SRU-K1-2011-14

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-073272
  • Uitspraakdatum 02 augustus 2011
  • Publicatiedatum 24 juli 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Eisers hebben middels feiten en omstandigheden hun stelling onderbouwd dat zij te goeder trouw en langer dan dertig jaren voortdurend en onafgebroken ongestoord, openbaar en niet dubbelzinnig in het bezit van het perceel zijn geweest. Op deze onderbouwde stelling heeft gedaagde geen gemotiveerd verweer gevoerd, zodat de kantonrechter het ervoor dient te houden dat zulks het geval is en slagen eisers om die reden in hun beroep op de verkrijgende verjaring. (artt. 639, 1984 jo 1976 BW)

    SJB

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. No. 073272
2 augustus 2011

In naam van de Republiek

Vonnis in de zaak van:
A. [eiser 1],
B. [eiser 2],
beiden wonende te [district 1],
eisers,
gemachtigde van beiden: mr. E.C.M. Hooplot

tegen

[gedaagde],
wonende te [district 1],
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.R. Ramrattansing, advocaat.

1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en -handelingen:
– het inleidend verzoekschrift dat met de producties op 19 juli 2007 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
– de mondelinge conclusie van eis d.d. 20 november 2007;
– de conclusie van antwoord en uitlating productie d.d. 15 april 2008, met de producties;
– de conclusie van repliek en uitlating d.d. 17 juni 2008;
– de conclusie van dupliek d.d. 21 oktober 2008;
– de rolbeschikking d.d. 6 april 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
– het proces-verbaal d.d. 6 mei 2010 betreffende de gehouden comparitie van partijen;
– de conclusie tot overlegging van de producties d.d. 20 juni 2010;
– de door eisers genomen conclusie na gehouden comparitie van partijen d.d. 6 juli 2010;
– de door gedaagde genomen conclusie na gehouden comparitie van partijen d.d. 3 augustus 2010.

1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

1.2 De feiten
2.1 [naam 1] was in algehele gemeenschap gehuwd met [naam 2] 231/Er. Zij waren de grootouders van gedaagden.

2.2 Sedert begin jaren veertig bewoonden en bewerkten de grootouders van eisers een gedeelte van de grond [woonplaats] gelegen aan het [gebied] in [district 2], thans [district 1], krachtens een met de toenmalige eigenaren bestaand rechthebbende pachtverhouding.

2.3 In het jaar 1946 heeft de landmeter A.E. Calor de hiervoor vermelde grond [woonplaats] uitgemeten en bij [naam 1] in gebruik zijnde gedeelten van deze grond op de uitmetingskaart aangeduid met de [nummer 1], [nummer 2], [nummer 3].

2.4 [naam 1] heeft op verschillende tijdstippen de percelen [nummer 1] en [nummer 2] en naderhand [nummer 3] van de toenmalige eigenaren gekocht.

2.5 Bij notariële akte d.d. 4 oktober 1962 zijn de percelen [nummer 1] en [nummer 2] aan [naam 1] juridisch overgedragen met de volgende kadastrale omschrijving:
“a. het perceelland groot een hectare vier en zestig aren en acht en dertig centiaren, aangeduid op de kaart van de landmeter A.E. Calor d.d. veertien mei negentienhonderd zes en veertig door de figuur in rood en op de verzamelkaart van genoemde landmeter d.d. veertien mei negentienhonderd zes en veertig met het [numme 2], benevens de voorlangs dit perceel lopende strook grond, groot een are en zes en zeventig centiaren op de voormelde kaart aangeduid met de letters ABCDEF;

b. het perceelland groot een hectare een en twintig aren en vijf en zestig centiaren, aangeduid op de kaart van de landmeter A.E. Calor d.d. veertien mei negentienhonderd en zes en veertig door de figuur rood en op de verzamelkaart van genoemde landmeter d.d. veertien mei negentienhonderd zes en veertig met het [nummer 1], benevens de voorlangs dit perceel lopende strook grond, groot twee aren en op voormelde kaart aangeduid met de letters ABCD”.

3. De vordering, de grondslag en het verweer
3.1 Eisers vorderen:

a) verklaring voor recht dat zij door verjaring eigenaar zijn geworden van het perceelland gelegen in [district 2], thans [district 1], deeluitmakende van de grond [woonplaats] en op de van deze grond vervaardigde verzamelkaart van de landmeter A.E. Calor d.d. 14 mei 1946 aangeduid met het [nummer 3].
b) veroordeling van gedaagde dit perceelland binnen een week na de uitspraak van dit vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn te ontruimen en te verlaten met al wie of wat zich daarop van zijnentwege mocht bevinden.
c) hen te machtigen om, indien gedaagde daarmede in gebreke mocht blijven de ontruiming zelf uit te voeren desnoods met behulp van de Sterke Macht;
d) veroordeling van gedaagde om aan eisers tegen kwijting te betalen alle door eiseres geleden en nog te lijden schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet e.e.a. vermeerderd met de rente hierover ad 6% per jaar ingaande de dag van indiening van dit verzoekschrift tot aan de algehele voldoening.
e) veroordeling van gedaagde tot betaling van een dwangsom van SRD 10.000,- per dag voor iedere dag waarop hij de eisers stoort in het rustig en vreedzaam genot van dit perceelland.

3.1.1 Mede is gevorderd uitvoerbaar verklaring van het vonnis bij voorraad.

3.2 Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat zij wegens verkrijgende verjaring eigenaar zijn geworden van het perceel [nummer 3]. Daartoe stellen zij naast de feiten vermeld onder 2, dat:

  • hun grootouders voortdurend en onafgebroken ongestoord openbaar en niet dubbelzinnig het bedoelde perceel als eigenaar hebben bezeten door daarop landbouw en veeteelt activiteiten te ontplooien;
  • [naam 1] bij notariële akte d.d. 1 oktober 1965 aan zijn dochter [naam 3] het perceel [nummer 2] heeft verkocht en vervolgens bij notariële akte d.d. 7 februari 1973 het perceelland [nummer 1] aan [naam 3] heeft verkocht.
  • [naam 3] de moeder van eisers was;
  • [naam 3] vanaf haar geboorte bij [naam 1] inwoonde en hij alle drie percelen met [nummer 1], [nummer 2], [nummer 3] heeft geleverd, op welke percelen [naam 3] de landbouw en veeteelt activiteiten van haar vader heeft voortgezet;
  • [naam 3] hierdoor het bezit als eigenaar ook van het perceel [nummer 3] van [naam 1] heeft overgenomen en voortgezet, hetgeen ongestoord, openbaar ondubbelzinnig, voortdurende en onafgebroken heeft plaatsgevonden;
  • [naam 3] in 1981 is komen te overlijden, doch dat zij voor haar overlijden de percelen [nummer 1], [nummer 2] aan eisers, die vanaf hun geboorte bij haar inwoonden juridisch heeft overgedragen en daarmede ook feitelijk perceel [nummer 3] aan hen heeft overgedragen;
  • eisers het bezit als eigenaar van perceel [nummer 3] op dezelfde voet als hun grootouders en moeder ongestoord, openbaar ondubbelzinnig en onafgebroken hebben voortgezet;
  • eisers sedert 1946 bestaande omrastering hebben hersteld c.q. vernieuwd op welk perceel zij een veertigtal koeien houden en evenals hun grootouders en moeder andere landbouwactiviteiten ontplooien;
  • zij het perceel al langer dan 20 c.q. 30 jaar te goeder trouw bezitten en zij hun rechtsvoorgangers in de verkrijging van dit perceel zijn opgevolgd;
  • gedaagde ultimo november 2006 zonder hun toestemming de prikkeldraad afrastering en draadpalen van het perceelland [nummer 3] heeft verwijderd en vernield zonder hun toestemming het desbetreffende perceel heeft betreden;
  • gedaagde ondanks protest van eisers bouwactiviteiten op het desbetreffende perceel heeft ontplooid;
  • dat gedaagde als politieambtenaar misbruik van zijn ambtelijke bevoegdheden heeft gemaakt zonder enig recht op het bedoelde perceelland te hebben.

3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd, welk verweer voor zover voor de beslissing van belang, hierna zal worden besproken.

4. De beoordeling
4.1 Gedaagde voert aan dat [naam 4] het bedoelde perceel [nummer 2] op 3 juli 1946 heeft gekocht van de heer [naam 5], doch dat de juridische overdracht daarvan tot heden niet heeft plaatsgevonden. Nu gedaagde zelf stelt dat de juridische overdracht van dit perceel tot heden niet aan de familie [naam 4] heeft plaatsgevonden, leidt dit tot de slotsom dat de eigendom van dit perceel nimmer op de familie [naam 4] is overgegaan en de familie [naam 4] tot heden geen enkele zakelijke titel op het hiervoor vermelde perceel heeft gehad en heeft. In dat licht brengt de kantonrechter gedaagde in herinnering dat ingevolge artikel 670 van het Burgerlijk Wetboek de juridische overdracht van een onroerend goed, in casu betreft het perceel [nummer 3], geschiedt door overschrijving van de akte in de daartoe bestemde openbare registers.

4.2 Gedaagde voert voorts aan dat de familie [naam 4] sedert het jaar 1935 het perceel [nummer 3] bewoont en beplant, doch spreekt zichzelf in diezelfde conclusie tegen dat de familie [naam 4] op een gegeven moment van het perceel [nummer 3] is verhuisd. Ter comparitie van partijen heeft gedaagde zelf verklaard dat de familie [naam 4] in de jaren vijftig is verhuisd van het perceel en heeft hij als deelgerechtigde in het nalatenschap van de familie [naam 4] toestemming van de overige erfgenamen verkregen om op perceel [nummer 3] een woning te bouwen. De woning heeft gedaagde, zoals hijzelf heeft verklaard, in het jaar 2006 gebouwd. Deze feiten en omstandigheden leiden tot de conclusie dat de familie [naam 4], zijnde de voorouders en ouders van gedaagde sedert het jaar 1950 nimmer het bedoelde perceel hebben bewerkt en bewoond.

4.3 Gedaagde werpt tegen dat eisers geen enkel recht of titel op dat perceelland kunnen aantonen en daardoor nooit eigenaars zijn geweest van dat perceelland. Dit verweer echter, gaat naar het oordeel van de kantonrechter niet op, omdat ook hetzelfde geldt voor gedaagde. Zoals reeds onder 4.1 is overwogen heeft de familie [naam 4] geen enkele titel op het bedoelde perceelland.Voorts gaat het verweer van gedaagde dat eisers geen enkel recht of titel op het bedoelde perceelland kunnen aantonen in dit geval niet op, omdat eisers zich erop beroepen eigenaar van het bedoelde perceelland te zijn geworden op grond van de verkrijgende verjaring. In dat licht stelt de kantonrechter voorop dat blijkens het bepaalde in artikel 639 van het Burgerlijk Wetboek verjaring een wijze van eigendomsverkrijging is. In dat geval wordt blijkens het bepaalde in de artikelen 1984 juncto artikel 1976 van het Burgerlijk Wetboek de eigendom van het onroerende goed middels verjaring verkregen, indien degene die zich daarop beroept te goeder trouw voortdurend en onafgebroken, ongestoord, openbaar en niet dubbelzinnig in het bezit van de zaak is geweest. Daarbij is vereist dat degene die zich op de verkrijgen verjaring beroept te goeder trouw het bezit gedurende dertig jaren heeft gehad zonder dat hij genoodzaakt kan worden de titel te tonen.Eisers hebben middels feiten en omstandigheden hun stelling onderbouwd dat zij te goeder trouw en langer dan dertig jaren voortdurend en onafgebroken ongestoord, openbaar en niet dubbelzinnig in het bezit van perceel [nummer 3] zijn geweest. Op deze onderbouwde stelling heeft gedaagde geen gemotiveerd verweer gevoerd, zodat de kantonrechter het ervoor dient te houden dat zulks het geval is en slagen eisers om die reden in hun beroep op de verkrijgende verjaring.

4.4 Vaststaat dat gedaagde de omrastering van het bedoelde perceelland heeft vernield dan wel zonder toestemming van eisers de omrastering heeft verwijderd, en zonder hun toestemming het bedoelde perceelland heeft betreden om een woning op dat perceelland te bouwen. Dit, terwijl hij – zoals reeds onder 4.1 is overwogen – geen enkele zakelijke titel op het perceel bezit. Evenmin is gebleken dat gedaagde of de familie [naam 4] sedert het jaar 1950 in het bezit is van het bedoelde perceelland is geweest. Gedaagde beroept zich evenwel op dat hij vanwege zijn vermeend recht op het perceelland zich daarop mocht begeven en bouwen, doch diende hij naar het oordeel van de kantonrechter vanwege het geschil wie al dan niet eigenaar van het perceelland is een vordering tegen eisers – die toen in het bezit waren van dat perceelland – in te stellen. In stede daarvan heeft gedaagde ervoor gekozen het recht in eigen handen te nemen, hetgeen reeds een onrechtmatige daad is jegens eisers oplevert.

4.5 Nu het beroep van eisers slaagt op de verkrijgende verjaring en gebleken is dat gedaagde een onrechtmatige daad jegens eisers heeft gepleegd zal de vordering van eisers als op de wet gegrond worden toegewezen.

4.6 Voor wat betreft de ontruimingstermijn acht de kantonrechter het redelijk en billijk gedaagde een termijn van twee maanden na betekening van dit vonnis te gunnen.

4.7 Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5. De beslissing
5.1 Verklaart voor recht dat eisers, door verjaring eigenaars zijn geworden van het perceelland gelegen in [district 2], thans [district 1], deeluitmakende van de grond [woonplaats] en op de van deze grond vervaardigde verzamelkaart van de landmeter A.E. Calor d.d. 14 mei 1946 aangeduid met het [nummer 3].

5.2 Veroordeelt gedaagde om het perceelland vermeld onder 5.1. binnen twee maanden na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met al wie of wat zich daarop zijnentwege mocht bevinden.

5.3 Machtigt eisers om, indien gedaagde daarmede in gebreke mocht blijven de ontruiming zelf uit te voeren, desnoods met behulp van de Sterke Macht.

5.4 Veroordeelt gedaagde om aan eisers tegen kwijting te betalen alle door eisers geleden en nog te lijden schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet e.e.a. vermeerderd met de wettelijke rente hierover ad 6% per jaar ingaande de dag van indiening van dit verzoekschrift tot aan de algehele voldoening.

5.5 Veroordeelt gedaagde tot betaling van een dwangsom van SRD 10.000,- (Tienduizend Surinaamse Dollar) per dag voor iedere dag waarop hij de eisers stoort in het rustig en vreedzaam genot van dit perceelland.

5.6 Verklaart hetgeen onder 5.2, 5.3, 5.4 en 5.5. is beslist uitvoerbaar bij voorraad.

5.7 Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eisers gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 172,- (Eenhonderd en Tweeenzeventig Surinaamse Dollar).

Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton mr. S.M.M. Chu, op dinsdag 2 augustus 2011 te Paramaribo in tegenwoordigheid van de fungerend griffier, mr. A. Sewgobind.

w.g.. A. Sewgobind S.M.M. Chu