SRU-K1-2011-13

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-100200
  • Uitspraakdatum 28 april 2011
  • Publicatiedatum 17 juli 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Inschrijving van de handelsnaam in het Handelsregister van een lid land van het Verdrag van Parijs (i.c. Nederland) biedt krachtens art. 8 van bedoeld verdrag, bescherming in alle landen van de Unie (waaronder Suriname) om bedoelde handelsnaam te gebruiken of te voeren. Gedaagden kan derhalve NIET verboden worden die handelsnaam in Suriname te voeren. (Wet Intellectueel Eigendom 1999, Handelsnaamwet (GB 1931 no. 65), art. 8 Verdrag van Parijs)

    SJB

Uitspraak

Kantonrechter in Kort geding
A.R. no. 100200
28 april 2011

Vonnis in de zaak van

INTERVAST SURINAME NV, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
gemachtigde: mr. A.D. Soedamah, advocaat,
eiseres in kort geding,
hierna te noemen: “Intervast”,

tegen

A. [gedaagde a],
B. [gedaagde b], beiden wonende in Nederland,
C. PROJCT GROEP SURINAMDE 2003 NV, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,

gedaagden in kortgeding,
gemachtigde voor gedaagden: mr. M.F.S. Ishaak, advocaat,
hierna te noemen: ” [gedaagde a], [gedaagde b] en de Project Groep”,

Dit vonnis bouwt voort op het tussenvonnis van 5 augustus 2010.

1. Het verdere proces verloop:
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken:
– Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 januari 2011, aangetekend op de kaft van het proces-dossier;
– De respectieve conclusies tot uitlating na niet gehouden comparitie zijdens elk der partijen.

1.2 De uitspraak van het vonnis in kort geding is bepaald op heden.

2. De feiten, de vordering en de grondslag daarvan
Hiervoor verwijst de kantonrechter naar bovenvermeld tussenvonnis.

3. De beoordeling
3.1 De kantonrechter overweegt dat Intervast vordert dat gedaagden wordt verboden om de naam van Intervast Nederland te voeren. Intervast voert daarbij als grondslag aan dat zij reeds 10 jaar lang het intellectueel eigendom bezit van de handelsnaam “Intervast Suriname NV”.

3.2 Gedaagden hebben als verweer aangevoerd dat [gedaagde a] en [gedaagde b] reeds op 1 januari 1995 in het Handelsregister in Nederland het bedrijf Intervast VOF hebben ingeschreven. Zij beroepen zich op het Verdrag van Parijs waaruit voortvloeit dat ook in Suriname hun inschrijving van de handelsnaam Intervast VOF beschermd dient te worden. Eigenlijk, zo stellen gedaagden, is Intervast Nederland al vanaf 1994 actief en opgericht door de heer [naam 1]. De heer [naam 2], broer van [naam 1], heeft op een gegeven moment Intervast Suriname opgericht, terwijl het juist de bedoeling was dat hij het bedrijf van zijn broer [naam 1], in Suriname bekendheid zou geven en het bedrijf van de broer in Suriname zou inschrijven ten behoeve van dat bedrijf. Het is gebleken, zo stellen gedaagden, dat [naam 2], in tegenstelling tot wat van hem verwacht werd, de naam voor zichzelf heeft ingeschreven in Suriname en een eigen bedrijf begon. Zij voeren aan dat het juist [naam 2] is die geen gebruik zou mogen maken van de naam Intervast. Intervast Nederland werkt al lang op de markt in Suriname en indien er verwarring ontstaat, dan is dat geheel te wijten aan [naam 2] en Intervast Suriname. Zij voeren aan dat zij zich niet onrechtmatig gedragen jegens Intervast Suriname. Zij voeren voorts aan dat Intervast Suriname het logo niet heeft ingeschreven waardoor de vordering betreffende het logo niet kan worden gehonoreerd.

3.3 De kantonrechter overweegt dat Intervast op het verweer van gedaagden heeft geregeerd door te stellen dat de inschrijving van Intervast Nederland in Nederland niet relevant is voor Suriname omdat de onderhavige zaak betreft het gebruik van de naam in Suriname. Zij maakt onderscheid tussen inschrijving op grond van de handelsnaamwet, welke alleen bescherming geeft in het land zelf, en inschrijving op grond van de Wet Intellectuele Eigendom, welke inschrijving internationale bescherming biedt. Nu alleen Intervast Suriname de naam heeft ingeschreven op grond van de Wet Intellectueel Eigendom in 1999, wordt Intervast Suriname beschermd door de wet.

3.4 Gedaagden hebben op die reactie aangegeven dat het verdrag wel bescherming biedt aan bedrijven die onder de handelsnaamwet zijn ingeschreven en verwijzen daarbij naar artikel 8 van het verdrag van Parijs: “de handelsnaam zal in alle landen der Unie, zonder verplichting van depot of inschrijving beschermd worden, onverschillig of hij al dan niet deel uitmaakt van een fabrieks of handelsmerk”. Hiermee, zo stellen gedaagden, weerleggen zij de stellingen van Intervast, als zou slechts Intervast bescherming genieten onder dit verdrag.

3.5 De kantonrechter heeft een comparitie van partijen gelast tijdens welke comparitie gedaagden niet zijn verschenen vanwege verschillende omstandigheden. De comparitie heeft daardoor geen voortgang gehad.

3.6 De kantonrechter overweegt dat uit de overgelegde producties blijkt dat, inderdaad Intervast Nederland eerst is ingeschreven in Nederland en Intervast Suriname daarna in Suriname. Voorts blijkt dat beide bedrijven in beide landen werken, althans wensen te werken. Daarnevens blijkt dat partijen daarover eerder afspraken hebben gemaakt, waaronder de afspraak dat Intervast Nederland in Nederland de naam voert en Intervast Suriname in Suriname. Hierna, zo blijkt het, zijn partijen toch in het andere land gaan werken waardoor zij elkaar ervan beschuldigen voor de verwarring te zorgen.

3.7 De kantonrechter overweegt dat de vraag die uiteindelijk partijen verdeeld houdt die is of Intervast Nederland zich op enige bescherming mag beroepen in Suriname, waardoor zij door haar inschrijving in Nederland ook het recht heeft om in Suriname de handelsnaam te gebruiken. Hierdoor kan de vordering voor het verbod niet worden toegewezen.

3.8 De kantonrechter overweegt dat het tussen partijen vaststaat dat Intervast Nederland zich in 1995 heeft ingeschreven onder de naam Bureau Intervast V.O.F. in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken in Den Haag.

3.9 De kantonrechter overweegt voorts dat door gedaagden is aangevoerd en dat door Intervast betwist, dat artikel 8 van het verdrag van Parijs bescherming biedt in alle landen van de Unie, waaronder ook Suriname.

3.10 De kantonrechter is van oordeel dat hiermee gedaagden hun verweer aannemelijk hebben gemaakt, dat zij de naam in Suriname mogen dragen en daar niet toe verboden kunnen worden.

3.11 De kantonrechter zal om die reden dan ook het gevorderde weigeren en Intervast, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de kosten van dit geding.

4. De beslissing

4.1 Wijst af het gevorderde;

4.2 Veroordeelt Intervast in de kosten van dit geding aan de zijde van gedaagden gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Aldus gewezen door mr. A. C. Johanns, kantonrechter-plaatsvervanger in kortgeding, en uitgesproken door mr. M. Mettendaf, kantonrechter-plaatsvervanger, ter openbare terechtzitting van het kantongerecht in het eerste kanton te Paramaribo van donderdag 28 april 2011, in tegenwoordigheid van mr. D. Ramdin, fungerend-griffier.

 

w.g. D. Ramdin w.g. A.C. Johanns

w.g. M. Mettendaf