- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-104768
- Uitspraakdatum 11 oktober 2012
- Publicatiedatum 19 mei 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Bij een overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten is er, in tegenstelling tot een arbeidsovereenkomst, GEEN gezagsverhouding tussen partijen.
Het bestaan van enig formeel gezag in de vorm van het geven van richtlijnen m.b.t. de aanwezigheid en het uitvoeren van de werkzaamheden door eiser, leidt nog niet tot de vaststelling dat er sprake is van een arbeidsverhouding tussen partijen.
Ook het op non actief stellen van eiser door gedaagde of het niet schriftelijk vastleggen van de overeenkomst tussen partijen, geven daartoe geen aanleiding.
Aangezien:
a. na de proeftijd de betalingen aan eiser werden verricht na indiening van een factuur, hetgeen in schril contrast staat met de aard van de arbeidsovereenkomst;
b. op de facturen vermeld staat: “huur betonmolen” en “vergoeding voor consultancy”, is voldoende aannemelijk geworden dat de arbeidsrelatie tussen partijen, na de proeftijd is omgezet in een overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten.
SJB
Uitspraak
A.R. No. 10-4768
11 oktober 2012
A.N.
Vonnis in kort geding inzake:
[eiser],
wonende te [district],
eiser,
gemachtigde: mr. Y.S. Engkar, advocaat,
tegen
NAAMLOZE VENNOOTSCHAP CAVIA VASTGOED N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.R. Lim A Po, advocaat.
De kantonrechter in het eerste kanton heeft, in naam van de Republiek, het navolgende vonnis uitgesproken.
Dit vonnis bouwt voort op het tussenvonnis gedateerd 11 augustus 2011.
1. Het verder verloop van het geding
De verdere procesgang blijkt uit de volgende processtukken en/of –handelingen:
– de op 28 februari 2012 gehouden comparitie van partijen en het daartoe opgemaakt procesverbaal;
– de conclusie tot uitlating zijdens gedaagde met producties;
– de conclusie tot uitlating zijdens eiser.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1 Het spoedeisend belang is in voldoende mate gebleken uit de aard van de vordering/de stellingen.
2.2 Het geschil in casu komt neer op de vraag welke rechtsbetrekking tussen partijen was op 03 oktober 2010.
Eiser stelt in zijn verklaring op de comparitiezitting dat hij 5 dagen per week moest werken en op de zaterdag op afroep beschikbaar was.
Hij stelt zich tevens op het standpunt, dat het feit dat hij op non actief is gesteld, blijk geeft van het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Bovendien is de consultantovereenkomst, in tegenstelling tot de arbeidsovereenkomst nimmer schriftelijk vastgelegd.
2.3 De kantonrechter overweegt dat bij een overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten er, niet als bij een arbeidsovereenkomst, sprake is van het verrichten van arbeid en betaling voor de verrichte arbeid.
Bij het verrichten van enkele diensten is er echter geen sprake van een gezagsverhouding. Deze gezagsverhouding bij een arbeidsovereenkomst uit zich onder meer in een ondergeschiktheid van de werknemer ten opzichte van de werkgever en het opvolgen van door de werkgever gegeven opdrachten.
2.4 De kantonrechter oordeelt echter dat bij het bestaan van enig formeel gezag in de vorm van het geven van richtlijnen met betrekking tot de aanwezigheid van eiser en het uitvoeren van de werkzaamheden nog niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een arbeidsverhouding. Evenmin geven het feit dat eiser op non actief is gesteld of het feit dat de overeenkomst niet schriftelijk is vastgelegd in casu daartoe aanleiding.
Uit de stellingen en weren is namelijk gebleken dat na het einde van de proeftijd de betalingen werden verricht na indiening van een factuur, hetgeen in schril contrast staat tot de aard van de arbeidsovereenkomst.
Voorts is niet gesteld of gebleken dat de betalingen gedurende de proeftijd eveneens werden gedaan na te zijn gefactureerd door eiser.
Door eiser is op de facturen tevens omzetbelasting bedongen en is niet weersproken dat vanaf 29 mei 2010 geen loonbetalingen meer zijn verricht en ook geen loonbelasting en AOV is overgedragen.
2.5 Eiser stelt dat de door gedaagde overgelegde facturen niet zijn ondertekend en dientengevolge niet tot het bewijs van gedaagde’s stellingen kunnen bijdragen. Echter stelt hij niet dat deze facturen niet van hem afkomstig zijn. Deze facturen vermelden de huur van een betonmolen en vergoeding voor consultancy werkzaamheden.
De kantonrechter acht daarom voldoende aannemelijk dat de facturen van eiser afkomstig zijn.
2.6 De kantonrechter gaat voorbij aan eisers’stelling dat er geen proeftijd tussen partijen was overeengekomen, daar hij hieromtrent geen eensluidende verklaring aflegt.
2.7 Op grond van al het hiervoor overwogene acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk geworden dat de arbeidsrelatie tussen partijen na de proeftijd is omgezet in een overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten, waardoor eiser niet langer aanspraak maakt op de door hem gevorderde voorzieningen.
2.8 Aan de overige stellingen en weren, zal als niet langer terzake doende, worden voorbijgegaan.
2.9 De gevraagde voorziening zal aldus worden geweigerd en de eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van het geding.
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1 wijst de vordering af.
3.2 veroordeelt eiser in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis in kortgeding in gewezen door mr. S.S.S. Wijnhard, Kantonrechter-plaatsvervanger in het Eerste kanton en uitgesproken te Paramaribo op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2012 door mr. A. Charan, Kantonrechter in het Eerste Kanton, in tegenwoordigheid van de fungerend griffier.
w.g. D. Ramdin
w.g. S.S.S. Wijnhard
w.g. A. Charan