SRU-K1-2009-5

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-061358
  • Uitspraakdatum 20 oktober 2009
  • Publicatiedatum 31 mei 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Leer van opgewekt vertrouwen
    De kantonrechter is van mening dat de Wet Surpost (S.B. 1993 no. 34) in het midden laat wat de consequenties zijn indien de directeur van gedaagde zijn bevoegdheden overschrijdt en in strijd handelt met artikel 8 van voornoemde wet. Eiseres heeft hierboven bijzondere feiten en omstandigheden aangevoerd die relevant zijn geweest voor het opwekken van de schijn van bevoegdheid c.q. het vertrouwen dat de directeur van gedaagde de vereiste machtiging van de Raad van Commissarissen had om de overeenkomsten met eiseres aan te gaan. Die handelingen en verklaringen van de directeur van gedaagde zijn zo uitvoerig en gedetailleerd, dat zij geen reden had om te twijfelen dat hij de vereiste machtiging bezat. Het door de directeur van gedaagde opgewekte vertrouwen – op grond van zijn verklaringen en gedragingen en mede op grond van artikel 7 van de Wet Surpost – ligt in de risicosfeer van gedaagde en eiseres geniet als derde te goeder trouw bescherming.(artt. 1826 en 1827 BW, art. 7 lid 1 en 8 sub h Wet Surpost jo art 103 WvK)
    SJB 2011/1

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. No. 061358
20 oktober 2009
M.V.K.

VONNIS inzake:

Ten Group Holding N.V., rechtspersoon,
gevestigd en kantoorhoudend te Paramaribo,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. Sohansingh, advocaat,

tegen

Het Surinaams Postbedrijf Surpost, rechtspersoon,
wonende te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. B.A. Halfhide, advocaat.

1. Het verloop van de procedure

Dit blijkt uit:

– Het verzoekschrift met producties dat eiseres op 7 april 2006 bij de griffie der kantongerechten heeft ingediend;
– een schriftelijke conclusie van antwoord;
– een schriftelijke conclusie van repliek met producties;
– een schriftelijke conclusie van dupliek en uitlating over de overgelegde producties.

De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 De heer Leo Kie-Mien Chiu Hung, handelende in zijn hoedanigheid als directeur van eiseres enerzijds en de heer drs. Carlo Rudy Godlieb, directeur van gedaagde anderzijds, hierna te noemen Godlieb, hebben op 20 april 2005 een koopovereenkomst gesloten waarbij Godlieb van eiseres heeft gekocht gelijk eiseres aan Godlieb heeft verkocht het gedeelte van de erven gelegen te Paramaribo aan het Molenpad bekend onder Nieuwe Wijk Letter F nummer 465 en 466 a, vroeger letter F nummer 373 c en 373 a, welk gedeelte op de kaart van de landmeter H.v.Ommeren de dato 13 januari 1909 wordt aangeduid met de letters ABCD en thans is genummerd Nieuwe Wijk letter F nummer 466 1 a, met de zich op dit erf bevindende gebouwen, ter grootte van drieduizend tweehonderdnegentig, achthonderdtachtig/honderste vierkante meter voor de koopsom van US$ 1300.000,-.

2.2 Partijen zijn bij de vermelde koopovereenkomst overeengekomen dat de volledige koopsom binnen zes weken na het aangaan van de koopovereenkomst, bij de notariële overdracht, door gedaagde zou zijn voldaan, dus uiterlijk 1 juni 2005.

2.3 Gedaagde heeft de koopsom niet binnen de termijn van 1 juni 2005 betaald. Op 2 september 2005 zijn eiseres en Godlieb – volgens de overeenkomst “hierna te noemen Surpost” – een nieuwe overeenkomst met elkaar aangegaan ter regulering van de betaling van het verschuldigd bedrag met rente, boete en kosten. Bij die overeenkomst heeft gedaagde verklaart aan eiseres schuldig te zijn:

  • US$ 1300.000,– (een miljoen driehonderdduizend Amerikaanse Dollar) voor de aankoop van een gedeelte van de erven met opstallen aan het Molenpad, zoals vermeld in het tweede sustenu;
  • Het saldo van de schuld die eiseres heeft bij de Surinaamse Bank N.V., inclusief rente, boeterente en alle bijkomende kosten die de Surinaamse Bank N.V. aan eiseres in rekening brengt, minus US$ 500.000,- (vijfhonderdduizend Amerikaanse Dollar). Een en ander in verband met de schuld van eiseres bij de Surinaamse Bank N.V., die gedaagde krachtens deze overeenkomst dient over te nemen.
  • Rente van 12% per jaar over US$ 800.000,- (achthonderdduizend Amerikaanse Dollar) ingaande 1 juni 2005 tot en met de dag van algehele voldoening;
  • Brandverzekeringspremie die de DSB in rekening brengt aan eiseres, ingaande 20 april 2005 tot en met de dag van algehele voldoening van hetgeen in sub a is aangehaald;
  • Alle overige kosten t.b.v. het pand gelegen aan het Molenpad 27, zoals water, electriciteit, brandverzekering, onderhoud etc. ingaande april 2005;
  • US$ 10.000,- (tienduizend Amerikaanse Dollar) voor de feasibility study;
  • Een boete van US$ 500,– (vijfhonderd Amerikaanse Dollar) per dag ingaande 26 september 2005 indien gedaagde uiterlijk 25 september 2005 niet aan de totale schuld met alle kosten heeft voldaan;
  • Rente van 14% per jaar ingaande 1 juni 2005 tot en met de dag van algehele voldoening over:
    – de koopsom van US$ 1300.000,-;
    – De uitstaande kosten, indien gedaagde uiterlijk 25 september 2005 de totale schuld met rente niet volledig heeft voldaan.

Gedaagde heeft zich verbonden om de bedragen met rente zoals hierboven aangehaald, uiterlijk 25 september 2005 aan eiseres te voldoen. In sub B van de overeenkomst staat vermeld dat “Surpost zal met de DSB in onderhandeling dienen te treden om de veiling van de panden van “Ten” stop te zetten en met DSB afspraken te maken dat de rente, boeterente en alle overige kosten voor de lening van “Ten” bij de DSB, vanaf 1 juni 2005 voor rekening zijn van “Surpost”.

2.4 Gedaagde heeft haar schuld niet binnen de termijn van 25 september 2005 voldaan. Op 12 september 2005 hebben partijen een overeenkomst getekend waarbij zij bevestigen het volgende te zijn overeengekomen:
– op 12 september 2005 is een overeenkomst getekend tussen het Surinaams Postbedrijf “Surpost” en Ten Group Holding N.V., in de overeenkomst aangeduid als “Ten”;
– Indien Surpost uiterlijk 30 september 2005 de totale schuld volgens de overeenkomst van 12 september 2005, inclusief alle kosten, rente en boete niet volledig heeft afbetaald, zal Surpost behalve de bedragen volgens de overeenkomst en aanhangels, vanaf 1 oktober 2005 tot en met de dag van volledige betaling van “Ten” voor elke dag dan ook een boete betalen groot, US$ 2.500,- per dag.

2.5 Partijen hebben op 2 december 2005 opnieuw een overeenkomst gesloten. Daarin staat vermeld dat gedaagde, vertegenwoordigd door haar directeur Godlieb aan eiseres schuldig is en bedrag van Euro 45.000,– (vijf en veertigduizend Euro’s) plus dezelfde rente zijnde een lening die eiseres is aangegaan, ter stopzetting van de veiling van 24 november 1975, voor aflossing van de schuld bij de Surinaamse Bank N.V. die gedaagde dient over te nemen krachtens de overeenkomst de dato 12 september 2005.

2.6 Gedaagde heeft in de maanden oktober 2005 tot en met januari 2006 een totaal bedrag van US$ 35.491,50 aan eiseres afgelost. Verder heeft eiseres aan gedaagde enkele opdrachten gegeven en het totaal verschuldigd bedrag groot SRD 836,29 gecrediteerd op de SRD rekening van gedaagde bij eiseres.

2.7 Eiseres heeft gedaagde bij schrijven van 30 maart 2006 in gebreke gesteld en gesommeerd om uiterlijk dinsdag 4 april 2006 aan haar betalingsverplichting jegens eiseres te voldoen; echter heeft gedaagde geen gevolg hieraan gegeven.

2.8 Eiseres heeft na daartoe verkregen toestemming van de kantonrechter, bij exploiten no. 187 tot en met 102 de dato woensdag 12 april 2006 van deurwaarder Dasimin Toekimin conservatoir beslag doen leggen op de aan gedaagde toebehorende navolgende onroerende goederen:
– het perceel groot 600 vierkante meter, gelegen te Nickerie, aangeduid op de kaart van G. Eliazer de dato 5 januari 1981 met de letters ABCD en het no. 1069 deel van de plantage Waterloo
– het recht van grondhuur ter bebouwing en bewoning voor de duur van veertig jaren op het perceel, groot 777,20 vierkante meters, gelegen aan het Kerkplein, bekend als NW.La A no. 628;
– het recht van grondhuur voor het opzetten van een kantoorruimte voor de duur van veertig jaren op het perceel groot 1.538,53 vierkante meters, gelegen te Lelydorp bekend als Ten Westen Indira Gandhiweg no. 229;

Alsmede conservatoir derdenbeslag gelegd onder de navolgende instellingen die gelden, goederen, geldswaarden en/of geldswaardige papieren van gedaagde onder zich hebben of aan haar verschuldigd zijn of zullen worden te weten:

– De R.B.T.T. (Suriname) Bank N.V., gevestigd en kantoorhoudende aan het Kerkplein no. 1 te Paramaribo;
– De Hakrinbank N.V. gevestigd en kantoorhoudende aan de dr. Sophie Redmondstraat no. 11-13 te Paramaribo;
– De Surinaamse Bank N.V., gevestigd en kantoorhoudende aan de Henck Arronstraat no. 26-28 te Paramaribo;
– De Centrale Bank van Suriname, gevestigd en kantoorhoudende aan de Waterkant no. 20 te Paramaribo;
– De Staat Suriname, rechtspersoon, ten deze vertegenwoordigd door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, zetelende te diens Parkette aan de Henck Arronstraat no. 3 te Paramaribo.

Deze beslagen zijn bij exploit no. 193 de dato woensdag 12 april 2006 (productie nummer 17) van voornoemde deurwaarder betekend aan gedaagde.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1 Eiseres vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

I. gedaagde wordt veroordeeld om terzake voorschreven tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:

  • US$ 1300.000,- (een miljoen driehonderdduizend Amerikaanse Dollar) welk bedrag gedaagde verschuldigd is krachtens de koopovereenkomst de dato 20 april 2005 en overeenkomst de dato 12 september 2005 onder sub A 1:
  • Brandverzekeringspremie die de Surinaamse Bank N.V. in rekening brengt aan eiseres, ingaande 20 april 2005 tot en met de dag van algehele voldoening van hetgeen in sub a is aangehaald, welke premie gedaagde verschuldigd is conform overeenkomst de dato 12 september 2005 onder sub A 4;
  • Het bedrag van US$ 10.000,– welk bedrag gedaagde verschuldigd is conform overeenkomst van 12 september 2005 onder sub A 6;
  • Een boete van US$ 500,– (vijfhonderd Amerikaanse Dollar) per dag ingaande 26 september 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, welke boete gedaagde verschuldigd is conform overeenkomst de dato 12 september 2005 onder sub A 8;
  • Rente van 14% per jaar ingaande 1 juni 2005 tot en met de dag van algehele voldoening over:
  • De koopsom van US$ 1300.000,–;
  • De uitstaande kosten, hetgeen gedaagde verschuldigd is conform overeenkomst de dato 12 september 2005 onder sub D;
  • Een boete van US$ 2.500,– per dag ingaande 1 oktober 2005 tot en met de dag van algehele voldoening, welke boete gedaagde verschuldigd is conform aanhangsel 3 behorende bij de overeenkomst de dato 12 september 2005;
  • Het saldo van de schuld die eiseres heeft bij de Surinaamse Bank N.V. inclusief rente, boeterente en alle bijkomende kosten die de Surinaamse Bank N.V. aan eiseres in rekening brengt, welk saldo gedaagde verschuldigd is conform overeenkomst de dato 12 september 2005 onder sub A 2 en aanhangsel 4 horende bij de overeenkomst de dato 12 september 2005.

II. Van waarde te verklaren de ten deze gelegde conservatoire beslagen op de navolgende onroerende goederen van gedaagde, gelegd bij exploit nummer 187 de dato woensdag 12 april 2006 van deurwaarder Dasimin Toekimin:

  • het perceel groot 600 vierkante meter, gelegen te Nickerie, aangeduid op de kaart van G. Eliazer de dato 5 januari 1981 met de letters ABCD en het no. 1069 deel van de plantage Waterloo;
  • het recht van grondhuur ter bebouwing en bewoning voor de duur van veertig jaren op het perceel, groot 777,20 vierkante meters, gelegen aan het Kerkplein, bekend als NW.La A no. 628;
  • het recht van grondhuur voor het opzetten van een kantoorruimte voor de duur van veertig jaren op het perceel groot 1.538,53 vierkante meters, gelegen te Lelydorp bekend als Ten Westen Indira Gandhiweg no. 229;

Alsmede conservatoir derdenbeslag gelegd onder de navolgende instellingen die gelden, goederen, geldswaarden en/of geldswaardige papieren van gedaagde onder zich hebben of aan haar verschuldigd zijn op zullen worden te weten:

  • De R.B.T.T. (Suriname) Bank N.V., gevestigd en kantoorhoudende aan het Kerkplein no. 1 te Paramaribo;
  • De Hakrinbank N.V. gevestigd en kantoorhoudende aan de dr. Sophie Redmondstraat no. 11-13 te Paramaribo;
  • De Surinaamse Bank N.V., gevestigd en kantoorhoudende aan de Henck Arronstraat no. 26-28 te Paramaribo;
  • De Centrale Bank van Suriname, gevestigd en kantoorhoudende aan de Waterkant no. 20 te Paramaribo;
  • De Staat Suriname, rechtspersoon, ten deze vertegenwoordigd door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, zetelende te diens Parkette aan de Henck Arronstraat no. 3 te Paramaribo.

III. Gedaagde wordt veroordeeld in de kosten van dit geding die van voormelde beslagen inbegrepen.

3.2 De grondslag van de vordering is dat gedaagde wanpresatie pleegt jegens eiseres daar zij de saldo schuld niet heeft voldaan ondanks dat zij daartoe in gebreke is gesteld.

3.3 Gedaagde voert het volgend verweer:

  • In artikel 8 sub h van de Wet Surpost is expliciet vermeld dat de directeur voor het kopen van een onroerend goed en het aangaan van een verbintenis waarvan het geldelijk belang SF 100.000,– te boven gaat, een schriftelijke machtiging behoeft van de Raad van Commissarissen. Het bedrag van SF 100.000,– in het jaar 1993 is beslist niet hoger dan het bedrag van US$ 1300.000,– van nu (anno 2008). De directeur van eiseres is zonder de daartoe vereiste machtiging van de Raad van Commissarissen en dus zonder daartoe bevoegd te zijn, de overeenkomsten met eiseres aangegaan met als gevolg dat de in de akte van koop en verkoop gerelateerde transactie, gedaagde niet bindt. De transactie is nietig. Gedaagde heeft de transactie ook nimmer bekrachtigd en de Raad van Commissarissen heeft nimmer een handeling verricht waaruit zou moeten blijken dat zij de directeur heeft gemachtigd om de transactie met eiseres aan te gaan. De Raad van Commissarissen is ook niet gekend geworden bij de aflossingen die aan eiseres zijn gedaan.
  • Het gelegd beslag is niet terecht gedaan;
  • Op het litigieus onroerend goed is het recht van hypotheek gevestigd ten bedrage van US$ 690.000,– weshalve eiseres niet kan voldoen aan het bepaalde in artikel 2 van de litigieuze overeenkomst, namelijk levering van het onroerend goed vrij van hypotheken en hypothecaire inschrijvingen. Intussen is het onroerend goed door de hypotheekhouder in het openbaar verkocht krachtens artikel 1207 B.W. waardoor eiseres niet kan leveren. Hierdoor is gedaagde niet verplicht om de koopsom aan eiseres te betalen.

4. De beoordeling

4.1 Het geschil tussen partijen strekt zich ten eerste uit tot de vraag of gedaagde is gebonden aan de koopovereenkomst met eiseres indien de directeur van gedaagde die koopovereenkomst heeft gesloten zonder de daartoe vereiste machtiging van de Raad van Commissarissen.

4.2 Eiseres heeft het verweer van gedaagde gemotiveerd weersproken. Zij stelt dat ingevolge artikel 7 van de Wet Surpost, de Directeur het bedrijf in en buiten rechte vertegenwoordigt. Zij mocht ervan uitgaan dat de Directeur bevoegd was om de overeenkomst aan te gaan. Het al dan niet beschikken over een schriftelijke machtiging is een interne aangelegenheid van Surpost en kan de derde te goeder trouw niet worden tegengeworpen. Gedaagde heeft handelingen gepleegd die aangemerkt kunnen worden als een uitvoering, nakoming dan wel bekrachtiging van de overeenkomst namelijk:

  • Sedert de ondertekening van de overeenkomst in april 2005 heeft gedaagde reeds zeven deelbetalingen verricht aan eiseres, in totaal US$ 35.491,50;
  • Gedaagde heeft beheershandelingen gepleegd door bij het gekochte pand aan het Molenpad haar Surpost bord te plaatsen met haar naam erop, hiermee aangevende dat het onroerend goed aan haar toebehoort c.q. dat zij zich aldaar zal vestigen. Zij hebben sinds de ondertekening ook de beschikking over de sleutels van het pand;
  • Partijen zijn de koopovereenkomst nu ruim een jaar geleden aangegaan. In deze periode is over en weer veel correspondentie geweest, ook naar de RvC toe, betreffende de overeenkomst en de nakoming daarvan. Echter heeft gedaagde in deze correspondentie nimmer gesproken over het ontbreken van een schriftelijke machtiging, noch minder een beroep gedaan op het ontbreken daarvan. Noch de RvC, noch de Directeur hebben ooit de nietigheid van de overeenkomst ingeroepen danwel aangegeven dat deze nietig zou zijn in verband met het ontbreken van de machtiging. Gedaagde kan zich thans niet te goeder trouw beroepen op de nietigheid van de overeenkomst aangezien uit alles blijkt dat hij handelingen heeft verricht die een eventuele nietigheid opheffen;
  • Artikel 8 sub j van de statuten vermeldt dat gedaagde voor het aangaan van een verbintenis waarvoor het geldelijk bedrag SF 100.000,– per geval te boven gaat, een machtiging van de RvC nodig heeft. Er mag ervan worden uitgegaan dat de machtiging wel verstrekt is aan de Directeur, aangezien gedaagde aan eiseres aflossingen heeft gedaan ten bedrage van US$ 35.491,50;
  • De handelingen van gedaagde namelijk het aangaan van de overeenkomst de dato 12 april 2005, 12 september 2005 en daarna nog de aanhangeis no. 1 t/m 4 die op verschillende data zijn ondertekend, geven blijk van een rechtens relevante wil zijdens gedaagde. Met deze handelingen heeft gedaagde de overeenkomsten bekrachtigd;
  • Door wanprestatie van gedaagde dreigde de hypotheekhouder op gegeven moment over te gaan tot openbare verkoop. Eiseres was dan ook genoodzaakt om zelf de schuld af te lossen en hiervan legt zij een productie over. De schuld is geheel afgelost en door de hypotheekhouder is er reeds opdracht aan de notaris gegeven voor royement van de hypothecaire inschrijvingen en zal het onroerend goed dus spoedig geheel vrij zijn van hypotheken en beslagen. Indien gedaagde aan haar betalingsverplichting jegens eiseres voldoet zal het perceel geheel vrij van hypotheek en beslagen aan haar worden geleverd.

4.3 Vooropgesteld wordt dat de Wet Surpost (S.B. 1993 no. 34) in het midden laat wat de consequenties zijn indien de directeur van gedaagde zijn bevoegdheden overschrijdt en in strijd handelt met artikel 8 van voornoemde wet. Eiseres heeft hierboven bijzondere feiten en omstandigheden aangevoerd die relevant zij geweest voor het opwekken van de schijn van bevoegdheid c.q. het vertrouwen bij haar heeft opgewekt dat de directeur van gedaagde de vereiste machtiging van de Raad van Commissarissen had om de overeenkomsten met eiseres aan te gaan. Die handelingen en verklaringen van de directeur van gedaagde zijn zo uitvoerig en gedetailleerd, dat zij geen reden had om te twijfelen dat hij de vereiste machtiging niet bezat. Het door de directeur van gedaagde opgewekt vertrouwen – op grond van zijn verklaringen en gedragingen en mede op grond van artikel 7 van de Wet Surpost – ligt in de risicosfeer van gedaagde en eiseres geniet als derde te goeder trouw bescherming. Gedaagde heeft de door eiseres geponeerde stellingen onvoldoende gemotiveerd weersproken en zij heeft ook geen verweer meer gevoerd omtrent de aflossing van de hypotheekschuld. De conclusie van voorgaande overweging is dat de vordering van eiseres wordt toegewezen op de wijze als in het dictum vermeld. Het conservatoir beslag op de onroerende goederen van gedaagde en het conservatoir derdenbeslag op de overige goederen van gedaagde (zie 3.1 onder II van dit vonnis) zijn gelegd op 12 april 2006, terwijl de eis van vanwaardeverklaring is ingediend op 13 april 2006, dus binnen de wettelijke termijn met als gevolg dat de vordering van eiser tot vanwaardeverklaring van voormelde goederen wordt toegewezen. De gevorderde boete acht de kantonrechter bovenmatig en zal worden beperkt tot een maximum van US$ 10.000,–. Gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van eiseres gevallen en het vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

5. De beslissing

5.1 Veroordeelt gedaagde om terzake voorschreven tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:

  • US$ 1300.000,- (een miljoen driehonderdduizend Amerikaanse Dollar) welk bedrag gedaagde verschuldigd is krachtens
    de koopovereenkomst de dato 20 april 2005 en overeenkomst de dato 12 september 2005 onder sub A 1:
  • Brandverzekeringspremie die de Surinaamse Bank N.V. in rekening brengt aan eiseres, ingaande 20 april 2005 tot en met de dag van algehele voldoening van hetgeen in sub a is aangehaald, welke premie gedaagde verschuldigd is conform overeenkomst de dato 12 september 2005 onder sub A 4;
  • Het bedrag van US$ 10.000,– welk bedrag gedaagde verschuldigd is conform overeenkomst van 12 september 2005 onder sub A 6;
  • Een boete van US$ 500,– (vijfhonderd Amerikaanse Dollar) per dag ingaande 26 september 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, welke boete gedaagde verschuldigd is conform overeenkomst de dato 12 september 2005 onder sub A 8; met dien verstande dat de boete wordt gesteld op een maximum van US$ 10.000,– (tienduizend Amerikaanse Dollar);
  • Rente van 14% per jaar ingaande 1 juni 2005 tot en met de dag van algehele voldoening over:
  • De koopsom van US$ 1300.000,–;
  • De uitstaande kosten, hetgeen gedaagde verschuldigd is conform overeenkomst de dato 12 september 2005 onder sub D;
  • Een boete van US$ 2.500,– per dag ingaande 1 oktober 2005 tot en met de dag van algehele voldoening, welke boete gedaagde verschuldigd is conform aanhangsel 3 behorende bij de overeenkomst de dato 12 september 2005, met dien verstande dat de boete wordt gesteld op een maximum van US$ 10.000,– (tienduizend Amerikaanse Dollar);
  • Het saldo van de schuld die eiseres heeft bij de Surinaamse Bank N.V. inclusief rente, boeterente en alle bijkomende kosten die de Surinaamse Bank N.V. aan eiseres in rekening brengt, welk saldo gedaagde verschuldigd is conform overeenkomst de dato 12 september 2005 onder sub A 2 en aanhangsel 4 horende bij de overeenkomst de dato 12 september 2005.

5.2 Verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

5.3 Verklaart van waarde de ten deze gelegde conservatoire beslagen op de navolgende onroerende goederen van gedaagde, gelegd bij exploit nummer 187 de dato woensdag 12 april 2006 van deurwaarder Dasimin Toekimin:

  • h) het perceel groot 600 vierkante meter, gelegen te Nickerie, aangeduid op de kaart van G. Eliazer de dato 5 januari 1981 met de letters ABCD en het no. 1069 deel van de plantage Waterloo;
  • i) het recht van grondhuur ter bebouwing en bewoning voor de duur van veertig jaren op het perceel, groot 777,20 vierkante meters, gelegen aan het Kerkplein, bekend als NW.La A no. 628;
  • j) het recht van grondhuur voor het opzetten van een kantoorruimte voor de duur van veertig jaren op het perceel groot 1.538,53 vierkante meters, gelegen te Lelydorp bekend als Ten Westen Indira Gandhiweg no. 229;

Alsmede conservatoir derdenbeslag gelegd onder de navolgende instellingen die gelden, goederen, geldswaarden en/of geldswaardige papieren van gedaagde onder zich hebben of aan haar verschuldigd zijn of zullen worden te weten:

k) De R.B.T.T. (Suriname) Bank N.V., gevestigd en kantoorhoudende aan het Kerkplein no. 1 te Paramaribo;
l) De Hakrinbank N.V. gevestigd en kantoorhoudende aan de dr. Sophie Redmondstraat no. 11-13 te Paramaribo;
m) De Surinaamse Bank N.V., gevestigd en kantoorhoudende aan de Henck Arronstraat no. 26-28 te Paramaribo;
n) De Centrale Bank van Suriname, gevestigd en kantoorhoudende aan de Waterkant no. 20 te Paramaribo;
o) De Staat Suriname, rechtspersoon, ten deze vertegenwoordigd door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, zetelende te diens Parkette aan de Henck Arronstraat no. 3 te Paramaribo.

5.4 Veroordeelt gedaagde in de proceskosten, die van voormelde beslagen inbegrepen, en tot op heden begroot op SRD 723,– (zevenhonderd drie en twintig Surinaamse Dollar).

5.5 Wijst af het meer of anders gevorderde.

Aldus gewezen door de kantonrechter-plaatsvervanger mr. M.V. Kuldip Singh in het eerste kanton te Paramaribo en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 20 oktober 2009, door de kantonrechter-plaatsvervanger in het eerste kanton te Paramaribo, mr. S.M.M. Chu in tegenwoordigheid van de fungerend griffier mr. A. Sewgobind.

w.g. A. Sewgobind w.g. M.V. Kuldip Singh
w.g. S.M.M. Chu