- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-103954
- Uitspraakdatum 11 augustus 2011
- Publicatiedatum 12 juli 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
– Het spoedeisend belang in een kort geding wordt bepaald door de aard van het belang dat eiser heeft en niet door de termijn waarin zij opkomt tegen schending van dat belang.
– Blijkens het bepaalde in artikel 84 Rv is de verzet termijn veertien dagen. De termijn begint te lopen of na de aanzegging van het vonnis of na van enige uit kracht daarvan opgemaakt of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde persoon, of na het plegen van door deze van enige daad, waaruit noodzakelijk voortvloeit, dat het vonnis of de aangevangen ten uitvoerlegging hem bekend is.
(art. 84 Rv)SJB 2011/3
Uitspraak
[eiser] ca [gedaagde], Ktr. 11 augustus 2011, A.R. 103954
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 103954
11 augustus 2011
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiser],
wonende in [land],
eiser,
gemachtigde: mr. I.S. Lalji, advocaat,
tegen
[gedaagde],
wonende in [district 1],
gedaagde,
gevolmachtigde: M.H. Visser, consultant.
1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
– het verzoekschrift dat met de producties op 30 september 2010 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
– de mondelinge conclusie van eis d.d. 21 oktober 2010;
– de conclusie van antwoord d.d. 16 december 2010, met de producties;
– de conclusies van repliek d.d. 10 februari 2011, met de productie;
– de conclusie van dupliek d.d. 7 april 2011, met de productie;
– de conclusie tot uitlating d.d. 5 mei 2011.
1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Op 30 oktober 2008 is eiser bij vonnis van de kantonrechter in de zaak bekend onder A.R. No. 075454 onder meer het volgende verbod opgelegd:
“Om het resterend deel van het perceelland groot zeven hectaren en tien aren, gedeelte van het perceelland groot zeven hectaren en achtentwintig aren, gelegen aan het [pad] in [district 2], ten westen van de [plantage] en bekend als afdeling I Sectie [plantage] [nummer 1], vroeger bekend als [nummer 2], waarvan op vijftien maart negentien vijf en tachtig een perceelkaart is vervaardigd door de landmeter in Suriname waaruit blijkt dat het resterend deel een oppervlakte heeft van twee hectaren, zestien aren en veertig centiaren en aangeduid met de letters ADEF te vervreemden, zolang niet in bodemprocedure uiteindelijk is beslist over de rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst, die beweerdelijk tussen gedaagde en eiser totstand is gekomen met betrekking tot dit perceelgedeelte en naar aanleiding van welke koopovereenkomst is opgemaakt de akte, die op 26 september 2005 ten overstaan van notaris J.G. Kemp is verleden”.
In de hiervoor vermelde zaak, die gedaagde (toen eiser) tegen eiser (toen gedaagde) aanhangig had gemaakt is eiser bij verstek veroordeeld.
2.2 In het register op het Hypotheekkantoor is op grond van het hiervoor vermeld vonnis een aantekening gemaakt.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiser vordert:
Primair:
– hem te ontvangen in zijn kort geding c.q. hem toe te staan in kort geding te procederen;
– het oproepexploit in de zaak arno 075454 voor oproep van eiser voor de dag der eerste behandeling nietig te verklaren;
– het betekeningsexploit waarbij het vonnis arno 075454 aan eiser is betekend nietig te verklaren;
– het gelasten van de doorhaling van de aantekening in het hypotheekregister, ingeschreven onder A244/2484 in de registers en eiser bij vonnis te machtigen die doorhaling te doen geschieden op kosten van gedaagde;
– veroordeling van gedaagde in de kosten van het proces.
Subsidiar:
– veroordeling van gedaagde om binnen een week na uitspaak de doorhaling van de aantekening in het hypotheekregister, ingeschreven onder A244/2484 in de registers te doen geschieden op kosten van gedaagde en onder verbeurte van een dwangsom van SRD 10.000,= per dag voor elke dag dat gedaagde weigerachtig blijft aan het vonnis te voldoen.
3.1.1 Mede is gevorderd uitvoerbaar verklaring van het vonnis bij voorraad.
3.2 Eiser legt, naast de feiten vermeld onder 2, aan zijn vordering ten grondslag dat het oproepingsexploit in de zaak bekend onder A.R. No. 075454 nietig is, omdat gedaagde hem opzettelijk op een verkeerd adres heeft doen oproepen. Met name heeft gedaagde hem op het adres aan [adres 1], [woonplaats] [land] doen oproepen, terwijl het bij gedaagde bekend is dat eiser sedert 2002 woont op het adres aan [adres 2], postcode [nummer 3] in de [woonplaats] [land]. Om die reden kan het vonnis niet langer stand houden omdat het op grond van een nietig exploit is gewezen.
3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd welk verweer voor zover voor de beslissing van belang, hierna zal worden besproken.
4. De beoordeling
4.1 Eiser stelt als spoedeisend belang dat hij vanwege de in het hypotheekregister gemaakte aantekening in zijn economisch handelen wordt belemmerd en wel in die zin dat hij geen leningen kan nemen en evenmin over zijn eigendommen kan beschikken. Gedaagde weerspreekt het spoedeisend belang van eiser en voert daartoe zoals de kantonrechter in kort geding haar begrijpt aan, dat eiser sedert 28 oktober 2009 bij het aanvragen van een hypothecair uittreksel bekend is geworden met het vonnis, doch dat hij heeft nagelaten onmiddellijk verzet daartegen te wenden. Voor zover gedaagde op het oog heeft dat eiser een jaar lang heeft stilgezeten en aldus geen spoedeisend belang heeft, gaat dit verweer naar het oordeel van de kantonrechter in kort geding niet op. Dit, omdat het belemmerd worden in het economisch handelen reeds een spoedeisend belang aangeeft. Nu gedaagde de stelling ter zake de belemmering in het economisch handelen niet heeft weersproken en die stelling volgens de algemene regels van het procesrecht als niet weersproken vaststaat zal eiser wel worden ontvangen in het kort geding.
4.2 Als niet weersproken staat vast dat gedaagde eiser in de zaak bekend onder A.R,. no.075454 op het verkeerde adres heeft doen oproepen en kennis droeg van het juiste verblijfadres van eiser, doch heeft het rechtsgtevolg wat eiser met deze stellingen beoogt pas kans van slagen als hij nog de mogelijkheid van verzet heeft tegen het bedoeld vonnis. Gedaagde werpt tegen dat eiser zelf stelt dat formeel de verzettermijn reeds is verstreken en om die reden deze procedure in kort geding niet door eiser gebruikt kan worden om alsnog op verkapte wijze tegen het bedoelde vonnis in verzet te willen komen. Zoals de kantonrechter in kort geding dit verweer van gedaagde begrijpt stelt zij zich op het standpunt dat eiser middels het instellen van de onderhavige vordering een verkapte vorm van verzet instelt en misbruik maakt van het procesrecht omdat eiser volgens de regels van het procesrecht niet meer in verzet kan gaan. In reactie op dit verweer stelt eiser dat hij nimmer heeft gesteld dat hij niet meer in verzet kan komen, doch constateert de kantonrechter in kort geding dat eiser zichzelf weerspreekt. Zoals blijkt uit de stelling van eiser onder 15 van het inleidend verzoekschrift stelt hij zelf dat hij niet meer in verzet kan komen, vanwege het feit dat formeel de verzettermijn verstreken is. Nu eiser aanvoert dat hij dit nimmer heeft gesteld neemt de kantonrechter in kort geding aan dat eiser terugkomt op zijn stelling, zodat thans ter beoordeling ligt of eiser nog in verzet tegen dit vonnis zal kunnen gaan. In dat licht stelt de kantonrechter in kort geding voorop dat blijkens het bepaalde in artikel 84 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de verzettermijn veertien dagen is en die termijn begint te lopen òf na de aanzegging van het vonnis òf na van enige uit kracht daarvan opgemaakte òf ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, òf na het plegen door deze van enige daad, waaruit noodzakelijk voortvloeit, dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is.Vaststaat, en zoals dat uit het ten processe door eiser overgelegde uittreksel uit het Hypotheekkantoor blijkt, dat eiser sedert 28 oktober 2009 kennis droeg van het bedoelde vonnis. Gesteld noch gebleken is dat eiser sedert die datum tot heden in verzet tegen het bedoelde vonnis is gegaan. Integendeel heeft eiser in stede van het kiezen van het in verzet gaan ervoor gekozen de onderhavige vordering in kort geding tegen gedaagde in te stellen. Dit alles, in onderling samenhang beschouwd met het bepaalde in artikel 84 Rv, brengt de kantonrechter in kort geding tot het oordeel dat eiser geen kans meer heeft om verzet tegen het bedoelde vonnis aan te wenden, zodat hij niet ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering.
4.3 Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
5.1 Verklaart eiser niet ontvankelijk in zijn vordering.
5.2.1 Veroordeelt eiser in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu en in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, mr. R.G. Rodrigues, op donderdag 11 augustus 2011 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de fungerend-griffier mr. D. Ramdin.
w.g. D. Ramdin w.g. S.M.M. Chu
R.G. Rodrigues