SRU-K1-2010-15

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-104042
  • Uitspraakdatum 23 december 2010
  • Publicatiedatum 24 september 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Arbeidsrecht. Kort geding. Een overeenkomst voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege na het verstrijken van de tijd waarvoor de overeenkomst is aangegaan. Een voorafgaande opzegging is dan niet vereist. Een uitzondering hierop is de overeenkomst voor bepaalde tijd die zonder tegenspraak (stilzwijgend) is voortgezet ( art 1615 e lid 3 BW jo art 1615 f leden 1 en 2 BW).

Uitspraak

A.R. no. 104042
23 december 2010

[eiser], wonende te [district],
gemachtigde: mr. C.A.F. Meijnaar, advocaat, eiseres in kort geding,

tegen,

DE ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME, rechtspersoon, gevestigd en kantoor houdende te Paramaribo,
gedaagde in kortgeding,
gemachtigde: mr. R. Sohansingh, advocaat.

1. Het proces verloop;
1.1. Dit blijkt uit de volgende processtukken:

  • het verzoekschrift, met producties, dat op 6 oktober 2010 ter griffie der kantongerechten is ingediend,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • de conclusie van repliek, met productie,
  • de conclusie van dupliek.

1.2 De uitspraak van het vonnis in kortgeding is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 Eiseres is op 10 maart 2008 een arbeidsovereenkomst aangegaan met gedaagde voor de duur van 6 maanden.

2.2 Bij overeenkomst van 11 september 2008 is de arbeidsovereenkomst voor de duur van 1 jaar verlengd, ingaande derhalve op 10 september 2008.

2.3 Bij overeenkomst, ondertekend op 12 januari 2010, is de arbeidsovereenkomst wederom verlengd voor een periode van een jaar, ingaande 10 september 2009.

2.4 Bij schrijven van 7 juli 2010 heeft gedaagde aan eiseres medegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst die zou expireren in september 2010 niet zal verlengen waarbij als reden werd opgegeven dat eiseres een hoog ziekteverzuim had, als gevolg waarvan met eiseres enkele keren is gesproken over haar verdere inzet, en dat geconstateerd is door gedaagde dat er weinig zicht is op haar verdere inzet.

2.5 Eiseres heeft op deze opzegging gereageerd en aangegeven dat zij het niet eens is met de opzegging en bereid is verder te werken.

2.6 Gedaagde heeft bij het Ministerie van Arbeid Technologische ontwikkeling en Milieu een aanvraag voor een ontslagvergunning ingediend in augustus 2010.

2.7 De Ontslagcommissie heeft op 2 september 2010 beschikking gewezen waarbij zij de ontslagvergunning niet heeft verleend.

2.8 Gedaagde heeft bij schrijven van 9 september 2010 aan eiseres medegedeeld dat de overeenkomst niet zal worden verlengd.

3. De vordering en de grondslag daarvan
3.1 De vordering:
Eiseres vordert, kort gezegd, dat de kantonrechter, bij vonnis in kortgeding, uitvoerbaar bij voorraad:

a. Gedaagde gelast om de dienstbetrekking met eiseres binnen een uur na deze uitspraak te hervatten totdat deze op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd onder verbeurte van een dwangsom van SRD. 10.000,= voor elke dag dat gedaagde geen gevolg geeft aan dit vonnis;
b. Gedaagde veroordeelt om aan eiseres het salaris en emolumenten over de maand september 2010 te betalen e.e.a. vermeerderd met de rente daarover ingevole artikiel 1614 q BW;
c. Gedaagde veroordeelt om eiseres haar loon uit te betalen totdat de dienstbetrekking op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd;
d. Gedaagde veroordeelt in de kosten van dit geding.

3.2 De grondslag:
Eiseres heeft als grondslag voor haar vordering aangevoerd dat het ontslag niet rechtsgeldig is omdat gedaagde geen ontslagvergunning heeft gekregen. Zij voert aan dat voor het ontslag een vergunning nodig was. Het handelen van gedaagde merkt zij aan als wanprestatie en als onrechtmatig handelen jegens haar.

4. Het verweer
Gedaagde heeft verweer gevoerd, op welk verweer de kantonrechter, voor zover van belang, hierna terugkomt.

5. De Beoordeling:
5.1 Gedaagde heeft als verweer aangevoerd dat in casu sprake is van een overeenkomst die steeds uitdrukkelijk is verlengd waardoor er geen opzegging nodig was en daardoor ook geen ontslagvergunning. Zij verwijst daarbij naar artikel 1615e BW en naar de rechtspraak waarbij zij enkele vonnissen heeft overgelegd.

5.2 Eiseres heeft op het verweer gereageerd door aan te geven dat er juist wel een ontslagvergunning vereist was en verwijst daarbij naar een vonnis in de zaak met arno.071503. Zij stelt tevens dat het niet de heersende rechtsopvatting is dat in gevallen als het onderhavige opzegging niet vereist is.

5.3 De kantonrechter overweegt dat de vraag die partijen verdeeld houdt de vraag is of bij het beëindigen van een overeenkomst als de onderhavige ingevolge de wet opzegging vereist is of niet.

5.4 De kantonrechter overweegt allereerst dat het door eiseres aangehaald vonnis een arbeidsovereenkomst betrof waarbij enkele andere zaken speelden dan in de onderhavige zaak: het betrof een arbeidsovereenkomst tussen een werknemer en een werkgever waarbij na een paar jaar de werkgever veranderde, doordat het bedrijf overgenomen werd door een ander bedrijf. In die zaak werd getwist over de status van de arbeidsovereenkomst direct na de overname, voorts de status van de overeenkomst nadat deze verstreken was en niet gelijk schriftelijk is verlengd, het effect van een overplaatsing naar een andere afdeling op de overeenkomst en over de vraag of gedaagde in die zaak uitdrukkelijk heeft aangegeven dat zij een nieuwe overeenkomst aanging met eiseres in die zaak. De kantonrechter heeft ten slotte geoordeeld dat in dat geval sprake was van een overeenkomst die zonder tegenspraak is voortgezet.

5.5 De kantonrechter overweegt dat in casu andere feiten en omstandigheden aan de orde zijn. De beantwoording van de vraag of er opzegging nodig was zal moeten geschieden aan de hand van de feiten en omstandigheden die in deze zaak aan de orde zijn, namelijk dat eiseres een overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, welke twee maal uitdrukkelijk is voortgezet voor een periode van een jaar.

5.6 De kantonrechter overweegt dat in de artikelen 1615 e en 1615 f van het BW is geregeld wanneer voorafgaande opzegging nodig is. Deze opzegging is niet nodig wanneer het een overeenkomst betreft voor bepaalde tijd. In dat geval eindigt de overeenkomst van rechtswege na het verstrijken van de tijd waarvoor de overeenkomst is aangegaan.

Voorts geldt het vereiste van voorafgaande opzegging toch wel wanneer het een overeenkomst voor bepaalde tijd betreft die zonder tegenspraak is voortgezet (artikel 1615e lid 3 BW jo artikel 1615 f leden 1 en 2 BW). Er wordt dan uitgegaan van een stilzwijgende voortzetting.

5.7 De kantonrechter overweegt dat blijkens de overgelegde overeenkomsten de arbeidsovereenkomst twee maal uitdrukkelijk is voortgezet en niet stilzwijgend, waardoor van het geval genoemd in artikel 1615 f geen sprake is en voorafgaande opzegging niet noodzakelijk is. De overeenkomst eindigde van rechtswege na het verloop van de termijn. De gang van gedaagde naar de ontslagcommissie is naar het oordeel van de kantonrechter daardoor overbodig geweest. Het niet verlenen van de vergunning heeft hierdoor geen invloed op de rechtsgeldigheid van het ontslag.

5.8 De kantonrechter overweegt dat, nu het ontslag als rechtsgeldig moet worden aangemerkt het gevorderde moet worden geweigerd.

5.9 De kantonrechter zal de overige stellingen en weren van partijen niet verder bespreken nu deze niet langer relevant zijn en eiseres, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de kosten van dit geding.

6. De beslissing
6.1 Wijst af het gevorderde;

6.2 Veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Aldus gewezen en uitgesproken door mr. A.C. Johanns, kantonrechter- plaatsvervanger in kortgeding, ter openbare terechtzitting van het kantongerecht in het eerste kanton te Paramaribo van donderdag 23 december 2010, in tegenwoordigheid van mr. D. Ramdin, fungerend-griffier.