SRU-K1-2011-16

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer onbekend
  • Uitspraakdatum 17 maart 2011
  • Publicatiedatum 25 juli 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    De regel dat het recht van grondhuur van rechtswege vervalt is in strijd met het systeem van het zakenrecht met betrekking tot onroerend goed.
    Volgens dit systeem kan een zakelijk recht op onroerende goederen pas eindigen door overschrijving van een akte in de register van het hypotheekkantoor, zodat zulks aan derden bekend kan zijn.
    Een bereidverklaring m.b.t. een recht van grondhuur mag geen inbreuk maken op de rechten van degene die gerechtigd is tot het recht van grondhuur.
    Het beroep van eiser op gewijzigde omstandigheden wordt verworpen.
    (art. 5 (oud) DUD, vervallen bij wet van 28 januari 2003 SB 2003/7)

    SJB 2011/2

Uitspraak

Kantongerecht in het Eerste Kanton

[eiser], wonende in [district],
eiser,
gemachtigde: mr. Shantie Sheombar, advocaat,

tegen

[gedaagde],
wonende in [district],
gedaagde,
gemachtigde: mr. I.D. Kanhai, advocaat.

De Kantonrechter in het Eerste Kanton spreekt in naam van de Republiek het navolgende vonnis in kort geding uit.

1. Het procesverloop
1.1. Hiervan blijkt uit de volgende processtukken/handelingen:

  • het verzoekschrift dat op 30 juli 2010 met producties is ingediend ter griffie;
  • het tegen de gedaagde verleende verstek;
  • de zuivering van het verstek;
  • de conclusie van eis;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusie van dupliek met een productie;
  • de conclusie tot uitlating productie zijdens eiser.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten
2.1 Bij beschikking van de minister van Natuurlijke Hulpbronnen en Energie d.d. 8 april 1988 [nummer 1], waarvan een afschrift is overgeschreven ten Hypotheekkantore op 3 mei 1988 in [register deel en nummer 1], is aan eiser voor de duur van 40 jaren, ter uitoefening van de tuinbouw, in grondhuur afgestaan het perceelland groot 0,5911 ha, gelegen in [district] aan de [plaats], uitmakende het zuidelijk deel van het perceel bekend als [gebied en serie nummer 1], thans bekend als [gebied en serie nummer 2].

2.2 Bij huurovereenkomst d.d. 24 september 2008 heeft eiser, voor een huursom van € 300,– per maand, als winkelruimte aan gedaagde verhuurd gelijk gedaagde van eiser heeft gehuurd de op het perceel staande bedrijfsruimte.De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 5 (vijf) jaren ingaande 1 september 2008 en derhalve eindigende op 1 september 2013. (lees: 31 augustus 2013).

2.3 Bij beschikking van de minister van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer d.d. 11 augustus 2010 [nummer 2] heeft de Staat zich bereid verklaard – ter bebouwing en bewoning – aan gedaagde in grondhuur af te staan het perceelland groot 650 m2, gelegen in [district] op de hoek van [plaats] en de [weg], deel uitmakende van het perceel bekend als [gebied en serie nummer 2].

2.4 De door eiser aan gedaagde verhuurde bedrijfsruimte staat op voorschreven perceel van 650 m2.

3. Het gevorderde en de grondslag daarvan.
3.1 Eiser vordert – zakelijk weergegeven – dat:
1. voorschreven huurovereenkomst wordt geschorst;
2. gedaagde wordt veroordeeld binnen 1 x 24 uren na de uitspraak het gehuurde te ontruimen en hem, eiser te machtigen de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, op kosten van gedaagde, desnoods met behulp van de Sterke Arm, indien gedaagde in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
3. gedaagde wordt veroordeeld om, gerekend vanf 1 september 2010, maandelijks aan hem te betalen de som van € 300,– en wel tot aan de ontruiming.

3.2 Mede is gevorderd dat het vonnis bij voorraad uitvoerbaar wordt verklaard en dat gedaagde in de kosten van de procedure wordt veroordeeld.

3.3 Eiser heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd de stelling dat hij in Nederland woonde doch wegens gezondheidsredenen naar Suriname is geremigreerd, alwaar hem een verblijfsvergunning is verleend, en dat hij om in zijn onderhoud te voorzien een lening heeft moeten aangaan bij een lokale bank en dat de huuropbrengsten niet toereikend zijn om aan zijn verplichtingen ten opzichte van de bank te voldoen. Op grond hiervan heeft hij de huurovereenkomst bij brief d.d. 28 mei 2010, die bij exploot van de deurwaarder L. Gangaram Panday van 29 mei 2010 [nummer 3] aan gedaagde is betekend, opgezegd en gedaagde gesommeerd het gehuurde binnen 2 (twee) maanden te ontruimen. Gedaagde heeft geen gevolg gegeven aan de sommatie.

3.4 Op het verweer van gedaagde en op hetgeen partijen ter ondersteuning van hun standpunten nog hebben aangevoerd zal, indien nodig in het hierna volgende worden ingegaan.

4. De beoordeling van het geschil
4.1 Eiser heeft het spoedeisend belang van zijn vordering voldoende aannemelijk gemaakt.

4.2 Als meest verstrekkend verweer tegen de vordering heeft gedaagde aangevoerd dat eiser inmiddels de Surinaamse nationaliteit heeft verloren en als gevolg daarvan het aan hem verleende grondhuurrecht van rechtswege is vervallen, zodat hij geen belang heeft bij de vordering.
Ten aanzien van deze stelling overweegt de kantonrechter dat bij wet van 28 januari 2003 (S.B. 2003 no. 7) artikel 5 van het Decreet Uitgifte Domeingrond is vervallen. Vanaf de inwerkingtreding van deze wetswijziging vervalt het recht van grondhuur dus niet als de betrokkene daarna een vreemde nationaliteit verwerft dan wel geen ingezetene meer van Suriname is.
In de onderhaivge zaak staat vast dat eiser lang voor de inwerkingtreding van de wetswijziging naar Nederland was vertrokken en ook voor 2003 de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen zodat kan worden beargumenteerd dat het recht van grondhuur reeds toen, dat is voor de inwerkingtreding van de wetswijziging, van rechtswege is vervallen.

4.3 Het dogmatisch probleem dat zich echter voordoet met betrekking tot de regel dat het grondhuurrecht van rechtswege vervalt is dat zulks in strijd is met het systeem van het zakenrecht betrekkelijk onroerend goed. Dit systeem brengt immers met zich mee dat een zakelijk recht op een onroerend goed slechts dan vervalt (eindigt) door de overschrijving van een akte in de registers van het Hypotheekkantoor, zodat het vervallen van het recht aan derden bekend wordt (vide de Memorie van Toelichting op voorschreven wet).

4.4 Door gedaagde is niet gesteld en ten processe is ook niet gebleken dat de Staat enige akte heeft doen overschrijven in de openbare registers van het Hypotheekkantoor waaruit blijkt dat het aan eiser verleende grondhuurrecht is komen te vervallen. Op grond hiervan is de kantonrechter, de wetstekst van artikel 5 (oud) van het Decreet Uitgifte Domeingrond ten spijt, van oordeel dat het recht van grondhuur van eiser niet is geëindigd, zodat het ter zake door gedaagde aangevoerde verweer dient te worden verworpen.

4.5 Het feit dat de Overheid zich bereid verklaard heeft een gedeelte van het perceel dat aan eiser in grondhuur is uitgegeven nu in grondhuur aan gedaagde uit te geven is naar het oordeel van de kanonrechter rechtens niet relevant, omdat zulks een inbreuk op het recht van eiser zou inhouden.

4.6 Blijkens het huurcontract is de overeenkomst aangegaan voor een periode van vijf jaren en is opzegging pas mogelijk tegen het einde van de huurperiode en met inachtneming van een termijn van tenminste één jaar. Op grond hiervan heeft de opzegging van de overeenkomst bij exploot d.d. 29 mei 2010 geen rechtsgevolgen.

4.7 De kantonrechter verstaat verder dat eiser aan zijn vordering ook ten grondslag heeft gelegd dat door gewijzigde omstandigheden (zie punt 3.3 van dit vonnis) de overeenkomst niet ongewijzigd kan blijven voort bestaan en dat de redelijkheid en billijkheid met zich meebrengt dat de overeenkomst moet worden gewijzigd in die zin dat hij wel de bevoegdheid heeft het contract vóór het verstrijken daarvan tussentijds op te zeggen. Naar het oordeel van de kantonrechter betreffen de gewijzigde omstandigheden de persoon van eiser en komen deze omstandigheden volgens de in het maatschappelijk verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening zodat het beroep op de gewijzigde omstandigheden zal worden verworpen.

4.8 Op grond van het hiervoor overwogene zal de vordering tot opschorting van de huurovereenkomst en tot ontruiming worden geweigerd.

4.9 Zowel in het inleidend verzoekschrift (8e sustenu) als in de conclusie van repliek (4e sustenu) stelt eiser dat gedaagde aan zijn betalingsverplichtingen betreffende de huur heeft voldaan. De vordering tot betaling van de huur vanaf september 2010 tot aan de ontruiming steunt derhalve niet op de in het verzoekschrift gestelde feiten, zodat toewijzing daarvan niet mogelijk is. Uit het 4e sustenu van de conclusie van dupliek begrijpt de kantonrechter dat gedaagde van af het verkrijgen van de bereidverklaring op 11 augustus 2010 geen huur meer betaalt. Dit feit heeft eiser echter niet aan zijn vordering ten grondslag gelegd en kan daarom niet dienen tot opschorting van de huurovereenkomst en veroordeling van gedaagde om het gehuurde te ontruimen en de achterstallige huurpenningen te betalen.

4.10 Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5. De beslissing
De Kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
5.1 Weigert de gevraagde voorzieningen.

5.2 Verwijst eiser in kosten van deze procedure aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Aldus in kort geding gewezen en uitgesproken te Paramaribo ter openbare terechtzitting van donderdag 17 maart 2011, door de Kantonrechter in het Eerste Kanton mr. R.G. Rodrigues, in tegenwoordigheid van de fungerend griffier, mr. D. Ramdin.

w.g. D. Ramdin w.g. R.G. Rodrigues