SRU-K1-2013-12

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-123805
  • Uitspraakdatum 12 december 2013
  • Publicatiedatum 16 april 2020
  • Rechtsgebied Burger-overheid
  • Inhoudsindicatie

    Eiser heeft een arbeidsovereenkomst gesloten met gedaagde voor de duur van 1 jaar met de mogelijkheid tot verlenging. Na een jaar doet eiser het verzoek tot vaste aanstelling en wordt onderworpen aan een keuring en wordt goedgekeurd.
    Daarna wordt aan de eiser medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst wordt opgezegd. Door op een dergelijke manier om te gaan met de belangen van eiser, handelt gedaagde naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter – in strijd met de Personeelswet. Het door gedaagde genomen besluit tot opzegging van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst danwel beëindiging van de dienstbetrekking tussen partijen, zal door het Hof als ambtenarengerecht naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden vernietigd.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. no. 123805
12 december 2013

Vonnis in kort geding in de zaak van

[eiser],
wonende te [district],
eiser in kort geding.
gemachtigde: mr. A. van der San, advocaat,

tegen

De Staat Suriname, met name het ministerie van Justitie en Politie, vertegenwoordigd wordende door de Procureur-generaal bij het Hof van Justitie,
kantoorhoudende te Paramaribo,
gedaagde in kort geding,
gemachtigde: mr.H.H. Veldkamp, advocaat.

1. Het procesverloop

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:

  • het verzoekschrift met bijbehorende producties dat op 1 oktober 2012 ter griffie der kantongerechten is ingediend
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusie van dupliek
  • de op 28 maart 2013 gegeven rolbeschikking;
  • het proces-verbaal van de op 14 mei 2013 gehouden comparitie van partijen.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 Bij brief dd. 10 maart 2011 heeft Vice President aan de Minister van Justitie en politie medegedeeld dat ontheffing is verleend van de personeelsstop, teneinde eiser als chauffeur/bode aan te trekken, en wel te rekenen van 1 maart 2011.

2.2 Bij beschikking dd. 28 maart 2011 is door de minister van Justitie en Politie, de directeur van Justitie en Politie gemachtigd om met eiser een arbeidsovereenkomst aan te gaan overeenkomstig de bepalingen van de Personeelswet

2.3 In 2011 heeft de waarnemend directeur van Justitie en Politie een arbeidsovereenkomst gesloten met eiser te rekenen vanaf 16 maart 2011 en wel voor de duur van 1 jaar met de mogelijkheid tot verlenging.

2.4 Bij brief dd. 5 augustus 2010, afkomstig van de Minister van Binnenlandse Zaken en gericht aan alle Ministers, is het volgende medegedeeld:
”Onder verwijzing naar de toelichting, die u als bijlage aantreft, verzoek ik u de volgende richtlijn op uw ministerie toe te passen in de voorkomende gevallen.
De landsdienaar die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst van de overheid treedt, dient binnen 6 maanden van een aanstelling in vaste dienst te worden voorzien indien:
– De landsdienaar bij het geneeskundig onderzoek, als bedoeld in artikel 12 lid 1 van de Personeelswet lichamelijk geschikt is bevonden:
– En de omstandigheden zoals opgenomen in de artikelen 14 en 15 van de Personeelswet niet van toepassing zijn op de landsdienaar.
Rekenend op een correcte uitvoering van deze richtlijn”.

2.5 Bij brief dd.14 maart 2012 van eiser gericht aan de waarnemend directeur van Justitie en Politie heeft eiser het verzoek gedaan om hem van een vaste aanstelling te voorzien ingevolge de Personeelswet en de instructie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

2.6 Op 21 maart 2012 is eiser aan een medische keuring onderworpen en is hij goedgekeurd.

2.7 Bij brief dd. 25 juli 2012 van de waarnemend directeur van Justitie en Politie, is aan eiser medegedeeld dat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst ingaande 25 september 2012 is opgezegd.

2.8 Bij beschikking dd. 23 augustus 2012 is de arbeidsovereenkomst met eiser met ingang van 25 september 2012 opgezegd.

3 De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1 Eiser vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. schorsing van de beschikking dd. 23 augustus 2012.
b. veroordeling van gedaagde om de uitbetaling van de bezoldiging en alle rechten en plichten zoals vervat in de Personeelswet te eerbiedigen.
c. veroordeling van gedaagde tot betaling van een dwangsom.

3.2 Eiser stelt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door gedaagde in strijd is met de Personeelswet. Naar de kantonrechter begrijpt dat stelt eiser zich op het standpunt dat gedaagde zich onrechtmatig gedraagt jegens hem.

3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. De kantonrechter komt zover nodig terug daarop in de beoordeling.

4 De beoordeling

4.1 Het spoedeisend belang blijkt uit de stellingen van eiseres en het door haar gevorderde.

4.2 Gedaagde heeft aangevoerd dat de kantonrechter onbevoegd is om kennis te nemen, van de onderhavige zaak, omdat het in casu gaat om een ambtenarenzaak waarvoor door de wetgever een speciale rechtsgang is gecreëerd.
Dit verweer gaat niet op.
De enkele omstandigheid dat eiser zich erop beroept dat gedaagde zich onrechtmatig jegens hem heeft gedragen, geeft ook de bevoegdheid van de kantonrechter in kort geding.

4.3 De vraag die thans dient te worden beantwoord is of eiser al dan niet ontvankelijk is in zijn vordering nu door de wetgever een speciale rechtsgang is gecreëerd voor ambtenarenzaken als de onderhavige.
Alhoewel door de wetgever een speciale rechtsgang is gecreëerd voor ambtenaren zaken is het een feit van algemene bekendheid, dat het niet verwachtbaar is dat binnen korte tijd een beslissing zal worden genomen. Aangezien eiser zonder inkomen zit is het ook van belang dat hij, binnen de kortst mogelijke tijd, uit de onzekere positie waarin hij zich bevindt geraakt. Eiser is derhalve ontvankelijk in zijn vordering.

4.4 Gedaagde voert voorts aan dat eiser geen aanstelling ingevolge artikel 12 van de Personeelswet doch dat hij, gedaagde, een tijdelijke dienstverband heeft beoogd met eiser.
Dit verweer gaat evenmin op. Artikel 14 lid 1 van de Personeelswet, heeft een limitatieve opsomming gegeven voor aanstellingen in tijdelijke dienst. Gesteld noch gebleken is dat in het onderhavige geval een van die omstandigheden zich voordoet. Evenmin is gebleken dat bij de indiensttreding van eiser, dat duidelijk aan hem kenbaar is gemaakt en hij begrepen heeft waar het om ging. De kantonrechter acht het derhalve aannemelijk dat partijen een arbeidsovereenkomst met elkaar zijn aangegaan. Bovendien blijkt dat ook uit de kop van de tussen partijen gesloten overeenkomst waarin met capitale letters is verwoord: “ARBEIDSOVEREENKOMST INGEVOLGE ARTIKEL 15 VAN DE PERSONEELSWET’.

4.5 Zoals reeds onder 2.4 van de feiten is overwogen, is gebleken dat de Minister van Binnenlandse Zaken bij brief dd. 5 augustus 2010 aan alle Ministers richtlijnen heeft doen toekomen voor de aanstelling van een ambtenaar in vaste dienst.
Gedaagde heeft niet althans niet gemotiveerd weersproken dat door eiser is voldaan aan de in genomen brief opgenomen vereisten voor een vaste aanstelling, zodat daarvan kan worden uitgegaan. Door op een dergelijke manier om te gaan met de belangen van eiser, handelt gedaagde naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter – in strijd met de Personeelswet en met de richtlijnen van de Minister van Binnenlandse Zaken zoals vervat in de brief dd. 5 augustus 2010 en zal het door gedaagde genomen besluit tot opzegging van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst danwel beëindiging van de dienstbetrekking tussen partijen, door het Hof als ambtenarengerecht naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden vernietigd. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om het door gedaagde genomen besluit, bij beschikking dd. 23 augustus 2012, te schorsen totdat definitief daarover zal zijn beslist. Daarnaast zal gedaagde, in het kader van een voorlopige voorziening, worden veroordeeld om aan eiser te betalen zijn salaris zoals overeengekomen

4.6 Op grond van het voorgaande acht de kantonrechter verdere bespreking van de overige stekingen en weren van partijen overbodig.

4.7 Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen.

5 . De beslissing

5.1 Schorst de beschikking dd. 23 augustus 2012 totdat definitief daarover zal zijn beslist.

5.2 Veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen zijn salaris zoals overeengekomen tussen partijen en wel met ingang van september 2012 totdat definitief daarover zal zijn beslist.

5.3 Verklaart het vonnis zover nodig uitvoerbaar bij voorraad.

5.4 Veroordeelt gedaagde tot betaling van de proceskosten aan de zijde van eiser gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD258.= (tweehonderd en achtenvijftig Surinaamse Dollar).

5.5 Weigert het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter in kort geding in het Eerste Kanton, mr. I.S Chhangur-Lachitjaran en te Paramaribo ter openbare terechtzitting van donderdag 12 december 2013 door de kantonrechter-plaatsvervanger in kort geding in het Eerste Kanton mr. A.C. Johanns in tegenwoordigheid van de griffier.

w.g. D. Ramdin w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran

w.g. A.C. Johanns

PARTIJEN IN KORT GEDING ZIJN NOCH IN PERSOON , NOCH BIJ GEMACHTIGDE BIJ DE UITSPRAAK TER TERECHTZITTING VERSCHENEN.