- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-104963
- Uitspraakdatum 24 april 2012
- Publicatiedatum 22 mei 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Het verzoek tot vaststellen van een afkoopsom, door de tot herstel veroordeelde partij schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis, voor zover het betrekking heeft op herstel van de dienstbetrekking, totdat op dat verzoek beslist is. Is het verzoek ingediend door de werkgever, dan blijft die gedurende de periode van schorsing verplicht tot uitbetaling van het loon (art. 1615t lid 3 SBW).
Ingevolge art. 1614a SBW is loon echter alleen verschuldigd gedurende de dienstbetrekking en indien er gedurende die periode geen schorsing is.
Volgens de kantonrechter moet art. 1615t lid 3 SBW in het licht van art. 1614a SBW zo gelezen worden, dat de werkgever over de periode van de schorsing een bedrag verschuldigd is aan de werknemer, welke gelijk is aan het loon dat bij herstel van de dienstbetrekking (dus bij het aangaan van een nieuwe met dezelfde voorwaarden en dezelfde inhoud als de beëindigde) zou gelden.
(art. 1614a, art. 1615t SBW)SJB 2012/2
Uitspraak
KANTONRECHTER IN HET EERSTE KANTON
A.R. 104963
24 april 2012
Beschikking inzake:
De naamloze vennootschap
DE SURINAAMSCHE BANK N.V
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
hierna te noemen: DSB,
verzoekster,
gemachtigde: mr. F. Kruisland, advocaat,
tegen
[gedaagde],
wonende te [district],
hierna te noemen [gedaagde],
verweerder,
gemachtigden: mr. F.F.P. Truideman en mr. N.B. Sang A Jong, advocaten.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
- het verzoekschrift dat op 30 november 2010 ter griffie der kantongerechten is ingediend;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de rolbeschikking de dato 5 augustus 2011 waarbij er een verhoor van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van de op 13 december 2011 gehouden verhoor, waarbij aanwezig waren de gemachtigde van DSB en [gedaagde] bijgestaan door mr. N.B. San A Jong, één harer gemachtigden;
- de conclusie tot uitlating zijdens DSB over het door [gedaagde] overgelegd exploit de dato 28 augustus 2009;
- de conclusie tot overlegging overzicht netto loontegoeden zijdens [gedaagde];
- de rolbeschikking de dato 10 april 2012 waarbij er een nader verhoor van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van de op 10 april 2012 gehouden nader verhoor, waarbij aanwezig waren [naam 1] namens de gemachtigde van DSB, [naam 2] en [naam 3], respectievelijk Human Resource Oficer en Legal Officer van DSB en [gedaagde] bijgestaan door mr. N.B. San A Jong, één harer gemachtigden;
- de conclusie tot uitlating DSB met productie;
- de conclusie tot uitlating productie zijdens [gedaagde].
1.2 De uitspraak van deze beschikking is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 [gedaagde] was in dienst van gedaagde,
2.2 Bij vonnis van de kantonrechter in het eerste kanton de dato 26 mei 2010 is DSB veroordeeld om de dienstbetrekking met [gedaagde] te herstellen met ingang van de datum van betekening van het vonnis en verder om aan [gedaagde] te betalen het salaris en de overige emolumenten totdat de dienstbetrekking op rechtmatige wijze zal zijn beëindigd.
2.3 Voormeld vonnis is op 26 november 2010 bij exploit no. [nummer] van de deurwaarder bij het Hof van Justitie J.E. Febis aan DSB betekend.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 DSB vordert dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 1615t lid 3 van het Burgerlijk Wetboek een afkoopsom zal worden vastgesteld ten bedrage van SRD 35.000,–. Voorts is gevorderd dat [gedaagde] zal worden veroordeeld in de proceskosten.
3.2 DSB heeft aan haar vordering naast de vaststaande feiten ten grondslag gelegd dat nu het vonnis de dato 26 mei 2010 op 26 november 2010 aan haar is betekend, zij gehouden is de dienstbetrekking met [gedaagde] te rekenen vanaf 26 november 2010 te herstellen. Binnen de organisatie van DSB is er echter geen enkele functie beschikbaar waarin [gedaagde] zou kunnen worden aangesteld, temeer niet omdat zij zich een onbetrouwbare medewerker heeft getoond door schending van een belangrijk voorschrift.
3.3 Op het verweer van [gedaagde] komt de kantonrechter voor zover nodig terug.
4. De beoordeling
4.1 Waar het in deze procedure om gaat is dat DSB met een beroep op artikel 1615t lid 3 van het Burgerlijk Wetboek het verzoek doet voor het doen vaststellen van een afkoopsom
4.2 De kantonrechter merkt op dat het vonnis van de kantonrechter in het eerste kanton de dato 26 mei 2010 waarbij DSB is veroordeeld om de dienstbetrekking met [gedaagde] te herstellen met ingang van de datum van betekening van het vonnis en verder om aan [gedaagde] te betalen het salaris en de overige emolumenten totdat de dienstbetrekking op rechtmatige wijze zal zijn beëindigd voor de eerste maal op 28 augustus 2009 aan DSB is betekend. Aangezien partijen ten aanzien van deze betekening te kennen hebben gegeven dat zij na de betekening in onderhandeling waren en overeengekomen waren het vonnis de dato 27 mei 2009 niet uit te voeren, behoeven de eventuele rechtsgevolgen voortvloeiende uit deze betekening geen bespreking.
4.3 DSB heeft haar voorstel voor de hoogte van de afkoopsom herzien. In de conclusie gedateerd 10 april 2012 bevestigt DSB bereid te zijn een afkoopsom van SRD 100.000,– uit te keren aan [gedaagde]. [gedaagde] heeft bij de conclusie de dato 17 april 2012 verklaard akkoord te gaan met de afkoopsom van SRD 100.000,–. Nu partijen overeenstemming hebben bereikt over het bedrag der afkoopsom en deze de kantonrechter naar de omstandigheden van het geval billijk voorkomt, zal deze worden vastgesteld op het bedrag van SRD 100.000,–.
4.4 Aangezien de wet in artikel 1615t lid 3 tevens bepaalt dat het verzoek tot het vaststellen van een afkoopsom, door de tot herstel veroordeelde partij ingediend, de tenuitvoerlegging van het vonnis schorst, voor zover het betreft de veroordeling tot herstel van de dienstbetrekking, totdat op het verzoek is beslist, met dien verstande dat wanneer het verzoek is ingediend door de werkgever, deze in ieder geval verplicht blijft gedurende de schorsing het loon te betalen, heeft de kantonrechter DSB in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het loon welke [gedaagde] zou verdienen, bij het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst met dezelfde voorwaarden en met dezelfde inhoud als de beëindigde. Aan partijen is tevens kenbaar gemaakt dat alhoewel de vordering hierover niet rept, gelijk in deze procedure een beslissing hieromtrent zal worden gegeven.
4.5 DSB heeft opgemerkt dat de wettelijke regeling in strijd is met artikl 1614a van het Burgerlijk Wetboek, omdat het loon slechts verschuldigd is gedurende de dienstbetrekking en er gedurende de schorsing geen dienstbetrekking is, doch heeft zich bereid verklaard op grond van de ter zake geldende wettelijke bepaling het loon te voldoen vanaf het moment van de schorsing van de dienstbetrekking tot en met april 2012.
4.6 De kantonrechter overweegt dat er van verschuldigdheid van loon inderdaad geen sprake kan zijn zolang het herstel van de dienstbetrekking niet heeft plaatsgevonden, doch dat de bepaling zo moet worden verstaan dat DSB over de periode tussen de indiening van het verzoek tot het vaststellen van een afkoopsom en de beslissing van de rechter een bedrag gelijk aan het loon, dat bij herstel van de dienstbetrekking en dus bij het aangaan van de nieuwe arbeidsovereenkomst met dezelfde voorwaarden en dezelfde inhoud als de beëindigde, aan [gedaagde] moet betalen.
4.7 DSB heeft een berekening van het loon gepresenteerd. Uit de ter zake overgelegde productie zijn er voor het totaal inkomen twee bedragen opgebracht: SRD 68.873,67 en SRD 65.257,82. De kantonrechter begrijpt dat het bedrag van SRD 68.873,67 inclusief het bedrag van pensioenpremie ten bedrage van SRD 3.615,85 is.
4.8 DSB heeft voorgesteld het werknemersaandeel van de pensioenbijdrage in het pensioenfonds te storten, wanneer [gedaagde] hiermee akkoord gaat. Als [gedaagde] hiermee niet akkoord gaat, aanvaardt zij haar pensioenbreuk. Nu [gedaagde] expliciet heeft aangegeven de pensioenbreuk te aanvaarden, zal de kantonrechter het punt van de pensioenbreuk onbesproken laten en wordt ervan uitgegaan dat geen der partijen een pensioenbijdrage in het pensioenfonds hoet te storten. Het aan [gedaagde] verschuldigde bedrag gelijk aan het loon gedurende de periode van de schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis is derhalve SRD. 65. 257,82.
4.9 De kantonrechter zal voorbij gaan aan het voorstel van [gedaagde] om de kinderbijslag bij te berekenen. Indien [gedaagde] van oordeel is dat zij zulks nog te vorderen heeft, staat zulks haar vrij.
4.10 De proceskosten zullen worden gecompenseerd in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. Beschikkende
5.1 Stelt de afkoopsom ingevolge artikel 1615t lid 3 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek vast op het bedrag van SRD 100.000,– (eenhonderdduizend Surinaamse dollar).
5.2 Bepaalt dat DSB aan [gedaagde] het bedrag van SRD 65.257,82 (vijfenzestigduizend tweehonderd zevenenvijftig 82/100 Surinaamse dollar) gelijk aan het loon gedurende de periode van de schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis verschuldigd is.
5.3 Compenseert de proceskosten tussen partijen in dier voeg dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.4 Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken te Paramaribo op dinsdag 24 april 2012 door de kantonrechter-plaatsvervanger in het eerste kanton mr. R.G. Chatterpal in tegenwoordigheid van de fungerend griffier.
w.g. G.R. Mangal w.g. R.G. Chatterpal