- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-133768
- Uitspraakdatum 13 september 2013
- Publicatiedatum 18 augustus 2020
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Artikel 1393 van het Burgerlijk Wetboek. Schending van de goede naam en eer.
– De ernst van de over eiseres sub A geuite beschuldigingen en de wijze waarop deze zijn gepresenteerd en de daardoor te verwachten negatieve gevolgen voor eisers vereist dat deze zijn gebaseerd op een deugdelijk journalistiek onderzoek, resulterend in een stevige onderbouwing voor de geuite beschuldigingen.
– Het vastleggen van de woorden van derden ontslaat gedaagden sub B en C niet van hun eigen verantwoordelijkheid jegens eisers voor wat betreft de inhoud van de artikelen.
– Dat eisers niet hebben meegewerkt aan het verzoek van gedaagden om een reactie te geven op het artikel, doet aan het voorgaande niets af. Van eisers hoeft immers niet te worden verwacht dat zij meewerken aan de publicatie van een artikel met een dergelijke inhoud.
– De kantonrechter concludeert dat deze wijze van publicatie niet alleen een ernstig inbreuk is op het privéleven van de eisers, maar ook een ernstige aantasting van hun goede naam en eer (art 1393 e.v. BW).SJB 2013/3
Uitspraak
A.R. no. 133768
13 september 2013
Vonnis in kort geding in de zaak van
[eiseres sub A]
[eiseres sub B], wonende te [district]
eisers in kort geding
gemachtigde: mr. S. Mangroelal, advocaat,
tegen
A. Parbode Surinaams Magazine, nader te noemen Parbode,
B. [gedaagde sub B], uitgever van gedaagde sub A.
C. [gedaagde sub C],
allen gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo
gedaagden in kort geding
gemachtigde: mr. H.R. Schurman, advocaat.
1. Het procesverloop
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
- het verzoekschrift dat op 5 september 2013 ter griffie der kantongerechten is ingediend,
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Eiseres sub A is de echtgenote geweest van wijlen de heer [naam 1] (hierna [naam 1]). Eiseres sub B is de dochter van [naam 1]. [naam 1] oefende het beroep van architect uit.
2.2 [naam 1] is in het jaar 1976 middels vergiftiging om het leven gebracht. De dader hiervan is nimmer achterhaald.
2.3 Parbode is een maandblad. In de Parbode van september 2013, jaargang 8 no. 89 is gepubliceerd het artikel met als titel “Wie vermoordde [naam 1]?”(hierna het artikel). Dit artikel is geschreven door gedaagde sub C, die journalist is. In het artikel wordt eiseres sub A aangeduid met “[naam 2]” .
2.4 In het artikel is – zover in de onderhavige zaak van belang – het volgende opgenomen:
“Alle architecten hadden het moeilijk”, zegt een gepensioneerde aannemer, maar Architectenbureau [naam 1] had het extra moeilijk. Op een bepaald moment gingen de zaken zo slecht, dat [naam 1] zijn spullen moest verkopen en het personeel ontslaan. In een interview uit 1974 vertelt hij dat de overheid hem bewust heeft geprobeerd te treffen. Kort daarna volgt er een gesprek met de nieuwe minister van OWV, de NPS-minister Achmed Karamat Ali. In de krant staat het heugelijke feit dat de minister [naam 1] heeft “gered”. “Nee, zo was het niet helemaal”, zegt een kennis, “niet [naam 1] maar [naam 2] is met Karamat Ali gaan praten. Zij waren heel goed bevriend. De volgende dag had [naam 1] zijn geld al”. Als [naam 2] inderdaad zo goed bevriend was met de minister, zat [naam 1] mogelijk in een lastig parket als hij een fraude had willen openbaren.
[naam 1] hield van vrouwen, en vrouwen hielden van hem. Hij had na zijn eerste huwelijk jarenlang een relatie met [naam 3], een energieke directiesecretaresse. Maar toen kwam [naam 2] in zijn leven. Een beeldschone, gesoigneerde lichtkleurige Hindoestaanse vrouw, een paar jaar jonger dan [naam 1]. Ook zij kregen een relatie, hoewel [naam 2] toen nog getrouwd was met een ander. Toen haar echtgenoot achter de verhouding kwam, was de scheiding overigens snel geregeld. Op een bepaald moment waren zowel [naam 3] als [naam 2] zwanger van [naam 1]. Beide dames zouden bovendien in dezelfde maand gaan bevallen. Voor [naam 2], die al twee kinderen had met haar ex-man, zou het een schande betekenen om ongetrouwd een kind te krijgen. Van een Creool nota bene, want we spreken hier over 1970, het tijdperk vóór Wan Pipel. Volgens insiders heeft ze [naam 1] gedwongen met haar te trouwen. “Er was beslist sprake van chantage”, zegt een bekende van de familie. “[naam 1]” had geen keuze, met tegenzin stemde hij toe”. Het sober huwelijk – zelfs [naam 1] personeel wist van niets – vond in maart 1971 plaats. En in april werden met een dag ertussen twee meisjes [naam 4] geboren. Met [naam 2] kreeg hij korte tijd later nog een dochter. Maar de relatie met [naam 3] zou volgens sommigen veel prettiger verlopen dan de relatie met zijn wettige vrouw. “Het ging helmaal niet goed in huize [naam 1]”, vertelt een bron uit de omgeving. “[naam 1] werd zelfs mishandeld door zijn vrouw. Hij heeft meer dan eens aangifte van gedaan bij de politie”. Kort voor zijn dood zou [naam 1] zijn beste vriend verteld hebben dat hij zou gaan scheiden van [naam 2], om definitief terug te gaan naar [naam 3]. Wat zou een scheiding betekend hebben voor [naam 2]? Allereerst de schande van twee keer gescheiden te zijn natuurlijk. Mogelijk zou ze er financieel op achteruit gaan. [naam 1] had aardig wat opgebouwd aan bezit.Volgens een oud-politieman ging al snel na de moord het gerucht rond dat de wettige vrouw van [naam 1] iets met de moord te maken zou hebben. Een zeer kwetsende veronderstelling natuurlijk. Maar er zijn een paar frappante details die irritant blijven knagen. Waarom wachtte [naam 2], die een medische opleiding had voltooid, urenlang op een ambulance terwijl haar man lag te sterven? Ze was met de auto thuisgekomen, dus waarom niet direct naar het ziekenhuis gereden? Er was een aantal volwassenen in huis om te helpen [naam 1] in de auto te leggen: de tuinman, zijn familie, de nanny. [naam 1] was een tengere man van ongeveer 1.70 meter. Het zou met drie personen makkelijk gelukt zijn. Naast [naam 2] kon ook de tuinman een auto besturen. De nanny kon thuis blijven met de kinderen. En waarom is geen van de vrienden die op steenworp afstand woonden erbij gehaald? Volgens één van de aanwezigen in Boxel op de avond van de moord, was de reactie van [naam 2] toen ze haar man stervend aantrof ook opmerkelijk. “Ze leek eerder geïrriteerd dan bezorgd”. Een andere bron vertelt dat er strychnine in de woning is aangetroffen. Het zijn niet alleen ordinaire roddels die hinten richting het gezin. Ook de politieman die het dossier kent zegt met een veelzeggende blik: “Je moet je ook afvragen hoe en vooral wanneer het gif is toegediend. Voor wat wij hebben kunnen reconstrueren, is [naam 1] in elk geval niet in het Park vergiftigd. Je moet het dichter bij huis zoeken, als was het politieonderzoek niet duidelijk tot een bron terug te voeren”. Verder wil hij niets over kwijt. “Vraag het maar aan de familie. Die weet er meer van ….”.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eisers vorderen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – zakelijk weergegeven – veroordeling van gedaagden om onmiddellijk na de uitspraak:
a. de verkoop van Parbode van september 2013, jaargang 8 nummer 89 in en buiten Suriname onmiddellijk stop te zetten en de reeds gedistribueerde en niet verkochte exemplaren van de diverse verkooppunten te halen.
b. In de lokale dagbladen, op de website van gedaagde sub A en overige internet sites zoals onder andere Facebook en Twitter, alsook in de komende editie van Parbode de volgende rectificatie op een opvallende plek de navolgende tekst te publiceren met een minimale lettergrootte van 12 en het lettertype Arial:
Middels deze publicatie geven Parbode Magazine, haar redacteur [gedaagde sub B] en [gedaagde sub C] uitdrukkelijk aan dat het artikel gepubliceerd in de editie van september 2013, jaargang 8 no. 89 onterecht is geschied zonder voorafgaande toestemming van alle erfgenamen van wijlen [naam 1] en op onwaarheid berust. De publicatie is naar deze erfgenamen toe beledigend, tast hun goede naam en eer, alsook hun privacy aan. Wij bieden de erfgenamen dan ook onze welgemeende verontschuldigingen aan voor het ontstane ongerief welke hierdoor is geleden.
c. het bewijs van het onder a en b bevorderde direct na de stopzetting van de verkoop en publicatie van de rectificatie aan eisers te leveren.
d. tot betaling van een dwangsom.
3.2 Eisers hebben onder meer aan hun vordering ten grondslag gelegd dat zij zich beledigd voelen en in hun eer en goede naam zijn aangetast door het artikel. Gedaagden hebben zich, door de publicatie van het bericht, onrechtmatig gedragen jegens eisers.
3.3 Gedaagden hebben verweer gevoerd. De kantonrechter komt zover nodig terug daarop in de beoordeling.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang blijkt uit de stellingen en het gevorderde.
4.2 Gedaagden hebben aangevoerd dat de vordering ten onrechte is ingesteld tegen Parbode omdat deze geen juridische entiteit is.Eisers hebben dit niet weersproken, zodat daarvan in rechte dient te worden uitgegaan. Dit betekent dat eisers niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering tegen Parbode. Het verzoek van eisers om de naam van Parbode te vervangen door Caribbean Media Group (de handelsnaam van de maatschappij die Parbode uitgeeft), zal worden geweigerd. Immers, toestaan van dit verzoek zal ertoe leiden dat een geheel ander (rechts) persoon wordt betrokken in het onderhavig proces, zonder dat die de mogelijkheid heeft (gehad) om zich te verdedigen.
4.2.1 Gedaagden betogen voorts dat eisers evenmin ontvankelijk zijn in hun vordering tegen gedaagde sub B, nu deze gedaagde niet de uitgever is van Parbode. Eisers hebben hiertegen aangevoerd dat uit het colofon, achterin de Parbode is opgenomen “Uitgever: [gedaagde sub B]”, hetgeen niet is weersproken door gedaagden. Nu in Parbode zelf is opgenomen dat [gedaagde sub B], gedaagde sub B dus, de uitgever is van het blad, mag in rechte daarvan worden uitgegaan en is onderhavige de vordering terecht ingesteld mede tegen gedaagde sub B. Het verweer van gedaagden terzake zal worden verworpen.
4.2.2 Ten aanzien van gedaagde sub C wordt aangevoerd door gedaagden, dat gedaagde sub C niet in de hoedanigheid van journalist is betrokken in het proces, zodat eisers niet ontvankelijk zijn in hun vordering tegen deze gedaagde.Dit verweer dient te worden verworpen. Beide hoedanigheden van gedaagde sub C, dus in privé als in de hoedanigheid van journalist, verenigen zich in een en dezelfde persoon. Er kan dus geen onderscheid worden gemaakt tussen gedaagde sub C als materiële en formele procespartij. Het is dus ook niet nodig dat gedaagde sub C in de hoedanigheid van journalist wordt aangesproken.
4.3 Het gaat in deze zaak om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van gedaagde sub B en C het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van eisers het recht op bescherming van hun eer en goede naam en op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer. Het belang van gedaagden sub B en C is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moeten kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van eisers is dat zij niet worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Het antwoord op de vraag welk van deze beide, in beginsel gelijkwaardige rechten in dit geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. De mate waarin de beschuldiging steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal, is één van die omstandigheden, alsmede de wijze waarop de beschuldiging is gepresenteerd.
4.4 Aanleiding voor de publicatie van het artikel is het verschijnen van een artikel in het dagblad de Ware Tijd enkele maanden geleden, waarin stond “In liefdevolle herinnering, [naam 1], vergiftigd in 1976”.Uit het artikel in Parbode wordt niet alleen geïnsinueerd dat eiseres sub A mogelijk meer van de vergiftiging van [naam 1] moet afweten, maar wordt zij zelf ook als verdachte bestempeld. Daarnaast wordt ook het privé leven van eiseres sub A beschreven, met name de manier waarop zij de relatie met [naam 1] begon en de manier waarop de relatie eruit zag. Met zoveel woorden doet het artikel ook vermoeden dat eiseres sub A ontrouw was aan haar eerste echtgenoot toen zij [naam 1] leerde kennen en een relatie met hem begon. Ook geeft het artikel aan dat zij haar echtgenoot mishandelde enz.
4.5 De ernst van de over eiseres sub A geuite beschuldigingen en de wijze waarop deze zijn gepresenteerd, namelijk door onder meer een beschrijving te geven van haar privé leven, in het veel belezen maandblad, en de daardoor te verwachten negatieve gevolgen voor eisers, vereist dat deze zijn gebaseerd op een deugdelijk journalistiek onderzoek, resulterend in een stevige onderbouwing voor de geuite beschuldiging.
4.6 De enkele omstandigheid dat het artikel, en dus ook de beschuldiging aan eiseres sub A, tot stand is gekomen na diverse interviews van personen en raadpleging van krantenartikelen (archiefstukken), zoals door gedaagden is aangevoerd, rechtvaardigt niet een dergelijke zwaarwegende beschuldiging. Het vastleggen van de woorden van derden ontslaat gedaagden sub B en C niet van hun eigen verantwoordelijkheid jegens eisers voor wat betreft de inhoud van de artikelen. Dat eisers niet hebben meegewerkt aan het verzoek van gedaagden om een reactie te geven op het artikel, doet aan het voorgaande niets af. Van eisers hoeft immers niet te worden verwacht dat zij meewerken aan de publicatie van een artikel met een dergelijke inhoud. De kantonrechter concludeert dat deze wijze van publicatie niet alleen een ernstig inbreuk is op het privé leven van eisers maar ook een ernstige aantasting van hun goede naam en eer. Deze inbreuk rechtvaardigt dan ook de door eisers onder sub a van het petitum gevraagde voorziening tot stopzetting van de verdere verkoop van het blad met het gewraakte artikel in Suriname en het terughalen van de reeds gedistribueerde en niet verkochte exemplaren van de diverse verkooppunten. Voor zover de vordering betrekking heeft op een gebied buiten Suriname, zal de kantonrechter zich onbevoegd moeten verklaren.
4.7 De gevraagde voorziening met betrekking tot het plaatsen van een rectificatie, zoals gevorderd onder sub b van het petitum, zal worden toegewezen als in het dictum te melden voor zover deze dient te worden geplaatst in de eerst volgende editie van het maandblad Parbode, nu de inbreuk via dit blad is gepleegd en niet via andere media.
4.8 De onder sub c van het petitum gevraagde voorziening zal worden geweigerd als te zijn onvoldoende gespecificeerd. De kantonrechter begrijpt uit deze vordering dat eisers het bewijs van gedaagden geleverd willen hebben dat zij hebben voldaan aan het vonnis. Eisers hebben echter nagelaten om specifiek aan te geven op welke manier zij dit bewijs geleverd willen hebben.
4.9 Tenslotte is de gevorderde dwangsom toewijsbaar met dien verstande dat deze zal worden gemitigeerd als in het dictum te melden.
4.10 Op grond van het voorgaande wordt bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig geacht.
4.11 Gedaagden sub B en C zullen als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen.
5. De beslissing
5.1 De kantonrechter verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de door eiseres gevraagde voorzieningen voor zover deze betrekking hebben op een gebied buiten Suriname.
5.2 Verklaart eisers niet ontvankelijk in hun vordering tegen gedaagde sub A.
5.3 Veroordeelt gedaagden sub B n C om de verkoop van Parbode van september 2013, jaargang 8 nummer 89 binnen 1 x 24 muur na betekening van dit vonnis stop te zetten en de reeds gedistribueerde en niet verkochte exemplaren van de diverse verkooppunten te halen.
5.4 Veroordeelt gedaagden sub B eb C om in de eerstvolgende editie van Parbode de volgende rectificatie met de navolgende tekst te publiceren met een minimale lettergrootte van 12 en het lettertype Arial: RECTIFICATIE INZAKE “Wie Vermoordde [naam 1]?” Middels deze publicatie geven [gedaagde sub B] en [gedaagde sub C] uitdrukkelijk aan dat het artikel gepubliceerd in de editie van september 2013, jaargang 8 no. 89 onterecht is geschied zonder voorafgaande toestemming van alle erfgenamen van wijlen [naam 1] en op onwaarheid berust. De publicatie is naar deze erfgenamen toe beledigend, tast hun goede naam en eer, alsook hun privacy aan. Wij bieden de erfgenamen dan ook onze welgemeende verontschuldigingen aan voor het ontstane ongerief welke hierdoor is geleden.
5.5 Veroordeelt gedaagden sub B en C tot betaling van een dwangsom van SRD 5.000,= (vijfduizend Surinaamse Dollar) per dag voor iedere dag dat zij in strijd handelen met de overwegingen 5.3 en 5.4 van de beslissing tot een maximum van SRD 100.000,= (honderd duizend Surinaamse Dollar).
5.6 Verklaart het vonnis voor zover nodig uitvoerbaar bij voorraad.
5.7 Veroordeelt gedaagden sub B en C in de proceskosten aan de zijde van eisers gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 650,= (zeshonderd en vijftig Surinaamse Dollar).
5.8 Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het eerste kanton van vrijdag 13 september 2013 te Paramaribo door de kantonrechter in kortgeding, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran in tegenwoordigheid van de griffier.
w.g. G.R. Mangal w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran