SRU-K1-2011-17

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-102026
  • Uitspraakdatum 23 augustus 2011
  • Publicatiedatum 14 augustus 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Familierecht. Afstammingsrecht. Wedererkenning minderjarige kinderen.

    In casu: Eiser (de vader) heeft in een andere gerechtelijke procedure gevraagd om nietigverklaring van de door hem gedane erkenning van twee minderjarige kinderen vanwege de breuk die in de relatie met eiseres (de moeder) is ontstaan en de gerezen twijfels omtrent het vaderschap. Bij vonnis van de Kantonrechter is de vordering van eiser toegewezen. Dit vonnis is ingeschreven in de registers van erkenning van de Burgerlijke Stand van Paramaribo. Nadat eiser was herenigd met eiseres, wenst hij wederom de twee kinderen te erkennen, doch het CBB verleent geen medewerking.

    De Kantonrechter overweegt:
    – volgens het nieuwe afstammingsrecht is erkenning geen waarheidshandeling, doch een familierechtelijke rechtshandeling die gericht is op het doen ontstaan van een familierechtelijke betrekking met een kind.
    – volgens vaste jurisprudentie dient de erkenner de erkenning te willen, welke ingevolge artikel 335 onder b BW kan geschieden door een akte van erkenning, overeenkomstig artikel 30 BW. Nu eiser zijn wil tot erkenning van de hiervoor genoemde kinderen kenbaar heeft gemaakt en de ambtenaar van de burgerlijke stand ingevolge artikel 30 BW slechts de bevoegdheid en de plicht heeft de akte van erkenning op te maken, dient de vordering van eiser om CBB te verplichten mee te werken aan de wedererkenning te worden toegewezen.
    – de erkenning heeft geen terugwerkende kracht en werkt dus niet terug tot de geboorte. Slechts gerechtelijke vaststelling van het vaderschap werkt terug tot de geboorte.
    – de proceskosten worden tussen partijen gecompenseerd gelet op de proceshouding van eiser die heeft geleid tot de eerdere nietigverklaring en onderhavige procedure.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. No. 102026
23 augustus 2011

Vonnis in de zaak van:

A. [eiser sub a], concubaan van eiseres sub B,
B. [eiser sub b], concubine van eiser sub A en handelende als moedervoogdes over de minderjarigen
beiden wonende in [land 1],
eisers,
gemachtigde van beiden: mr.L.T. Patterson, advocaat,

tegen

DE STAAT SURINAME, in casu het Ministerie van Binnenlandse Zaken met name het Centraal Bureau voor Burgerzaken, ten deze domicilie kiezende aan de Henck Arronstraat no. 3 te Paramaribo,
gedaagde,
gevolmachtigde: mr. A. Hunte, advocaat.

1. Het verloop van het proces

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen

  • het verzoekschrift dat met de producties op 11 mei 2010 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
  • de mondelinge conclusie van eis d.d. 15 juni 2010;
  • de conclusie van antwoord d.d. 20 juli 2010;
  • de conclusie van repliek d.d. 3 augustus 2010;
  • de conclusie van dupliek d.d. 2 november 2010;
  • de rolbeschikking d.d. 19 april 2011, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal d.d. 7 juli 2011 betreffende de gehouden comparitie van partijen.

1.2 De uitspraak van het vonnis was aanvankelijk bepaald op 2 augustus 2011, doch nader bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 Eisers hadden een concubinaatsrelatie met elkaar, uit welke relatie de twee hierna genoemde kinderen zijn geboren:

  1. [naam 1], en wel op [geboortedag 1] te [district], [land 2];
  2. [naam 2], en wel op [geboortedag 2] te [district], [land 2].

2.2 Bij akte d.d. 29 september 1998 heeft eiser sub A de minderjarigen erkend.

2.3 Op 17 april 2003 heeft eiser sub A in de zaak bekend onder A.R. No. 031577 een vordering tot nietigverklaring van de door hem gedane erkenning als hiervoor vermeld tegen eiseres sub B ingesteld.
Reden tot het instellen van die vordering was de breuk die toen in de relatie tussen eisers was ontstaan en er twijfels waren gerezen omtrent het vaderschap van eiser sub A.

2.4 Doordat eiseres sub B (toen gedaagde in de zaak bekend onder A.R. No. 031577) al de stellingen die eiser sub A (toen eiser in de zaak bekend onder A.R. No. 031577) aan de vordering in de zaak bekend onder A.R. No. 031577 had ten grondslag gelegd, had erkend heeft de kantonrechter in het eerste kanton bij vonnis d.d. 20 juli 2004 de bedoelde vordering tot nietigverklaring toegewezen. Dit vonnis is bij akte d.d. 27 augustus 2004 in de registers van erkenning van de Burgerlijke Stand van Paramaribo ingeschreven.

2.5 In de geboorteakten van de hiervoor genoemde minderjarigen heeft de ambtenaar van gedaagde op 20 juli 2005 de kanttekening gemaakt dat de erkenning van de minderjarigen nietig is verklaard.

2.6.1 Thans zijn partijen herenigd en wonen wederom samen. Blijkens het rapport van een bij eiser sub A gedaan DNA onderzoek d.d. 22 januari 2010 is eiser sub A de biologische vader van de hiervoor genoemde minderjarigen.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1 Eiseres vorderen onder meer:
Primair:
– gedaagde te gelasten de doorhaling te doen plaatsvinden van:

a. de akte d.d. 27 augustus 2004 ingeschreven in de registers van de erkenningen van de Burgerlijke Stand van Paramaribo, waarbij het vonnis van de Plaatsvervangend Kantonrechter in het Eerste Kanton te Paramaribo van 20 juli 2004 is ingeschreven;

b. de kanttekeningen d.d. 20 juli 2005 gedaan door de ambtenaar van de Burgerlijke Stand op de geboorte-akten, fol. [nummer 1] ten name van [naam 1] en fol. [nummer 2] ten name van [naam 2], waarbij vermeld is dat hun erkenning nietig is verklaard;

Subsidiair:
– gedaagde te verplichten mee te werken aan de wedererkenning door eiser sub A van de kinderen [naam 1], geboren op [geboortedag 1] te [district], [land 2] en [naam 2], geboren op [geboortedag 2] te [district], [land 2].

3.1. Mede is gevorderd uitvoerbaarverklaring van het vonnis bij voorraad en veroordeling van gedaagde in de proceskosten.

3.2 Eisers leggen, naast de feiten vermeld onder 2, aan hun vordering ten grondslag dat zij wederom burgerrechtelijke betrekkingen tussen eiser A en zijn kinderen willen doen ontstaan dan wel doen herleven, doch weigert gedaagde hieraan mee te werken.

3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd, welk verweer voor zover voor de beslissing van belang, zal worden besproken.

4. De beoordeling

4.1 Gedaagde werpt tegen dat eisers de onderhavige vordering in een ander proces dienden in te stellen. Voor zover gedaagde doelt op een vordering ter zake aanvulling of verbetering van de registers, is de kantonrechter van oordeel dat gedaagde uitgaat van een onjuist standpunt. Wat eisers wensen is (weder)erkenning van hun minderjarige kinderen van wie zij de biologische ouders zijn, doch weigert gedaagde volgens hun stelling hieraan mede te werken. Hieruit begrijpt de kantonrechter dat eisers zich op het standpunt stellen dat de erkenning een waarheidshandeling is, inhoudende dat eiser sub A de biologische vader van de hiervoor genoemde kinderen is en de erkenning zijn vaderschap weergeeft.

In dat licht stelt de kantonrechter voorop dat volgens het nieuwe afstammingsrecht erkenning geen waarheidshandeling is, doch een familierechtelijke rechtshandeling die gericht is op het doen ontstaan van een familierechtelijke betrekking met een kind. De erkenning houdt een vermoeden in van verwekking door de man die het kind erkent en wordt van dat vermoeden een bewijs verlangd. Hieruit vloeit voort dat een niet-verwekker een kind rechtsgeldig kan erkennen en kan dat vermoeden van verwekkerschap worden weerlegd in de vorm van vernietiging van de erkenning, zoals partijen dat in de zaak bekend onder A.R. No. 031577 hadden gevorderd. Daar het vonnis in die zaak gezag van gewijsde heeft en is uitgevoerd, komt het primair gevorderde niet voor toewijzing in aanmerking.

4.2 Volgens vaste jurisprudentie dient de erkenner de erkenning te willen, welke ingevolge artikel 335 onder b BW kan geschieden door een akte van erkenning, overeenkomstig artikel 30 BW. Als niet weersproken staat vast dat eiser sub A aan gedaagde heeft kenbaar gemaakt de hiervoor genoemde kinderen te willen erkennen, doch weigert gedaagde hieraan mede te werken. Nu eiser sub A zijn wil tot erkenning van de hiervoor genoemde kinderen kenbaar heeft gemaakt en de ambtenaar van de burgerlijke stand ingevolge artikel 30 BW slechts de bevoegdheid en de plicht heeft de akte van erkenning op te maken, zal het subsidiair gevorderde worden toegewezen. Ten overvloede wijst de kantonrechter partijen erop dat de erkenning geen terugwerkende kracht heeft en dus niet terugwerkt tot de geboorte. Slechts gerechtelijke vaststelling van het vaderschap werkt terug tot de geboorte.

4.3 Daar eisers hun eigen proceshouding tot de nietigverklaring van de erkenning van de hiervoor genoemde kinderen in de zaak bekend onder A.R. No. 031577 heeft geleid en daaruit voortvloeiend tot het instellen van de onderhavige vordering tegen gedaagde, acht de kantonrechter het niet redelijk en billijk gedaagde in de proceskosten die aan de zijde van eisers zijn gevallen te verwijzen. Om die reden zullen de proceskosten tussen partijen gecompenseerd worden.

5. De beslissing

5.1 Verplicht gedaagde mee te werken aan de (weder)erkenning door eiser sub A van de kinderen [naam 1], geboren op [geboortedag 1] te [district] [land 2] en [naam 2], geboren op [geboortedag 2] te [district], [land 2].

5.2 Verklaart hetgeen hiervoor is beslist uitvoerbaar bij voorraad.

5.3 Compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.3 Wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, op dinsdag 23 augustus 2011 te Paramaribo in tegenwoordigheid van de fungerend-griffier, mr. A. Sewgobind.

w.g. A. Sewgobind w.g. S.M.M. Chu