- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-133715
- Uitspraakdatum 05 september 2013
- Publicatiedatum 07 juni 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
– Wijziging van het petitum door eisers wordt als niet strijdig met de wet en de goede procesorde toegewezen.
– Aangezien de volmacht van [verzoeker sub 3] is ingetrokken ontbeert hij de bevoegdheid om namens de voormalige volmachtgevers [eisers sub 1 en 2] de vordering in te stellen.
– Aan [verzoeker sub 3] komt het economisch eigendomsrecht toe ter zake de percelen en niet het juridische, aangezien de percelen nog niet aan hem zijn geleverd. Als economische eigenaar, die recht heeft op levering van de percelen, heeft [verzoeker sub 3] een legitiem belang dat de door hem gekochte percelen NIET in het openbaar worden verkocht. Hij heeft er dus belang bij de vordering in persoon in te stellen.
– Vaststaat dat de leensom aangevuld met rente niet is afbetaald en komt aan Stichting Sothal het recht toe, ex artikel 1207 BW, over te gaan tot openbare verkoop van de met het hypotheekrecht bezwaarde percelen.
Wijziging petitum; gevolmachtigde/volmachtgever; economische eigenaar; stopzetting executie (artt. 109 BRv. en 1207 BW)SJB
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
AR no. 13-3715
05 september 2013
Vonnis in kort geding inzake
1. [verzoeker sub 1],
2. [verzoeker sub 2], echtelieden, gehuwd in algehele gemeenschap van goederen, wonende aan [adres] te [district],
3. [verzoeker sub 3],
verzoeker in kort geding in personen en als gemachtigde van verzoekers sub 1 en sub 2,
gemachtigde: mr. J.M. Nibte, advocaat
tegen
STICHTING SOTHAL, rechtspersoon, domicilie gekozen hebbende aan de Mahonylaan no. 22, te Paramaribo,
gedaagde in kort geding,
gemachtigde: mr. G.A.T.T. Sitaram, advocaat.
Partijen zullen hierna worden aangeduid bij hun respectieve achternamen, als de [eisers sub 1 en 2] dan wel gezamenlijk als de eisers enerzijds en als Stichting Sothal anderzijds.
De kantonrechter in het eerste kanton heeft, in naam van de Republiek, het navolgend vonnis in kort geding uitgesproken.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van het geding blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
– het inleidend rekest met producties op 30 augustus 2013 ter griffie ingediend met producties zijdens de eisers;
– de beschikking d.d. 02 september 2013 zijdens de kantonrechter dat de zaak in kort geding zal dienen op 02 september 2013;
– de conclusie van antwoord zijdens Stichting Sothal met producties d.d. 03 september 2013;
– de mondelinge conclusie van repliek d.d. 04 september 2013 zijdens eisers;
– de mondelinge conclusie van dupliek d.d. 04 september 2013 zijdens Stichting Sothal.
1.2 Tenslotte is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden 05 september 2013.
2. Feiten
2.1 Blijkens de overgelegde notariële akte d.d. 20 februari 1995 (productie 1 bij het inleidend rekest) hebben de [eisers sub 1 en 2] aan [verzoeker sub 3] last en volmacht gegeven om namens de [eisers sub 1 en 2], rechtshandelingen te verrichten betrekking hebbende op twee percelen gelegen in [district] nader aangeduid in voornoemde akte en in sub 5 van het verzoekschrift en zonder nadere omschrijving bij partijen bekend.
2.2 Blijkens de overgelegde onderhandse en gelegaliseerde akte van koop en verkoop d.d.20 februari 1995 (productie 2 bij het inleidend rekest) hebben de [eisers sub 1 en 2] voornoemde twee percelen aan [verzoeker sub 3] verkocht. De juridische overdracht heeft niet plaatsgevonden.
2.3 Blijkens de overgelegde notariële akte van geldlening en hypotheekstelling d.d. 14 mei 2001 verleden bij de notaris R. Ramautar (productie 3 bij het inleidend rekest) heeft [verzoeker sub 3], handelende als gevolgmachtigde van de [eisers sub 1 en 2] krachtens voornoemde akte van lastgeving, met Stichting Sothal een geldleenovereenkomst gesloten ten bedrage van Nf 200.000,-. Tot zekerheid van de betaling heeft [verzoeker sub 3] hypotheek doen vestigen op de twee voornoemde percelen ten gunste van Stichting Sothal.
2.4 Blijkens het overgelegde exploit van de deurwaarder D.E. Hew A Kee d.d. 12 juli 2013 onder no. 182 (productie 4 bij het inleidend rekest) zijn de [eisers sub 1 en 2] aangezegd dat Stichting Sothal op donderdag 05 september 2013 te 10.00 uur des voormiddags zal overgaan tot openbare verkoop van de litigieuze onroerende goederen.
2.5 Het dispuut betreft de vraag of de voorgenomen executie onrechtmatig is.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
De eisers vorderen om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad op alle dagen en uren:
3.1
Primair:
a. de stopzetting c.q. opschorting te gelasten van de door Stichting Sothal voor donderdag 05 september 2013 aangekondigde openbare verkoop van de litigieuze onroerende goederen genoemd onder sub 5 van het verzoekschrift, totdat in en door de eisers aanhangig te maken rechtsgeding zal zijn beslist;
b. Stichting Sothal te veroordelen in de proceskosten.
Subsidiair:
a. de stopzetting c.q. opschorting te gelasten van de door Stichting Sothal voor donderdag 05 september 2013 aangekondigde openbare verkoop van de litigieuze onroerende goederen genoemd onder sub 5 van het verzoekschrift, totdat door Stichting Sothal op rechtsgeldige wijze de akte van geldlening en hypotheekstelling is betekend zijnde het bedrag groot Nf. 200.000,- althans de tegenwaarde in euro’s vermeerderd met een rente van 2% per maand vanaf 14 mei 2001 tot en met 14 mei 2002 conform de akte van geldlening;
b. Stichting Sothal te veroordelen in de proceskosten.
De eisers stellen daartoe het volgende:
3.2 De eisers moesten het ter leen ontvangen bedrag terugbetalen binnen een jaar met bijbetaling van rente. Niet is overeengekomen dat de eisers na het verstrijken van de termijn van 1 jaar tevens rente verschuldigd zijn. Partijen hebben bovendien uitdrukkelijk de afspraak gemaakt dat na het verstrijken van het jaar geen rente zal zijn verschuldigd.
3.3 Na het verstrijken van de overeengekomen termijn heeft [verzoeker sub 3] de betalingen van het geleend bedrag aan Stichting Sothal aangeboden, echter deze heeft het bedrag niet geaccepteerd stellende dat zij tezijnertijd zou aangeven wanneer zij behoefte had aan het geldbedrag.
Stichting Sothal verweert zich als volgt:
3.4 Formeel verweer: [verzoeker sub 3] is onbevoegd onderhavige vordering in te stellen omdat de volmacht gedateerd 20 februari 1995 sedert 23 maart 2009 bij notariële akte is ingetrokken.
3.5 Materieel verweer: De rentevergoeding loopt door totdat de hoofdsom integraal is afgelost.
3.6 Op verdere stellingen van de eisers en weren van Stichting Sothal komt de kantonrechter hierna, voor zover nodig, terug.
4. De beoordeling van de vordering
4.1 Het spoedeisend belang van de eisers bij de ingestelde vordering is in voldoende mate gebleken uit zijn stellingen nu het betreft een op handen zijnde openbare verkoop.
4.2 Tijdens het mondeling afpleiten ter terechtzitting hebben eisers aanvulling van hun eis gevorderd en wel met bovenstaande genoemd onder 3.1 onder de kop: subsidiair. Stichting Sothal heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. De kantonrechter overweegt ter zake het volgende. Het artikel 109 Rv. biedt de eiser de bevoegdheid om tot de afloop van de zaak zijn eis te wijzigingen of te verminderen. Deze mogelijkheid van wijziging van eis wordt begrensd door de eisen van een goede procesorde. De wederpartij kan bezwaar maken tegen een eiswijziging als hij vindt dat die grens overschreden wordt. De rechter kan die grens ook ambtshalve bewaken. De gedaagde kan zich tegen een wijziging of vermeerdering verzetten wanneer hij daardoor in zijn verdediging onredelijk wordt bemoeilijkt of het geding daardoor onredelijk wordt vertraagd.
4.3 De kantonrechter oordeelt ter zake dat Stichting Sothal niet in haar verdediging onredelijk is bemoeilijkt of dat het geding daardoor onredelijk is vertraagd. Voorts verbiedt het voornoemd artikel de eiser nochtans het onderwerp van de eis te veranderen of te vermeerderen. Aan dit laatste bezondigen de eisers zich niet doordat de grondslag van hun eis, zijnde de vermeende onrechtmatigheid van de voor handen zijnde openbare verkoop, ongewijzigd is gebleven. Het verzoek van de eiser tot wijziging van het petitum zal als zijnde niet strijdig met de wet en niet strijdig met een goede procesorde, toegewezen worden.
4.4 Ter zake het door Stichting Sothal gevoerd formeel verweer betrekking hebbende op de onbevoegdheid van [verzoeker sub 3] om de vordering in te stellen overweegt de kantonrechter het volgende. Blijkens de door Stichting Sothal overgelegde en niet door de eisers betwiste notariële akte d.d. 23 maart 2009 verleden bij notaris J.R.K. Vishnudatt, hebben de [eisers sub 1 en 2] alle volmachten, meer in het bijzonder de volmacht van 20 februari 1995, per voornoemde datum ingetrokken. Vermeende onbekendheid van [verzoeker sub 3] hiermee doet hieraan niet af. Vanwege de ingetrokken volmacht ontbeert [verzoeker sub 3] de bevoegdheid namens de [eisers sub 1 en 2] de vordering in te stellen. Hij zal voor wat betreft die vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
4.5 Ter zake de vraag of [verzoeker sub 3] wel bevoegd is in persoon de vordering in te stellen overweegt de kantonrechter dat [verzoeker sub 3] door de koop een relatief recht heeft verkregen dat hij als koper alleen tegen de verkopers kan inroepen. Bij de levering zou hij een zakelijk recht in dezen het eigendomsrecht verkrijgen en wel – ex het artikel 670 BW– op het moment van het doen overschrijven van de koopakte in de daartoe bestemde openbare registers van het hypotheekkantoor. De levering van de gekochte onroerende goederen heeft echter niet plaatsgevonden. In deze kan worden gesproken van het verkrijgen van economische eigendom hetgeen aan [verzoeker sub 3] toekomt welke moet worden onderscheiden van het juridisch eigendom dat nog in handen is van de [eisers sub 1 en 2]. Volgens de Hoge Raad (HR 5 maart 2004, NJ 2004, 316) wordt met het begrip doorgaans gedoeld op het bestaan van een aantal verbintenisrechtelijke rechten en verplichtingen tot een zaak, die niet in alle gevallen dezelfde inhoud behoeven te hebben. Als economische eigenaar die recht heeft op de levering en er belang bij heeft dat de door hem opgekochte percelen niet in het openbaar worden verkocht dient [verzoeker sub 3] geacht te worden een legitiem belang te hebben bij het instellen van de vordering en dient hij daarin in persoon procederende dan ook ontvankelijk verklaard te worden. Temeer daar hij te kennen heeft gegeven de leensom te willen betalen en het voor Stichting Sothal niet uitmaakt wie deze betaalt.
4.6 Thans de vraag wat uitgaande van de geldleenovereenkomst met hypotheekstelling aan Stichting Sothal dient te worden betaald. In de litigieuze notariële akte van geldlening en hypotheekstelling d.d. 14 mei 2010 is voor zover van belang het volgende opgenomen: “1. dat de gemelde som van Nf. 200.000,- zal worden terugbetaald binnen een jaar na heden met bijbetaling ener rentevergoeding berekend tegen twee (2) procent per maand. Echter dient de rente elke maand te worden voldaan…”. De opvatting van [verzoeker sub 3] is dat niet is overeengekomen dat de eisers na het verstrijken van de termijn van 1 jaar tevens rente verschuldigd zijn. De kantonrechter overweegt ten aanzien hiervan dat nu onduidelijk is welke renteverplichtingen uit de overeenkomst voortspruiten, nagegaan dient te worden welke betekenis partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de contractsbepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De kantonrechter is van oordeel dat het ongebruikelijk is dat partijen overeenkomen dat rentevergoeding slechts voor een beperkte periode geldt en niet tot wanneer de lening volledig is afbetaald. Daarenboven zouden partijen volgens [verzoeker sub 3] uitdrukkelijk de afspraak hebben gemaakt dat na het verstrijken van het jaar geen rente verschuldigd zou zijn. Na de betwisting van dit laatste door Stichting Sothal heeft [verzoeker sub 3] dit niet aannemelijk kunnen maken. Aan dit verweer dient derhalve voorbij gegaan te worden. Gegeven het bovenstaande mocht Stichting Sothal in redelijkheid ervan uitgaan dat de rentevergoeding verschuldigd was totdat de hoofdsom was afgelost en redelijkerwijs verwachten dat dat ook de zienswijze van [verzoeker sub 3] was.
4.7 Aan de stelling van [verzoeker sub 3] dat na het verstrijken van de overeengekomen termijn hij de betalingen van het geleend bedrag aan Stichting Sothal heeft aangeboden echter dat deze het bedrag niet accepteerde kan worden voorbijgegaan. [verzoeker sub 3] heeft geen verificatoren aangeboden om dit aannemelijk te maken en heeft ook niet, nadat het hem bekend was dat hij in elk geval tot betaling diende over te gaan – in elk geval na de aanzegging tot openbare verkoop – de betaling verricht van minstens de geldsom waarvan hij de mening was toegedaan dat hij dat bedrag wel aan Stichting Sothal verschuldigd was. De stelling van [verzoeker sub 3] dat hij onbekend was met eerdere aanzeggingen om tot openbare verkoop over te gaan, gaat niet op. Blijkens de overgelegde aanzeggingen (productie 3, 4 en 5 van de conclusie van antwoord) zijn deze aan [verzoeker sub 3] (productie 4) en aan de [eisers sub 1 en 2] (productie 3 en 5) betekend. Evenwel was de betekening aan [verzoeker sub 3] niet van node nu hij zelf geen partij was bij de geldleenovereenkomst – de overeenkomst is niet mede in persoon gesloten – en hij geen juridische eigenaar van de percelen was en is.
4.8 Nu vaststaat – als bovenoverwogen – dat leensom aangevuld met rente uitgaande van de geldleenovereenkomst met hypotheekstelling niet is afbetaald – ook niet het bedrag dat [verzoeker sub 3] erkent – komt Stichting Sothal het recht toe om overeenkomstig het artikel 1207 BW tot openbare verkoop over te gaan en zullen de vorderingen van [verzoeker sub 3] ter zake stopzetting c.q. opschorting van de door Stichting Sothal voor donderdag 05 september 2013 aangekondigde openbare verkoop van de litigieuze onroerende goederen, worden afgewezen.
4.9 De kantonrechter zal gegeven het bovenstaande op de overige stellingen en weren van partijen niet ingaan nu deze hem niet langer relevant voorkomen en [verzoeker sub 3] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen overeenkomstig artikel 59 juncto 61 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
5. De beslissing in kort geding
De kantonrechter:
5.1 verklaart [verzoeker sub 3] niet ontvankelijk in zijn vordering ingesteld in de hoedanigheid van gemachtigde van de [eisers sub 1 en 2];
5.2 wijst de vorderingen van [verzoeker sub 3] in persoon ingesteld, af;
5.3 veroordeelt [verzoeker sub 3] in de proceskosten aan de zijde van Stichting Sothal gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 200,- (tweehonderd Surinaamse dollar).
Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op woensdag 05 september 2013 door de kantonrechter, het lid-plaatsvervanger van het Hof van Justitie in het eerste Kanton mr. R.M. Praag te Paramaribo in tegenwoordigheid van de fungerend-griffier mr. S.P. Andea.
w,g, S.P. Andea w.g. R.M. Praag