SRU-K1-2008-3

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-084613
  • Uitspraakdatum 29 december 2008
  • Publicatiedatum 07 juni 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Huurgeschil. De verhuurder dient erop toe te zien dat de huurder niet gehinderd wordt in zijn of haar huurgenot. Indien werkzaamheden aan de woning plaatsvinden, dient de verhuurder ervoor te zorgen dat -alvorens tot de werkzaamheden wordt overgegaan- de huurder daarvan in kennis wordt gesteld, zodat laatstgenoemde maatregelen kan treffen om zijn of haar goederen te beschermen. De stelling dat de huurbeschermingswet hier niet geldt, omdat een berghok zou zijn verhuurd en geen woning, gaat niet op. Van belang is of de verhuurder wist dat de huurder het gehuurde zou gebruiken als woonruimte. Nu de huurder in gebreke is gebleven om de schade te omschrijven en middels verificatoren te onderbouwen, is de door de huurder gevorderde schadevergoeding afgewezen.

    SJB

Uitspraak

KANTONRECHTER IN HET EERSTE KANTON

A.R. no. 084613
29 december 2008

Vonnis in het kort geding in de zaak van

[eiseres],
hierna te noemen [naam 1],
wonende te [district],
eiseres in kort geding in conventie,
gedaagde in kort geding in reconventie,
gemachtigde: mr.dr. J. van Dijk-Silos, advocaat,

tegen

[gedaagde],
hierna te noemen [naam 2],
wonende te [district],
gedaagde in kort geding in conventie,
eiseres in kort geding in reconventie,
gemachtigde: mr. L. Rapprecht-Liu, advocaat.

1. Het procesverloop
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/handelingen:
– het verzoekschrift dat op 7 november 2008 ter griffie der kantongerechten is ingediend;
– de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie met productie;
– de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie met producties;
– de conclusie van dupliek in reconventie.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 [naam 2] heeft aan [naam 1] verhuurt het beneden gedeelte van de woning gelegen aan [adres] te [district].

2.2 De huur bedroeg SRD 150,= per maand.

3 De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1 [naam 1] vordert in conventie [naam 2] te:

  • verbieden haar te storen in haar huurgenot;
  • veroordelen om haar in het rustig huurgenot te laten;
  • veroordelen de aangeboden huurpenningen te accepteren en de nodige kwitanties af te geven;
  • veroordelen om de door haar geleden schade ad SRD 3.000,= tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen aan eiseres;
  • veroordelen om met onmiddellijke ingang het dak van het pand te herstellen in de oude toestand;
  • te veroordelen om een dwangsom ad SRD 10.000,= aan eiseres te betalen voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen.

3.2 Mede is gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.3 [naam 1] stelt dat [naam 2] haar stoort in haar huurgenot aangezien zij huisvuil op het erf heeft gesmeten en voorts het dak van de woning gedeeltelijk heeft verwijderd, als gevolg waarvan het meubilair in de woning schade opliep. Voorts stelt [naam 1] dat [naam 2] weigert om de huurpenningen te ontvangen, en de kwitantie over de laatst betaalde huurpenningen in juli 2008 aan haar af te geven.

3.4 [naam 2] vordert in reconventie bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
– schorsing van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
– gedaagde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen de som van SRD 1.000,=;
– gedaagde te veroordelen om de woning te ontruimen desnoods met behulp van de sterke arm.

3.5 [naam 2] stelt dat [naam 1] vanaf januari 2008 geen huur heeft betaald en voorts dat de woning onderhevig is aan grote reparaties.

3.6 De kantonrechter komt indien nodig terug op de respectieve weren van partijen in de beoordeling.

4. De beoordeling

In reconventie

4.1 [naam 1] heeft primair tegen de vordering van [naam 2] aangevoerd dat de vordering tot ontruiming bij de bodemrechter dient te worden ingesteld. Naar de kantonrechter begrijpt betwist [naam 1] de spoedeisendheid van de onderhavige vordering. De kantonrechter gaat voorbij aan dit verweer van [naam 1]. Uit de stellingen van [naam 2] met name dat de woning grote reparatie behoeft, is voldoende de spoedeisendheid daarvan gebleken.

4.2 Volgens [naam 2] behoeft de woning grote reparaties. Gesteld noch gebleken is dat [naam 1] niet in het gehuurde kan verblijven terwijl de reparaties aan de woning worden gepleegd, zodat van het tegendeel wordt uitgegaan. Deze stelling van [naam 2] wordt daarom verworpen.

4.3 Volgens [naam 2] heeft [naam 1] de huur vanaf januari 2008 onbetaald gelaten. Zij beroept zich dus op wanprestatie.[naam 1] voert echter aan dat zij wel de huurpenningen heeft betaald. Zij meent dat [naam 2] een verkeerde kwitantie aan haar had verstrekt voor wat betreft de betaalde huurtermijnen. Ter onderbouwing van haar verweer heeft [naam 1] een kwitantie overgelegd waaruit blijkt dat zij de huur over de periode mei tot en met september 2008 zou hebben betaald, terwijl zij de huur heeft betaald over de periode februari 2008 tot en met augustus 2008.[naam 2] heeft dit voorgaande noch de inhoud van de door eiseres overgelegde kwitanties, niet althans niet gemotiveerd weersproken, zodat dat rechtens vaststaat tussen partijen.Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de stelling van [naam 2] dat [naam 1] vanaf januari 2008 de huurgelden niet meer heeft betaald niet aannemelijk geworden.Als gevolg van het voorgaande dient de vordering in reconventie te worden afgewezen, terwijl [naam 2] als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten zal moeten dragen.

In conventie
4.4 Het spoedeisend belang blijkt uit de stellingen van partijen en het gevorderde.

4.5 Volgens [naam 2] heeft zij een berghok aan [naam 1] verhuurd en geen woning. Zij meent dus dat de huurbeschermingswet hier niet opgaat. De kantonrechter gaat voorbij aan dit verweer. Van belang is of [naam 2] wist dat [naam 1] het gehuurde zou gebruiken als woonruimte. Nu gesteld noch gebleken is dat zij niet ervan op de hoogte was dat [naam 1] de ruimte als woonruimte zou gebruiken, kan zij zich er thans niet meer op beroepen dat zij een bergruimte aan [naam 1] heeft verhuurd.

4.6 Het verweer van [naam 2] komt er verder op neer dat zij ontkent [naam 1] te storen in haar huurgenot. Volgens haar moest de woning renovatie werkzaamheden ondergaan en als gevolg van die werkzaamheden zou de inboedel van [naam 1] schade hebben opgelopen.[naam 2] heeft verder aangevoerd dat de renovatiewerkzaamheden gepleegd werden door haar zoon maar niet in opdracht van haar, zodat het haar dus niet kan worden aangerekend.Ook aan dit verweer van [naam 2] gaat de kantonrechter voorbij. Als verhuurder dient zij erop toe te zien dat de huurder ([naam 1] dus) niet gehinderd wordt in haar huurgenot.Zij (als een goede verhuurder) had ervoor moeten zorgen dat alvorens tot de werkzaamheden werd overgegaan [naam 1] daarvan in kennis werd gesteld zodat laatstgenoemde maatregelen kon treffen om haar goederen te beschermen. Gesteld noch is gebleken dat zij [naam 1] daarvan op de hoogte heeft gesteld zodat van het tegengestelde daarvan mag worden uitgegaan. [naam 2] is dus in beginsel gehouden om de door [naam 1] geleden schade te betalen.

4.7 [naam 1] heeft de door haar geleden schade begroot op SRD 3.000,=. Ondanks betwisting van [naam 2] van de hoogte van de door haar geleden schade, is laatstgenoemde in gebreke gebleven om de schade te omschrijven en middels verificatoren te onderbouwen. De kantonrechter is van oordeel dat [naam 1] dus niet voldaan heeft aan haar stelplicht terzake de hoogte van de door haar geleden schade, zodat dit gevorderde onder 3.1 d dient te worden afgewezen, terwijl op grond van het vorenoverwogene het onder 3.1 a, b en c voor toewijzing gereed staat.

4.8 Voor wat betreft het onder 3.1 e gevorderde is de kantonrechter van oordeel dat [naam 1] geen belang meer heeft bij dit gevorderde zodat het zal worden afgewezen. Immers heeft [naam 1] in sustenu 9 van de conclusie van antwoord in reconventie aangevoerd dat het dak reeds vervangen is.

4.9 De gevorderde dwangsom zal worden gemitigeerd en gemaximaliseerd aangezien deze de kantonrechter bovenmatig voorkomt.

4.10 [naam 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen.

5. De beslissing

5.1 Verbiedt [naam 2] om [naam 1] te storen in haar huurgenot.

5.2 Veroordeelt [naam 2] om [naam 1] in het rustig huurgenot van het gehuurde te laten.

5.3 Veroordeelt [naam 2] om de aangeboden huurpenningen te accepteren en de nodige kwitanties af te geven.

5.4 Al het voorgaande onder verbeurte van een dwangsom van SRD 1.000,= (duizend Surinaamse Dollar) per dag voor iedere dag dat [naam 2] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen tot een maximum van SRD 50.000,=.

5.5 Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

5.6 Weigert het meer of anders gevorderde.

In reconventie
5.7 Weigert de gevraagde voorziening.

In conventie en reconventie
5.8 Veroordeelt [naam 2] in de proceskosten aan de zijde van [naam 1] gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 167,50 (honderdzeven en zestig 50/100 Surinaamse Dollar).

Dit vonnis is gewezen te Paramaribo ter openbare terechtzitting van 29 december 2008, door de kantonrechter-plaatsvervanger in kort geding in het eerste kanton, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, en uitgesproken door de kantonrechter-plaatsvervanger in kort geding in het eerste kanton, mr. A.C. Johanns in tegenwoordigheid van de substituut griffier mr. L.J. van Bossé.

w.g. L.J. van Bossé. w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran