- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-121698
- Uitspraakdatum 13 december 2012
- Publicatiedatum 30 mei 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Belediging. Het individu heeft het recht om zijn mening te geven. Dat recht is echter gebonden aan hetgeen in artikel 1393 BW e.v. is voorgeschreven betreffende de onrechtmatige daad, met name de belediging. De uitlatingen die zijn genoemd in het verzoekschrift beledigen en schaden verzoeker in zijn eer en goede naam. De uitlatingen betreffen namelijk de persoon van verzoeker. Gedaagde had het oogmerk om te beledigen en de passages waren van dien aard dat er schade is opgetreden aan de eer en goede naam van verzoeker. Een rectificatie van de uitlatingen c.q. artikelen en de verwijdering van de artikelen zijn dan ook op hun plaats.
SJB
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R.no 12-1698
13 december 2012
SNG Vonnis in kort geding in de zaak van:
[Eiser], in persoon en in de hoedanigheid van directeur en (mede) oprichter van de V.O.F. Business School of the Americas,
Wonende te [district],
Eiser in kort geding,
Gemachtigde: mr.dr. J.V. van Dijk-Silos, advocaat,
Tegen
[Gedaagde],
Wonende te [district]
Gedaagde in kort geding,
Gemachtigde: mr. E. Naarendorp, advocaat.
De Kantonrechter in het Eerste Kanton spreekt, in naam van de Republiek, het navolgende vonnis in kort geding uit.
1. Het verloop van het geding
1.1. Dit blijkt uit de volgende processtukken:
– het op 27 april 2012 ter griffie der kantongerechten ingediende verzoekschrift met producties;
– de conclusie van antwoord en uitlating producties onder overlegging van een productie;
– de conclusie van repliek en uitlating productie onder overlegging van producties;
– de conclusie van dupliek en uitlating producties.
1.2.De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1. Op 24 maart 2012 heeft gedaagde, voor zover van belang, de volgende zinsneden op de website www.surinamestemt.com gepubliceerd:
1. Onder de kop [Eiser] vraagt om een pak op zijn donder’
“Voeg daarbij de slechts mogelijke timing en het resultaat is dat ‘brand’ [Eiser], al of niet Prof. Dr. Ing., volledig moet worden afgeschreven en dat de Business School of the Americas en Harvard Business School geadviseerd moet worden zich ijlings van te distantiëren. Het is dus niet ‘Towards Excellence’ ondertitel ‘We moeten groot dromen’, zoals de titel van zijn column ons wil doen geloven, maar een ‘one-way-ticket’ to hell”
2. Onder de kop ‘[Eiser], de titels maken het verschil’. “Het is onbegrijpelijk dat een man met de intelligentie van [Eiser], tenminste als het waar is dat hij al zijn titels heeft verdedigd en dat hij al die boeken zelf heeft geschreven, niet verder kijkt dan zijn neus lang is, zich afgeeft….”
3. [Eiser], zeg maar dag met je handje tegen je ‘brand’ en je flitsende carriere!
2.2. Op 25 maart 2012 heeft gedaagde, voor zover van belang, de volgende zinsneden op de website www.surinamestemt.com gepubliceerd:
- “Conferentiezaal van de BSA te Nowhere”
- “De hele universiteit, alle campuses, noem maar op, alles staat dus in de achtertuin of zo u wil in het hoofd van [Eiser] aan de Hanoverlaan in Paramaribo.”
- “Die prachtige website is een en al ‘Window-Dressing’,prachtige stockfoto’s die het zielige verhaal vertellen van onze groot dromende kleine man [Eiser].”
2.3. Op 15 april 2012 heeft gedaagde op de website www.surinamestemt.com een artikel gepubliceerd onder de kop ‘De personal ‘Branding’ van [Eiser].’
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1. Eiser vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen:
- Om de in het verzoekschrift genoemde artikelen gepubliceerd op de website www.surinamestemt.com d.d. 24 maart 2012, 25 maart 2012 en 15 april 2012 volledig te (laten) verwijderen;
- Om de in het verzoekschrift omschreven rectificatie te publiceren op de website www.surinamestemt.com;
- Tot betaling van een dwangsom ad SRD 100.000,= per dag;
- In de proceskosten.
3.2. Eiser heeft, zakelijk weergegeven, aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de uitspraken welke gedaagde in zijn artikelen heef geponeerd niet op waarheid berusten en dat gedaagde met op zet eiser in een kwaad daglicht wenst te zetten. Gedaagde heeft het openbaar medium gebruikt om hem te beledigen en te lasteren. Gedaagde maakte zich derhalve schuldig aan een onrechtmatige daad waarvoor hij aansprakelijk is. Als gevolg van dit onrechtmatig handelen heeft eiser behalve schade aan zijn goede naam, eer, maatschappelijke reputatie en persoonlijke integriteit ook financiële schade geleden. Ondanks daartoe aangemaand op 05 en 09 april 2012, weigert gedaagde om te stoppen met het publiceren van onwaarheden of om voornoemde artikelen van het internet te verwijderen.
3.3. Op het verweer van gedaagde en op hetgeen partijen ter ondersteuning van hun staand punten nog hebben aan gevoerd zal, indien nodig, in het hierna volgende worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De kantonrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang van eiser bij de ingestelde vordering, voortvloeit uit de stellingen van het verzoekschrift en uit de aard van de vordering zelf.
4.2. Gedaagde heeft in zijn verweer opgemerkt dat een vordering gebaseerd op artikel 1393 BW, zoals de onderhavige, niet moet worden toegewezen,indien niet blijkt van het oogmerk om te beledigen. Het oogmerk om te beledigen wordt, zo stelt gedaagde, niet aanwezig geacht voor zover de dader klaarblijkelijk heeft gehandeld in het algemeen belang of tot noodzakelijke verdediging. Het algemeen belang is altijd gediend wanneer leden van de samenleving hun mening uiten over toestanden in de samenleving In het algemeen zal de vordering worden toegewezen, wanneer de gewraakte beweringen of uitingen onwaar zijn of onnodig kwetsend. Gedaagde gaat ervan uit dat, op grond van vorengenoemde toetsingscriteria, de vordering moet stranden. Gedaagde is van mening dat de passages door eiser aangehaald niet beledigend en lasterlijk zijn. Voorts dat het betreft ”kritische postings op een blog’’waar hij als publieke figuur altijd op mag rekenen. Voorst dat de zaken die hij aanhaalt in zijn postings allen op waarheid berusten en dus geen onwaarheid zijn. Het zijn kritische vragen, stelt gedaagde. Gedaagde voert voorst aan dat hetgeen eisers stelt, dat zijn onderwijsinstellingen geaccrediteerd zijn niet op waarheid berust. Voorst betwist gedaagde dat uit de overgelegde brieven van studenten blijkt dat verzoeker schade heeft geleden.
4.3. Met betrekking tot het verweer dat het algemeen belang altijd gediend is wanneer leden van een samenleving hun mening uiten over toestanden merkt de kantonrechter op dat dit verweer begrepen kan worden als een verweer betreffende het recht van een persoon om zijn mening over iets kenbaar te maken. Het individu heeft inderdaad recht om zijn mening te geven, echter is dat recht gebonden aan hetgeen in artikel 1393 BW e.v. is voorgeschreven betreffende de onrechtmatige daad, met name de belediging. Eiser heeft zich daar ook op beroept, waarbij is gesteld dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld, daar de uitlatingen door gedaagde gedaan een aantasting vormen van zijn goede naam, maatschappelijke reputatie en persoonlijke integriteit.
4.4. De vragen die in casu dan ook beantwoord moeten worden luiden als volgt:
- Zijn de uitlatingen beledigend of waren zij gedaan in het algemeen belang of tot noodzakelijke verdediging;
- Had gedaagde het oogmerk eiser te beledigen;
- Heeft eiser door de uitlatingen schade geleden of nadeel in zijn eer of goede naam.
4.5. Dat brengt ons op het tweede punt in het verweer, namelijk het verweer dat de passages niet beledigend zijn en dat gedaagde niet het oogmerk had te beledigen.
4.6. Uit de onder 2.1., 2.2., en 2.3. genoemde uitlatingen blijkt het beledigend karakter van de passages naar het oordeel van de kantonrechter wel. Alhoewel gedaagde van mening is dat de passages “met de beste wil van de wereld niet beledigend zijn te noemen” zijn de uitlatingen die zijn genoemd in het verzoekschrift wel uitlatingen die de verzoeker beledigen en hem schaden in zijn eer en goede naam. De uitlatingen betreffen namelijk de persoon van de verzoeker waarin wordt gesteld dat instituten die met hem in zee zijn gegaan, in plaats van een positieve ontwikkeling zullen doormaken een “one way ticket to hell” hebben. Met die woorden wordt door de schrijver van de tekst geïmpliceerd dat samenwerken met verzoeker zal leiden tot desastreuze gevolgen, hetgeen zonder twijfel de eer en goede naam van ieder persoon zou aantasten waar zoiets over wordt geschreven.
4.7. De opmerking “tenminste als het waar is dat hij zijn titels zelf heeft verdedigd en dat hij al die boeken zelf heeft geschreven” impliceert dat verzoeker misschien niet zelf zijn titels heeft verdedigd en misschien niet zelf de boeken heeft geschreven. Een dergelijke opmerking over een individu kan bij het publiek twijfels oproepen omtrent zijn integriteit, immers het verkrijgen van titels op de niet correcte wijze wordt in de maatschappij ervaren als iets dat zeer bedrieglijk is en helemaal niet positief. Een dergelijke twijfel over iemand initiëren kan als gevolg hebben dat men hem niet langer als integer zal ervaren, hetgeen gevolgen heeft voor zijn eer en goede naam.
4.8. De opmerking “die het zielige verhaal vertellen van onze groot dromende kleine man” kan niet anders aangemerkt worden dan als kwetsend, immers wordt verzoeker hiermee neergezet als een persoon die zich voordoet als iemand die grote dromen heeft, maar niet groot is, doch juist zielig en klein.
4.9. De kantonrechter is van oordeel dat de genoemde passages, nu het niet gesteld is en niet aannemelijk is welk algemeen belang zij dienen en ook niet uit noodzakelijke verdediging zijn geplaatst op de blog, wel als beledigend moeten worden aangemerkt.
4.10. Voorts overweegt de kantonrechter dat gedaagde niet heeft betwist dat door verzoeker aan hem is medegedeeld dat de passages ook als beledigend worden ervaren en heeft gevraagd deze te verwijderen. Gedaagde heeft echter, ondanks dit verzoek, de passages niet verwijderd, waarmee het oogmerk om te beledigen, welke al uit de formuleringen bleek, wordt bevestigd.
4.11. De kantonrechter is van oordeel dat op grond van het bovenstaande aannemelijk is dat de passages beledigend waren en dat bij gedaagde het oogmerk aanwezig was om te beledigen.
4.12. De kantonrechter zal hierna de derde vraag moeten beantwoorden, namelijk of er sprake is van schade of nadeel aan de eer en goede naam. De vraag is ten aanzien van het nadeel aan de eer en goede naam reeds hierboven beantwoord. De passages waren van dien aard dat er tevens schade is opgetreden hetgeen blijkt uit de overgelegde brieven van studenten. Uit de brieven blijkt immers dat inschrijvingen door studenten aan de school zijn afgezegd. Een rectificatie van de uitlatingen c.q. artikelen zoals geformuleerd in het dictum en de verwijdering van de artikelen, zijn dan ook op hun plaats.
4.13. Het belang van gedaagde om niet te worden beknot in zijn vrijheid van meningsuiting weegt, mede in het licht van de beperkte strekking van de te plaatsen rectificatie, in dit geval niet op tegen het belang van eiser om gevrijwaard te blijven van beledigingen die hem schaden.
4.14. De gevorderde dwangsom komt de kantonrechter bovenmatig voor en zal daarom worden gemitigeerd en gemaximeerd.
4.15. Gedaagde zal, als in de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5. De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
5.1. Veroordeelt gedaagde om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de door hem gepubliceerde ten rekeste genoemde artikelen op de website www.surinamestemt.com op 24 maart 2012, 25 maart 2012 en 15 april 2012 volledig te verwijderen dan wel te doen verwijderen.
5.2. Veroordeelt gedaagde om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, op de website www.surinamestemt.com te plaatsen en gedurende een periode van 3 (drie) maanden te laten staan de volgende tekst in zwarte letters, lettertype Arial, lettergrootte 12 niet cursief, waarvan een op schrift gestelde exemplaar door gedaagde ondertekend aan eiser of diens gemachtigde ter hand is gesteld:
“RECTIFICATIE INZAKE [Eiser]: de door mij, [Gedaagde], op de website www.surinamestemt.com op 24 maart 2012, 25 maart 2012 en 15 april 2012 geplaatste artikelen ten aanzien van [Eiser]in zijn hoedanigheid van Directeur van de V.O.F. Business School of the Americas, zijn eenzijdig door mij gepubliceerd en zijn grievend en beledigend. Ik heb nagelaten [Eiser] welke hoedanigheid dan ook te horen omtrent de artikelen. Genoemde artikelen zijn dan ook bij vonnis van 13 december 2012 door de kantonrechter in Kort Geding onrechtmatig geoordeeld jegens [Eiser]. Ik doe een beroep op allen om onmiddellijk op te houden om genoemde artikelen voort te distribueren en of te publiceren.”
5.3. Veroordeelt gedaagde tot betaling van een dwangsom van SRD 1.000,= (Eenduizend Surinaamse Dollar) per dag, voor iedere dag dat gedaagde weigert te voldoen aan de veroordeling in dit vonnis, met dien verstande dat de maximaal te verbeuren dwangsom het bedrag van SRD 200.000,= (Tweehonderd duizend Surinaamse Dollar) niet zal overschrijden.
5.4. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. Veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding aan de zijde van eiser gevallen en tot aan de uitspraak begroot op SRD 258,= (Tweehonderd acht en vijftig Surinaamse Dollars).
5.6. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.C. Johanns, kantonrechter – plaatsvervanger in het Eerste Kanton in Kort Geding en uitgesproken te Paramaribo door mr. A. Charan, kantonrechter in het Eerste Kanton in Kort Geding, ter openbare terechtzitting van donderdag 13 december 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.
EISER IN KORT GEDING IS VERTEGENWOORDIGD DOOR MR. MAHABIER NAMENS ZIJN GEMACHTIGDE BIJ DE UITSPRAAK TER TERECHTZITTING VERSCHENEN EN GEDAAGDE IS NOCH BIJ DE GEMACHTIGDE VERSCHENEN.