SRU-K1-2010-13

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-082344
  • Uitspraakdatum 13 juli 2010
  • Publicatiedatum 07 augustus 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Verbintenissenrecht.Onrechtmatige daad.Levensverzekering.
    Artikel 264 e.v., 1386 e.v. jo. artikel 1207 van het Burgerlijk Wetboek.
    Artikel 1380 van het Burgerlijk Wetboek.

    Levensverzekering bij kredietverstrekking met hypotheekstelling.
    In conventie:
    – Het niet afsluiten van een adequate levensverzekering door de Bank ten behoeve van de erflater bij het aangaan van een kredietarrangement kan leiden tot wanprestatie en onrechtmatig handelen van de Bank jegens de wederpartij. Indien tengevolge daarvan geen volledige uitkering ter hoogte van het saldo van het krediet heeft plaatsgevonden, heeft zij dit aan zichzelf te wijten.
    – Van de wederpartij kan niet worden gevergd, dat deze daarvoor opdraait en deze is derhalve niet gehouden de hypothecaire dekking met het ondergezette onroerend goed in stand te houden te houden. *
    (artt. 264 e.v., 1386 e.v. jo art 1207 BW)

    In reconventie:
    Indien een uitkering is voldaan op grond van een veroordelend vonnis, kan geen beroep worden gedaan op onverschuldigde betaling. Anders wordt het indien uit een daarna ingesteld hoger beroep of bodemgeschil volgt dat het betreffende bedrag alsnog niet verschuldigd was.
    (art. 1380 BW)

    SJB 2011/3

Uitspraak

Kantongerecht in het Eerste Kanton

A.R. no. 082344
13 juli 2010

Vonnis in de zaak van

[eiseres], wonende in [district 1],
eiseres in conventie en gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. E.C.M. Hooplot, advocaat,
hierna te noemen: “[eiseres]”,

tegen

DE SURINAAMSCHE BANK N.V., rechtspersoon, gevestigd en kantoor houdende te Paramaribo,
gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. F. Kruisland, advocaat,
hierna te noemen: “de Bank”.

1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende processtukken:

  • het verzoekschrift, met producties, dat op 6 juni 2008 ter griffie der kantongerechten is ingediend;
  • de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie, met producties;
  • de conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie, met producties;
  • de conclusie van uitlating in conventie en dupliek in reconventie.

1.2. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten
In conventie en reconventie
2.1 [eiseres] is een der erfgenamen van [persoon], overleden op 21 februari 2006.

2.2 De bank is op 28 augustus 2003 een kredietarrangement aangegaan met [persoon] voor het bedrag van EUR.5.000,= welk arrangement in de boeken van de Bank is geadministreerd onder [rekeningnummer].

2.3 Het krediet werd blijkens artikel 4 van de bijzondere voorwaarden die van toepassing zijn op het krediet gedekt door: 1. Een eerste krediethypotheek tot een maximum bedrag van EUR.6.500,= ten behoeve van de Bank ten laste van [eiseres], eiseres dus, op het recht van grondhuur op het perceelland groot 0.3781 ha gelegen in [district 2] te [gebied], deel uitmakende van het perceelland bekend als Serie A [nummer 1]; 2. Een van het agentschap van de Bank op het leven van [persoon] af te sluiten overlijdens- risicoverzekering tot een bedrag van EUR.5.000,=.

2.4 In verband met het krediet is met ingang van 11 november 2003 een overlijdensrisicoverzekering gesloten bij Fatum welk een looptijd had tot 11 november 2005. Deze overeenkomst is na de looptijd niet geprolongeerd.

2.5 Ook in verband met het krediet is ingaande 1 augustus 2004 bij Assuria een overlijdens- risicoverzekering gesloten voor het bedrag van EUR.3.000,=.

2.6 Bij overeenkomst van 6 september 2005 is het krediet verhoogd naar EUR.10.000,=.

2.7 In verband met de verhoging van het krediet is op het bovenvermeld onroerend goed een tweede krediethypotheek gevestigd bij akte van 12 september 2005.

2.8 Na het overlijden van [persoon] is door Assuria het bedrag van EUR.3.000,= aan de bank uitgekeerd.

2.9 [eiseres] heeft in kort geding gevorderd dat de Bank haar het bedrag van EUR.2.682,= als schadevergoeding uitkeerde, waarbij zij als grondslag aanvoerde dat de Bank door het niet in orde maken van de overlijdensrisicoverzekering wanprestatie heeft gepleegd als gevolg van welke wanprestatie zij schade heeft geleden.

2.10 De kantonrechter in kort geding heeft de vordering bij vonnis van 23 maart 2007 toegewezen.

2.11 [eiseres] heeft in 2009 wederom een vordering ingediend tegen de Bank waarin zij vordert de openbare verkoop van bovenvermeld onroerend goed stop te zetten.

2.12 De kantonrechter in kort geding heeft de vordering bij vonnis van 30 juli 2009 toegewezen.

3. De vordering en de grondslag daarvan
3.1 De vordering in conventie
[eiseres] vordert, kort samengevat, dat de Kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

A.
Primair:
Voor recht verklaart dat de vorderingen van de Bank krachtens de met de erflater van [eiseres] gesloten kredietarrangementen d.d. 28 augustus 2003 en 6 september 2005 evenals de ten laste van [eiseres] gevestigde hypotheken te niet zijn gegaan.
Subsidiair:
Voor recht verklaart dat [eiseres] sinds het overlijden van [persoon] niet langer gehouden is de hypothecaire dekking met haar voorschreven onroerend goed in stand te houden ten behoeve van gedaagde;

B.De Bank beveelt binnen een week na de uitspraak van het ten deze te wijzen vonnis te royeren en door te halen deze ten laste van [eiseres] en ten behoeve van de Bank op haar onroerend goed gevestigde hypotheken.

C.Gedaagde veroordeelt tot betaling van een dwangsom van SRD.10.000,= voor iedere dag waarop zij in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen.

III Gedaagde veroordeelt in de kosten van dit geding.

3.2 De grondslag
[eiseres] voert als grondslag voor haar vordering aan dat de Bank door het niet in orde maken van de overlijdensrisicoverzekering wanprestatie heeft gepleegd jegens [persoon] en onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar als onderzetter. Het gevolg van die wanprestatie en het onrechtmatig handelen is dat het verzekeringsbedrag dat is uitgekeerd niet de gehele saldoschuld bedroeg van [persoon], doch slechts een deel daarvan, terwijl bij een adequate overlijdensrisicoverzekering de gehele saldoschuld zou zijn uitgekeerd en de Bank niet zou overgaan tot uitwinning van het ondergezet onroerend goed. Om die reden is [eiseres] van mening dat de Bank niet mag overgaan tot uitwinning van haar onroerend goed en moet de hypotheek geroyeerd worden.

3.3 De vordering in reconventie
De Bank vordert, kort gezegd, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat het door haar, de Bank, omstreeks 22 september 2007 aan [eiseres] betaalde bedrag van EUR.2.682,= door haar, de Bank, onverschuldigd is betaald;

II. [eiseres] veroordeelt om aan de Bank te betalen het bedrag van EUR.2.682,= met de wettelijke interessen daarover ad 6% ‘s jaars vanaf 10 februari 2009 tot aan de algehele voldoening.

3.4 De grondslag in reconventie
De Bank voert als grondslag aan dat de veroordeling tot betaling van EUR.2.682,= niet juist is en dat deze veroordeling in hoger beroep zal worden vernietigd. Zij voert aan dat zij geen enkele rechtsplicht had jegens [eiseres] en [persoon] en dat het onterecht is dat de kantonrechter die rechtsplicht heeft aangenomen.

3.5 Het verweer
Zowel de Bank als [eiseres] hebben, respectievelijk in conventie en reconventie, verweer gevoerd, op welk verweer de kantonrechter, voor zover van belang, terugkomt.

4. De beoordeling
In conventie
4.1 De Bank heeft als verweer aangevoerd dat haar door [eiseres] onterecht het verwijt wordt gemaakt dat zij ervoor had moeten zorgdragen dat het krediet voldoende was afgedekt door een overlijdensrisicoverzekering. Zij voert daarbij aan dat een dergelijke verplichting jegens [eiseres] of [persoon] niet bestaat en dat zij reeds genoeg dekking had door de gevestigde hypotheken. Zij stelt dat om die reden haar niet verweten kan worden dat door de afwezigheid van een adequate overlijdensrisicoverzekering [eiseres] thans schade lijdt.

4.2 [eiseres] heeft op dat verweer gereageerd door te stellen dat die verplichting wel bestond en verwijst daarbij naar de volgende documenten en feiten:1. Het kredietarrangement d.d. 28 augustus 2003 waarin is opgenomen dat als dekking via het agentschap van de Bank op het leven van [persoon] een overlijdensrisicoverzekering zal worden afgesloten; 2. De bepaling in dat arrangement dat de polis met de kwitanties gedurende de looptijd van het krediet onder berusting van de Bank zullen blijven; 3. Het schrijven d.d. 10 oktober 2005 van Fatum aan de bank waaruit blijkt dat ten aanzien van de verzekering de correspondentie loopt via de Bank; 4. Datzelfde schrijven d.d. 10 oktober 2005 van Fatum aan de Bank waarin aan de Bank kennis wordt gegeven van het feit dat de verzekering zal verlopen; 5. De algemene voorwaarden waarin in artikel 2 staat “de Bank en de cliënten zullen bij de uitvoering van transactie de nodige zorgvuldigheid in acht nemen en daarbij naar beste vermogen rekening houden met elkaars belangen”; 6. Het feit dat de Bank de premie voldeed en dan die premiebetaling op de rekening van [persoon] verhaalde; 7. Het kredietarrangement d.d. 6 september 2005 waarin is opgenomen “De voorwaarden en bepalingen zoals vastgelegd in ons arrangement van 28 augustus 2003 en onze aanvullende brieven van 8 april 2004 en 1 december 2004 blijven voor zover hiervan in het bovenstaande niet uitdrukkelijk wordt afgeweken, onveranderd op het krediet aan U van toepassing.”

4.3 [eiseres] stelt met bovenstaande verwijzingen dat uit alles blijkt dat het op de weg van de Bank heeft gelegen om de overlijdensrisicoverzekering bij termijnverloop te verlengen en bij verhogingen van het krediet te verhogen. Zij verwijt de Bank wanprestatie.

4.4 De Bank heeft op deze stellingen van [eiseres] haar standpunt gehandhaafd en aangevoerd dat zij niet degene is die de levensverzekeringsovereenkomsten had moeten sluiten, dat dat op de weg ligt van de cliënt die de kredietovereenkomst sluit.

4.5 De kantonrechter overweegt dat de Bank de stellingen van [eiseres] dat de voorwaarde voor een overlijdensrisicoverzekering gold voor alle kredietovereenkomsten, dat de polis en de kwitanties onder berusting van de Bank bleven tijdens de looptijd van het krediet en dat de correspondentie van de verzekeraar met de Bank werd gevoerd niet heeft weersproken.

4.6 De kantonrechter overweegt dat zij het eens is met [eiseres] haar standpunt dat de Bank onzorgvuldig en onrechtmatig heeft gehandeld door het niet afsluiten van een adequate levensverzekeringen ten behoeve van [persoon] en wel op grond van de volgende omstandigheden:

  1. Uit de overgelegde kredietarrangementen blijkt dat de DSB en [persoon] als voorwaarden overeen zijn gekomen dat als dekking een overlijdensrisicoverzekering gesloten zal worden: wie die overlijdensrisicoverzekering zou moeten beschermen is tussen partijen een discussiepunt geworden, doch is in beginsel niet relevant, nu het tussen partijen was overeengekomen als voorwaarde;
  2. Uit de overgelegde documenten en conclusies blijkt dat het de Bank is die de correspondentie met de verzekeraar voert;
  3. Uit de overgelegde documenten en conclusies blijkt dat de Bank de administratieve handelingen rond de levensverzekering pleegt, immers blijven de documenten onder hun beheer en dragen zij de premie af, waarna zij de rekening van de cliënt daarna belast voor het betaalde premiebedrag; daarnevens blijkt dat zelfs de kennisgevingen voor de prolongatie van de verzekering aan de Bank worden verzonden en niet aan de cliënt, waardoor ervan uitgegaan moet worden dat in de praktijk de handelingen rond het aangaan, de betaling, de verlenging, kennisgevingen en dergelijke steeds door de Bank worden gepleegd, in ieder geval geïnitieerd.;
  4. Dat de in het eerste kredietarrangement opgenomen voorwaarden ook golden voor de andere wijzigingen van het kredietplafond waardoor tussen partijen was overeengekomen dat voor alle wijzigingen een adequate overlijdensrisicoverzekering had moeten worden gesloten.

4.7 De kantonrechter is van oordeel dat op grond van bovenvermelde omstandigheden het in rechte is komen vast te staan dat de Bank de partij was die er zorg voor moest dragen dat de overlijdensrisicoverzekering in orde was voor het totale kredietbedrag en dat de Bank door daar geen zorg voor te dragen onzorgvuldig en onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] en jegens [persoon] wanprestatie heeft gepleegd.

4.8 De kantonrechter is van oordeel dat door het onzorgvuldig handelen van de Bank, de situatie is ontstaan dat bij het overlijden van [persoon] het saldo van het krediet niet volledig is uitgekeerd. Hierdoor is het aan de Bank zelf te wijten, althans is het door het toedoen van de Bank zelf, dat na het overlijden geen volledige uitkering van het saldo van het krediet heeft plaatsgevonden.

4.9 De kantonrechter is van oordeel dat hierdoor het beroep van [eiseres] op de wanprestatie van de Bank en het onrechtmatig handelen van de Bank op zijn plaats is en dat [eiseres] er terecht tegen opkomt dat alsnog het door haar ondergezette onroerend goed wordt uitgewonnen.

4.10 De kantonrechter is van oordeel dat de grondslag van [eiseres] is komen vast te staan waardoor het subsidiair gevorderde zal worden toegewezen.

4.11 Het primair gevorderde zal niet worden toegewezen nu niet kan worden gesteld dat de kredietarrangementen en de hypotheken te niet zijn gegaan.

4.12 Het subsidiair gevorderde kan wel worden toegewezen nu het in rechte is komen vast te staan dat de Bank jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld. Door dit handelen is het aan de Bank zelf te wijten dat zij geen uitkering heeft ontvangen ter hoogte van het saldo van het krediet en kan van [eiseres] niet gevergd worden dat zij daarvoor opdraait; zij is derhalve niet gehouden de hypothecaire dekking in stand te houden.

4.13 Ook het onder B en C gevorderde zal worden toegewezen met dien verstande dat de dwangsom zal worden gemitigeerd en gemaximeerd nu deze de kantonrechter bovenmatig voorkomt.

In reconventie
4.14 De kantonrechter overweegt ten aanzien van het reconventioneel gevorderde dat [eiseres] als verweer aanvoert dat de uitkering van het bedrag is gedaan op grond van een veroordelend vonnis. Om die reden kan niet gesteld worden dat het bedrag onverschuldigd is voldaan, zo stelt [eiseres].

4.15 De kantonrchter is het eens met [eiseres] dat het bedrag is betaald op grond van een veroordelend vonnis. Alleen op die grond reeds zal niet kunnen worden gesteld dat het bedrag onverschuldigd is betaald. Die onverschuldigde betaling zou pas kunnen worden aangenomen wanneer in hoger beroep of in een bodemgeschil zou komen vast te staan dat de Bank dat bedrag aan schadevergoeding niet verschuldigd is aan [eiseres].

4.16 De kantonrechter overweegt dat door de Bank echter geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan beoordeeld kan worden of de schadevergoeding aan [eiseres] terecht dan wel onterecht is uitgekeerd. De Bank beroept zich slechts op het feit dat er geen rechtsplicht bestond bij de Bank om de overlijdensrisicoverzekering te sluiten, hetgeen de kantonrechter in conventie reeds heeft besproken.

4.17 De kantonrechter zal het reconventioneel gevorderde dan ook afwijzen.

In conventie en reconventie
4.18 De kantonrechter zal de overige stellingen en weren van partijen niet verder bespreken nu deze niet langer relevant zijn en de Bank als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van het geding.

5. De beslissing
In conventie
5.1 Verklaart voor recht dat [eiseres] sinds het overlijden van [persoon] niet langer gehouden is de hypothecaire dekking met haar voorschreven onroerend goed in stand te houden ten behoeve van gedaagde;

5.2 Beveelt de Bank om binnen één week na betekening van dit vonnis te royeren of te doen royeren en door te halen deze ten laste van [eiseres en ten behoeve van de Bank op haar na te melden onroerend goed gevestigde hypotheken d.d. 17 september 2003 bij akte verleden ten overstaan van notaris mr. R.A. Soerdjbali en ten hypotheekkantore ingeschreven in register B [deel 1] onder [nummer 2] en bij akte van 12 september 2005, verleden ten overstaan van notaris mr. R.A. Soerdjbali, ingeschreven ten hypotheekkantore in register B [deel 2] onder [nummer 3] op 19 september 2005 op: – het recht van grondhuur vervallende 4 mei 2034 op het perceelland groot 0.3781 ha, gelegen in [district 2] te [gebied], deel uitmakende van het perceeelland, bekend als Serie A [nummer 1], nader aangeduid op de in viervoud overgelegde kaart van de landmeter in Suriname Ir. K.R. Koole d.d. 15 april 1993 met de letters ABCD en blijkens de in dorso gestelde aantekening van de landmeter in Suriname Ing. H. Kalloe d.d. 11 mei 1993, thans bekend als [gebied] Serie A [nummer 4];

5.3 Veroordeelt de bank tot betaling van een dwangsom van SRD1.000,=(eenduizend Surinaamse dollar) per dag, het bedrag van SRD100.000,= (honderduizend Surinaamse dollar) niet te bovengaand voor iedere dag dat de Bank in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;

5.4 Verklaart dit vonnis voor wat het condemnatoir gedeelte uitvoerbaar bij voorraad;

5.5 Wijst af het meer of anders gevorderde;

In reconventie
5.6 Wijst af het gevorderde.

In conventie en reconventie
5.7 Veroordeelt de bank in de kosten van dit geding aan de zijde van [eiseres] gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 172,= (honderd twee en zeventig Surinaamse dollar);

In conventie en reconventie
Aldus gewezen door mr. A.C. Johanns, kantonrechter-plaatsvervanger in het eerste kanton, en uitgesproken door Mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, kantonrechter-plaatsvervanger, ter openbare terechtzitting van het kantongerecht in het eerste kanton te Paramaribo van dinsdag 13 juli 2010, in tegenwoordigheid van mr. G. Mangal, fungerend-griffier.

w.g. G. Mangal w.g. A.C. Johanns
I.S. Chhangur-Lachitjaran