ombre, in tegenwoordigheid van de Substituut- griffier, mr. L.J. van Bossé.
Wegens ziekte is mr. Struiken niet in staat te tekenen.
Eiseres in kort geding is noch in persoon noch bij gemachtigde bij uitspraak ter terechtzitting verschenen, terwijl de gedaagde sub A vertegenwoordigd door mr. Boldewijn namens zijn gemachtigde verschenen. De gedaagde sub B is bijgestaan door zijn gemachtigde verschenen.