- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-120230
- Uitspraakdatum 16 februari 2012
- Publicatiedatum 07 augustus 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
– Indien er sprake is van misbruik van de bevoegdheid tot executie, kan staking van de ten uitvoerlegging van een vonnis worden gelast;
– Van bedoeld misbruik kan sprake zijn indien het te executeren vonnis berust op een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag, of indien op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten, executie klaarblijkelijk een noodtoestand voor de geëxecuteerde zou doen ontstaan.
– Een vordering waarbij er een beroep wordt gedaan op verkrijgende verjaring dient mede te worden ingesteld tegen de eigenaren van dat onroerend goed. Eiser die in het proces waarvan beroep, gedaagde was, is niet de eigenaar van het perceel. Gedaagden (toen eisers) moesten dan ook niet worden ontvangen in hun vordering tegen eiser. Het gewraakte vonnis zal op grond van het voorgaande naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden vernietigd in hoger beroep. Bij een tenuitvoerlegging van het gewraakte vonnis door gedaagden, maken deze misbruik van hun bevoegdheid tot executie.
(7e titel BW “van Verjaring”, artt. 1984 t/m 1976).
SJB
Uitspraak
A.R. no. 120230
16 februari 2012
Vonnis in kort geding in de zaak van
[eiser],
wonende te [district 1],
eiser in kort geding,
gemachtigde: mr. J.S. Hussain, advocaat
tegen
A. [gedaagde sub A],
B. [gedaagde sub B],
beiden wonende te [district 1],
gedaagden in kort geding,
gemachtigde: mr. E.C. Hooplot, advocaat.
1. Het procesverloop
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
– het verzoekschrift dat op 20 januari 2012 ter griffie der kantongerechten is ingediend;
– de conclusie van antwoord met producties;
– de conclusie van repliek met producties;
– de conclusie van dupliek.
1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Bij vonnis van de kantonrechter in het eerste kanton dd. 2 augustus 2012 bekend onder AR no. 073272 (hierna het gewraakte vonnis) heeft de kantonrechter in een vordering gedaagden (toen eisers) tegen eiser (toen gedaagde) als volgt beslist:
“5.1 Verklaart voor recht dat eisers, door verjaring eigenaars zijn geworden van het perceelland gelegen in [district 2], thans [district 1], deeluitmakende van de [grond] en op de van deze grond vervaardigde verzamelkaart van de landmeter A.E. Calor d.d. 14 mei 1946 aangeduid met het [nummer].
5.2 Veroordeelt gedaagde om het perceelland vermeld onder 5.1. binnen twee maanden na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met al wie of wat zich daarop zijnentwege mocht bevinden.
5.3 Machtigt eisers om, indien gedaagde daarmede in gebreke mocht blijven de ontruiming zelf uit te voeren, desnoods met behulp van de Sterke Macht.
5.4 Veroordeelt gedaagde om aan eisers tegen kwijting te betalen alle door eisers geleden en nog te lijden schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet e.e.a. vermeerderd met de wettelijke rente hierover ad 6% per jaar ingaande de dag van indiening van dit verzoekschrift tot aan de algehele voldoening.
5.5 Veroordeelt gedaagde tot betaling van een dwangsom van SRD 10.000,- (Tienduizend Surinaamse Dollar) per dag voor iedere dag waarop hij de eisers stoort in het rustig en vreedzaam genot van dit perceelland.
5.6 Verklaart hetgeen onder 5.2, 5.3, 5.4 en 5.5. is beslist uitvoerbaar bij voorraad.
5.7 Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eisers gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 172,–.
2.2 Het gewraakte vonnis is bij exploit van deurwaarder G.O. Niekoop dd. 20 december 2011 aan eiser betekend.
2.3 Eiser heeft 15 december 2011 appel aangetekend tegen het gewraakte vonnis.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiser vordert – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
- Te schorsen althans schorsing van het gewraakte vonnis totdat in hoger beroep daarover zal zijn beslist;
- Veroordeling van gedaagden om dit vonnis te gehengen en te gedogen, op verbeurte van een dwangsom.
Subsidiair:
Gedaagde te verbieden om eiser te ontruimen krachtens het gewraakte vonnis totdat de bodemrechter daarover zal hebben beslist, op verbeurte van een dwangsom.
3.2 Eiser beroept zich erop dat het gewraakte vonnis apert onjuist is, danwel dat het vonnis berust op een juridische misslag. Volgens hem heeft de kantonrechter ten onrechte geconcludeerd dat gedaagden middels verjaring eigenaar zijn geworden van het onroerend goed.
3.3. Gedaagden hebben over en weer verweer gevoerd. De kantonrechter komt zover nodig terug daarop in de beoordeling.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend karakter blijkt uit de stellingen en het gevorderde.
4.2 Uitgangspunt bij de beoordeling van het onderhavige executiegeschil is dat het gewraakte vonnis dat inmiddels in hoger beroep is voorgelegd aan het hof, behoudens na te noemen uitzondering, thans inhoudelijk niet (opnieuw) ter discussie staat, terwijl eveneens uitgangspunt is de bevoegdheid van gedaagde tot tenuitvoerlegging van het kort geding vonnis. Slechts indien sprake is van misbruik van de bevoegdheid tot executie, kan de staking van de tenuitvoerlegging van dat vonnis aan de orde zijn.
4.2.1 Van bedoeld misbruik kan sprake zijn indien het te executeren vonnis berust op een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag, of indien op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten executie klaarblijkelijk een noodtoestand voor de geëxecuteerde zou doen ontstaan (zie HR 22-4-1983, NJ 1984/145). Voor het overige dient de rechter in kort geding zich in beginsel te richten naar het oordeel van de kantonrechter zoals weergegeven in het gewraakte vonnis, zonder daarbij de kans van slagen van een tegen dat vonnis ingesteld appel te betrekken (HR 19-5-2000, NJ 2001/407).
4.2.2 De vraag die in het onderhavig geding aan de orde is, is of gedaagden met de tenuitvoerlegging van het gewraakte vonnis misbruik maken van hun bevoegdheden tot executie van dat vonnis.Eiser beroept zich onder meer op een juridische misslag van het gewraakte vonnis. Voorts wordt gesteld dat bij de toetsing of een vonnis op een juridische misslag berust, de lat onmiskenbaar hoog dient te worden gelegd. Hiervan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter slechts sprake als de vergissing in het recht zó in het oog springt dat daarover geen redelijke twijfel kan bestaan.Eiser stelt onder meer dat blijkens en verklaring van de hypotheekbewaarder dd. 29 december 2011, een zestiental personen de rechtmatige eigenaren zijn van het perceel. Gedaagden moesten in hun vordering tegen eiser, ook de medegerechtigden betrekken.Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter slaagt dit beroep van eiser. Ongeacht de omstandigheid of de personen genoemd in de verklaring van de hypotheekbewaarder voornoemd, al dan niet eigenaren zijn van het perceel, oordeelt de voorzieningen rechter dat een vordering waarbij er een beroep wordt gedaan op verkrijgende verjaring (mede) dient te worden ingesteld tegen de eigenaren van dat onroerend goed. Eiser die in het proces waarvan beroep, gedaagde was, is niet de eigenaar van het perceel. Gedaagden (toen eisers) moesten dan ook niet worden ontvangen in hun vordering tegen eiser. Het gewraakte vonnis zal op grond van het voorgaande naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden vernietigd in hoger beroep.De vraag of gedaagden met de tenuitvoerlegging van het gewraakte vonnis misbruik maken van hun bevoegdheid tot executie van dat vonnis, dient derhalve bevestigend te worden beantwoord.De door eiser gevraagde voorziening staat dan ook voor toewijzing gereed.
4.3 De gevorderde dwangsom zal worden gemitigeerd en gemaximeerd als in het dictum te melden, nu deze de kantonrechter bovenmatig voorkomt.
4.4 Op grond van het voorgaande wordt de bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig geacht.
4.5 Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen.
5. De beslissing
5.1 Schorst de werking van het vonnis dd. 2 augustus 2011 bekend onder nummer AR no. 073272, totdat in hoger beroep zal zijn beslist.
5.2 Veroordeelt gedaagden om dit vonnis te gehengen en te gedogen op straffe van een dwangsom van SRD 10.000,= (tienduizend Surinaamse Dollar) voor elke dag dat zij in strijd handelen met dit vonnis tot een maximum van SRD 500.000,= (vijfhonderd duizend Surinaamse Dollar).
5.3 Verklaart het vonnis zover nodig uitvoerbaar bij voorraad.
5.4 Veroordeelt gedaagden in de proceskosten aan de zijde van eiser gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 226,= (tweehonderd en zesentwintig Surinaamse Dollar).
5.3 Wijst af het meer of andere gevorderde.
Dit vonnis is gewezen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het eerste kantoon van donderdag 16 februari 2012 te Paramaribo, door de kantonrechter in kort geding mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, in tegenwoordigheid van de griffier.
w.g. D. Ramdin w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran