- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-095252
- Uitspraakdatum 22 juli 2010
- Publicatiedatum 28 mei 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
– Bij een rechtspersoon is er sprake van een afgescheiden vermogen van de bestuurder. Schulden die door een persoon in privé zijn gemaakt kunnen derhalve niet worden tegengeworpen aan de stichting waarvan die persoon bestuurder is;
– Bij het vaststellen van een ontruimingstermijn, dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, o.a. het stilzitten van de eigenaar, de leeftijd en de gezondheidstoestand van de huurder/gebruiker van het onroerend goed.(art. 1 Wet op de Stichting; art. 6 Huurbeschermingswet 1949)
SJB 2013/0
Uitspraak
KANTONRECHTER IN HET EERSTE KANTON
A.R. no. 095252
22 juli 2010
Vonnis in kort geding in de zaak van
[eiseres],
gevestigd en kantoorhoudende in [district],
gemachtigde: mr. A.E. Veldman, advocaat,
eiseres in kort geding,
tegen
[gedaagde],
wonende in [district],
gemachtigde: mr. S. Sheombar, advocaat
gedaagde in kort geding.
1. Het procesverloop
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken:
– het verzoekschrift dat op 3 december 2009 ter griffie der kantongerechten is ingediend;
– de conclusie van antwoord;
– de conclusie van repliek;
– de conclusie van dupliek met producties;
– de conclusie tot uitlating zijdens eiseres.
1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Eiseres heeft bij akte d.d. 5 september 2006 verleden ten overstaan van notaris G.J. Kemp, in het openbaar gekocht en overgedragen gekregen: het recht van grondhuur – vervallende 13 februari 2032 – op het perceelland met al hetgeen daarop staat, groot drie hectaren zeven en vijftig aren en tachtig centiaren, gelegen in [district] aan de [straatnaam] in [gebied], bekend als serie [nummer 1] en nader aangeduid op de in viervoud overgelegde uitmetingskaart van de landmeter in Suriname Ing. A. Beek d.d. 5 december 1991 met de letters ABCD met uitzondering van de reeds overgedragen delen, ook wel bekend als [adres] (hierna het onroerend goed).
2.2 Voornoemde akte is op 7 februari 2007 ten hypotheekkantore ingeschreven in register [nummer 2].
2.3 Gedaagde verblijft in de woning staande op het onroerend goed.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiseres vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. schorsing althans opschorting van de overeenkomst zover die tussen partijen bestaat.
b. veroordeling van gedaagde om de woning te ontruimen, desnoods met behulp van de sterke arm.
3.2 Eiseres stelt dat gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft. Voorts voert zij aan de woning dringend nodig te hebben voor eigen gebruik.
3.3 De kantonrechter komt indien nodig terug op het verweer van gedaagde in de beoordeling.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend karakter blijkt uit de stellingen van partijen.
4.2 Gedaagde heeft aangevoerd dat zij samen met haar thans overleden echtgenoot een deel van het onroerend goed in hypotheek hebben gegeven met de bedoeling dat zij dan voldoende financiële middelen zouden genereren om een verzorgde oude dag te hebben, hetgeen door een samenloop van omstandigheden niet is gegaan zoals gepland. Voorts voert zij aan dat de schuldeiser, op de hoogte was van de omstandigheden waarin zij verkeerde. Zij had namelijk aan de schuldeiser gevraagd een stukje van het onroerend goed waarop de woning staat uit te zonderen en niet mee te nemen bij de hypotheekverlening. Zij wist niet dat deze voorwaarde niet was opgenomen in de akte van hypotheekstelling omdat zij de Nederlandse taal niet machtig is en de akte blindelings heeft getekend. De kantonrechter is van oordeel dat, ook indien het voorgaande op waarheid zou berusten, dit niet aan eiseres als koper van een onroerend goed op een openbare veiling kan worden tegengeworpen. Ook niet indien de voorzitter van eiseres dezelfde persoon is als de toenmalige schuldeiser van gedaagde. Immers is eiseres een rechtspersoon en is er sprake van een afgescheiden vermogen van eiseres en de toenmalige schuldeiser van gedaagde.
4.3 Het voorgaande inachtnemend kan worden geconcludeerd dat gedaagde niet aannemelijk heeft kunnen maken dat zij met enig recht of titel het onroerend goed bewoont. Dit betekent dat de gevorderde ontruiming kan worden toegewezen. Evenwel zal niet worden meegegaan met de gevorderde ontruimingstermijn van een maand, nu eiseres sinds februari 2007 de juridische eigenaar is van het perceel terwijl zij pas na langer dan 2½ jaar een vordering tot ontruiming indient. Verder wordt ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van gedaagde met name dat zij 67 jaar, alleenstaand en slecht ter been is. De kantonrechter acht, gelet op het voorgaande, een ontruimingstermijn van 6 maanden na betekening van het vonnis redelijk en billijk.
4.4 De gevorderde ontbinding van de overeenkomst tussen partijen, zo die bestaat, zal worden afgewezen, nu in rechte niet is komen vast te staan dat er een overeenkomst tussen partijen bestaat met betrekking tot het onroerend goed.
4.5 Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen.
4.6 Op grond van het voorgaande acht de kantonrechter bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.
5. De beslissing
5.1 Veroordeelt gedaagde om binnen zes (6) maanden na de betekening van het vonnis te ontruimen, het recht van grondhuur – vervallende 13 februari 2032 – op het perceelland met al hetgeen daarop staat, groot drie hectaren zeven en vijftig aren en tachtig centiaren, gelegen in [district] aan de [straatnaam] in [gebied], bekend als serie [nummer 1] en nader aangeduid op de in viervoud overgelegde uitmetingskaart van de landmeter in Suriname Ing. A. Beek dd. 5 december 1991 met de letters ABCD met uitzondering van de reeds overgedragen delen, ook wel bekend als [adres], en ter algehele en vrije beschikking van eiseres te stellen.
5.2 Machtigt eiseres om de ontruiming zelf te (doen) bewerkstelligen indien gedaagde daarmede in gebreke blijft desnoods met behulp van de sterke arm.
5.3 Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.4 Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiseres gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 192,– (honderd en twee en negentig Surinaamse Dollar).
5.5. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter-plaatsvervanger in kort geding, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran en uitgesproken te Paramaribo ter openbare terechtzitting van donderdag 22 juli 2010, door de kantonrechter in kort geding, mr. R.G. Rodrigues, in tegenwoordigheid van de substituut-griffier mr. L. van Bossé.
w.g. L. van Bossé w.g. R.G. Rodrigues