SRU-K1-2012-1

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-110347
  • Uitspraakdatum 05 januari 2012
  • Publicatiedatum 12 april 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Indien erfgenamen niet binnen achttien maanden na het overlijden van de erflater een van hen aanwijzen op wie het recht overgaat, vervalt het grondhuurrecht van rechtswege, behoudens overmacht, artikel 16 DUD is duidelijk.
    Aan een beroep op gemeld artikel door een nieuwe grondhuurbezitter kan niet voorbijgegaan worden, ondanks dat in de praktijk erfgenamen ook na achttien maanden in de gelegenheid worden gesteld om iemand aan te wijzen op wie het recht overgaat – immers het beroep is gestoeld op een bestaand geldend wetsartikel. (art. 16 DUD, art. 34 Grondwet, art. 21 Inter-Amerikaans Mensenrechtenverdrag)
    SJB 2012/2

Uitspraak

Kantonrechter in Kort Geding

A.R. No. 11-0347

5 januari 2012

Vonnis in de zaak van

A. [eiseres sub A],

B. [eiseres sub B],

C. [eiseres sub C],

D. [eiser sub D],

E. [eiseres sub E],

eisers sub A, B, D en E, wonende in [district 1],

eiseres sub C, wonende in Nederland,

gemachtigde: mr. M.I. Vos, advocaat,

eisers in kort geding,

hierna te noemen: “de erfgenamen”,

tegen

A. DE STAAT SURINAME, rechtspersoon, met name het Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer, gevestigd en kantoor houdende te Paramaribo,

B. [bedrijf] N.V., gevestigd en kantoorhoudende te [district 2],

gedaagden in kort geding,

hierna te noemen: “de Staat en de NV”,

gemachtigde voor de Staat: mr. M.J. Stekkel, jurist verbonden aan het bureau Landsadvocaten,

gemachtigde voor de NV: mr. H.A.M. Essed, advocaat.

1. Het proces verloop

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken:

– het verzoekschrift met producties, dat op 19 januari 2011 ter griffie der kantongerechten is ingediend;

– de conclusie van antwoord, zijdens de Staat,

– de conclusie van antwoord, zijdens de NV,

– de conclusie van repliek,

– de respectieve conclusies van dupliek zijdens elk der gedaagden.

1.2 De uitspraak van het vonnis in kort geding is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 De erflater van de erfgenamen heeft in het jaar 1991 het recht van grondhuur verkregen op het perceelland groot 0.5896 ha, gelegen in [district 1].

2.2 De erflater is overleden op 17 augustus 1996.

2.3 Bij beschikking van 14 juni 2010 is aan de NV het recht van grondhuur toegewezen voor een periode van 40 jaar voor het opzetten van visserijfaciliteiten.

3. De vordering en de grondslagen daarvan

3.1 De vordering

De erfgenamen vorderen, kort gezegd, dat de kantonrechter, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:

1. de NV verbiedt om het recht van grondhuur door haar verkregen bij beschikking van 14 juni 2010, te verkopen en of anderszins te vervreemden en of met hypotheek te bezwaren en of daarop beheersdaden te verrichten, totdat bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis is beslist op de vordering tot doorhaling van de overschrijving van voormelde ministeriële beschikking en de hypothecaire registers, zulks op straffe van een aan de erfgenamen te verbeuren dwangsom van SRD. 500.000,= per keer dat de NV het verbod overtreedt;

23. de Staat beveelt om het onder 1 genoemd verbod te gehengen en te gedogen op straffe van een dwangsom van SRD 100.000,= per keer dat de Staat dit bevel niet opvolgt en voorts

3. gedaagden veroordeelt in de kosten van dit geding.

3.2 De grondslag

De erfgenamen hebben als grondslag voor hun vordering aangevoerd dat zij onlangs tot de ontdekking zijn gekomen dat de Staat een perceeelland aan de NV heeft uitgegeven in grondhuur waarbij een deel van het uitgegeven perceelland deel uitmaakt van het perceelland dat was uitgegeven aan de erflater van de erfgenamen, namelijk 0,2132 ha. Dit stuk land van 0,2132 ha hectare, hierna te noemen de ‘overlapping’ had niet uitgegeven mogen worden nu het niet behoorde tot het vrije domein. De erfgenamen stellen dat zij een bodemprocedure hebben ingesteld teneinde weer de beschikking te krijgen over de overlapping, waarop zij landbouwactiviteiten ontplooien. Echter vrezen zij dat gedurende de bodemprocedure de NV de overlapping zou kunnen vervreemden en daar beheersdaden op zou kunnen plegen, terwijl die overlapping aan de erfgenamen toekomt.

De erfgenamen voeren aan dat de uitgifte aan de NV, doordat het al aan de erflater was uitgegeven, nietig is en van onwaarde en dat de uitgifte door de Staat in strijd is met de beginselen van behoorlijk bestuur en derhalve onrechtmatig jegens eisers. Zij voeren aan dat ook de NV onrechtmatig heeft gehandeld door grond aan te vragen die reeds aan een ander toekomt.

4. Het verweer

Gedaagden hebben beide als verweer aangevoerd dat de uitgifte van de overlapping niet onrechtmatig is omdat de grond al weer terug gevloeid was in de boezem van de Staat nu de erfgenamen, na het overlijden in 1996, niet conform artikel 16 van het Decreet Uitgifte Domeingrond, binnen 18 maanden een verzoek hebben ingediend om het recht van grondhuur te doen overgaan op één der erfgenamen. Zij voeren aan dat het recht van grondhuur daardoor, na het verstrijken van de genoemde termijn, van rechtsweg is vervallen.

5. De beoordeling

5.1 Het spoedeisend belang blijkt uit de aan de vordering ten grondslag gelegde stellingen.

5.2 De erfgenamen hebben op het verweer van gedaagden aangevoerd dat artikel 16 lid 2 van het decreet uitgifte domeingrond, waarin is bepaald dat het recht van rechtswege vervalt, eigenlijk een ‘dode letter ‘ is. Zij voeren aan dat er sprake is van onbehoorlijke wetgeving omdat niet gezegd wordt wat de consequenties zijn van het van rechtswege vervallen van het recht en of dat betekent dat de grond terugvloeit in de boezem van de Staat. Daarnaast voeren zij aan dat het artikel zoals het thans geredigeerd is in strijd is met de Grondwet en met het Inter-Amerikaans mensenrechten verdrag, omdat het op onteigening aankomt, en voorts dat een toepassing van dit artikel maatschappelijk niet verantwoord is, vooral in verband met gevestigde hypotheken.

5.3 De gedaagden hebben van hun zijd weer daarop gereageerd door te stellen dat het niet juist is dat artikel 16 lid 2 niet geldig moet worden geacht, noch dat dit artikel in strijd is met de grondwet of een verdrag. Zij voeren aan dat juist uit de memorie van toelichting blijkt wat de wetgever beoogde met het artikel, namelijk het voorkomen van boedelvorming. Zij voeren tevens aan dat de erfgenamen wel stellen dat zij aanspraak maken op de grond doch geen enkel hypothecair uittreksel hebben kunnen overleggen waaruit dat blijkt.

5.4 De kantonrechter is van oordeel dat, gelijk gedaagden stellen, het wetsartikel duidelijk is. Indien de erfgenamen niet binnen 18 maanden na het overlijden een verzoek indienen, vervalt het recht van rechtswege. De uitzondering hierop is overmacht. De kantonrechter overweegt dat, alhoewel in de praktijk vaak ook na die 18 maanden de erfgenamen in de gelegenheid worden gesteld om alsnog een persoon aan te wijzen, dit artikel recht overeind staat en het beroep op dit artikel door de nieuwe grondhuurbezitter, in casu de NV, niet kan worden gepasseerd, immers is dat beroep gestoeld op een bestaand geldend wetsartikel.

5.5 De kantonrechter is van oordeel dat het verweer daardoor aannemelijk is geworden waardoor het gevorderde zal worden afgewezen.

5.6 De kantonrechter zal de overige stellingen en weren van partijen niet verder bespreken nu deze niet langer relevant zijn en de erfgenamen, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de kosten van dit geding.

6. De beslissing

6.1 Wijst af het gevorderde;

6.2 Veroordeelt eisers in de kosten van dit geding aan de zijde van gedaagden gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Aldus gewezen door mr. A.C. Johanns, kantonrechter-plaatsvervanger in kort geding en uitgesproken door mr. I.S. Lachitjaran-Chhangur, kantonrechter, ter openbare terechtzitting van het kantongerecht in het eerste kanton te Paramaribo van donderdag 5 januari 2012, in tegenwoordigheid van de fungerend-griffier. mr. D. Ramdin.

w.g. D. Ramdin w.g. A.C Johanns

w.g. I.S. Lachitjaran-Chhangur